RECHTBANK LEEUWARDEN
Sector straf
parketnummer 17/753407-08
verkort vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 19 augustus 2008 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1955 te [geboorteplaats],
wonende te [adres].
De rechtbank heeft gelet op het ter terechtzitting gehouden onderzoek van 5 augustus 2008.
De verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. H. Eigenberg, advocaat te Leeuwarden.
Telastelegging
Aan dit vonnis is een door de griffier gewaarmerkte fotokopie van de dagvaarding gehecht, waaruit de inhoud van de telastelegging geacht moet worden hier te zijn overgenomen.
In de telastelegging voorkomende schrijffouten of kennelijke misslagen worden verbeterd gelezen. De verdachte is hierdoor niet in zijn belangen geschaad.
Vordering officier van justitie
De officier van justitie heeft ter terechtzitting gevorderd:
- veroordeling voor het primair telastegelegde;
- oplegging van een werkstraf van 240 uur, een gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden, waarvan 3 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar, alsmede een ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de tijd van 2 jaar;
Bewijsoverweging
De raadsman heeft betoogd dat verdachte van het primair telastegelegde dient te worden vrijgesproken nu niet kan worden vastgesteld dat verdachte ten tijde van het ongeluk onvoldoende rechts heeft gehouden, aangezien verdachte hierover ter terechtzitting heeft verklaard dat hij zich dit niet herinnert. De oorzaak van het verkeersongeval is derhalve niet te achterhalen, zodat ook de schuld van verdachte aan dit verkeersongeval niet kan worden vastgesteld.
De rechtbank overweegt als volgt.
Uit de verklaring van verdachte (proces-verbaalnummer 2008009226-4), vlak na het ongeval ten overstaan van de politie afgelegd, blijkt dat verdachte de bocht, waar het verkeersongeval plaatsvond, binnendoor heeft willen nemen. Hij heeft daartoe zijn voertuig enigszins naar links gestuurd, waarna het ongeval plaatsvond.
Gelet op het feit dat de verklaring ten overstaan van de politie kort na het ongeval is afgelegd en verdachte in deze verklaring zijn rijgedrag voor, tijdens en na het ongeval helder en ondubbelzinnig onder woorden heeft gebracht, is de rechtbank van oordeel dat op grond van deze verklaring bewezen kan worden dat verdachte ten tijde van het ongeval onvoldoende rechts heeft gehouden.
De rechtbank overweegt met betrekking tot de mate van schuld van verdachte aan het ongeval het volgende.
Blijkens het proces-verbaal verkeersongevalanalyse (proces-verbaalnummer 260108.0210.2452) is de weg, ter plaatse van het verkeersongeval, smal met een flauwe bocht. Het ongeval vond plaats omstreeks 01:19 uur, zijnde een tijdstip gedurende de nacht. De wegverlichting was in werking, hetgeen verdachte ook ter terechtzitting heeft verklaard. Verder blijkt uit voorgenoemd proces-verbaal verkeersongevalanalyse dat het ten tijde van het ongeval droog en helder weer was. Niet kon worden vastgesteld of de koplamp van de fiets van het slachtoffer in werking was op het moment van het ongeluk. De reflector van de koplamp van de fiets van het slachtoffer bleek echter goed te werken en was op een afstand van 50 meter zichtbaar. Aan de auto van verdachte werden geen gebreken of afwijkingen waargenomen welke van invloed waren of konden zijn geweest op het ontstaan van het ongeval. Ook van overige omstandigheden welke van invloed konden zijn geweest op het ontstaan van het ongeval is niets gebleken.
De rechtbank is van oordeel dat uit het bovenstaande volgt dat het slachtoffer voor verdachte zichtbaar moet zijn geweest voor het ongeval. Verdachte had het slachtoffer dan ook moeten opmerken en had adequaat moeten reageren op een hem tegemoetkomende verkeersdeelnemer, hetgeen gelet op de staat van zijn auto ook mogelijk moet zijn geweest. Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij het slachtoffer echter in het geheel niet heeft opgemerkt en de aanwezigheid van een andere verkeersdeelnemer pas bemerkte toen hij reeds tegen het slachtoffer was aangereden. Gelet op het feit dat verdachte onvoldoende rechts heeft gehouden, na het gebruik van alcoholhoudende drank, en hierdoor in botsing is gekomen met een hem in tegenovergestelde richting naderende fietser, welke verdachte in het geheel niet heeft opgemerkt, terwijl hij deze fietser wel had kunnen en moeten opmerken, is de rechtbank van oordeel dat verdachte zeer onvoorzichtig en onoplettend en onachtzaam is geweest in zijn rijgedrag.
Bewezenverklaring
De rechtbank acht het primair telastegelegde bewezen, met dien verstande dat:
verdachte op of omstreeks 26 januari 2008, te Tersoal, in de gemeente Boarnsterhim,
als verkeersdeelnemer, te weten als bestuurder van een vierwielig motorrijtuig, een bestelauto, daarmee rijdende over de ter plaatse ongeveer 5,3 meter brede rijbaan van de voor het openbaar verkeer openstaande, de Buorren, komende uit de richting van Poppingawier en gaande in de richting van Sibrandabuorren, zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden, doordat verdachte zeer onvoorzichtig en onoplettend en onachtzaam is geweest, aangezien verdachte - na het gebruik van alcoholhoudende drank - met het door hem bestuurde motorrijtuig rijdende op een nagenoeg recht weggedeelte van die weg, voorafgegaan door enkele flauwe bochten, niet zoveel mogelijk rechts heeft gehouden en daarbij met de linker voorzijde van het door hem bestuurde motorrijtuig is aangereden tegen een hem over die weg tegemoetkomende bestuurder van een fiets, waardoor de bestuurder van die fiets, [slachtoffer] geheten, zodanig zwaar lichamelijk letsel werd toegebracht, dat die [slachtoffer] is overleden, zulks terwijl hij, verdachte, verkeerde in een toestand als bedoeld in artikel 8, tweede lid aanhef en onder a, van de Wegenverkeerswet 1994.
De verdachte zal van het meer of anders telastegelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Kwalificatie
Het bewezene levert op het misdrijf:
Overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl het een ongeval betreft waardoor een ander wordt gedood en terwijl de schuldige verkeerde in de toestand als bedoeld in artikel 8, tweede lid van de Wegenverkeerswet 1994.
Strafbaarheid verdachte
De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.
Strafmotivering
De rechtbank neemt bij de bepaling van de hierna te vermelden strafsoort en strafmaat in aanmerking:
- de aard en de ernst van het gepleegde feit;
- de omstandigheden waaronder dit is begaan;
- de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken en deze naar voren komt uit het uittreksel uit het algemeen documentatieregister;
- de vordering van de officier van justitie;
- het pleidooi van de raadsman.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het veroorzaken van een verkeersongeval, waardoor een persoon is komen te overlijden, terwijl verdachte verkeerde onder invloed van alcoholhoudende drank.
Deelname aan het verkeer vereist van verkeersdeelnemers een grote mate van oplettendheid, alsmede dat zij zich houden aan geldende verkeersregels. Hierbij merkt de rechtbank op dat deelname aan het verkeer na het gebruik van meer alcoholhoudende drank dan de toegestane hoeveelheid over het algemeen genomen onverenigbaar is met de mate van concentratie die is vereist. De consequenties van onoplettend en onjuist rijgedrag kunnen, zoals ook in casu blijkt, catastrofaal zijn.
Verdachte is na het drinken van alcohol, naar eigen zeggen 8 à 9 glazen bier, in de auto gestapt om naar huis te rijden. Hij heeft hierbij in een bocht niet geheel rechtsgehouden en is in botsing gekomen met een hem tegemoetkomende fietser, die als gevolg van de aanrijding is komen te overlijden.
Voor dit soort feiten hanteert de rechtbank landelijke oriëntatiepunten op grond waarvan een gevangenisstraf van 18 maanden, alsmede een ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen van 3 jaar het uitgangspunt dient te zijn.
De rechtbank is echter van oordeel dat een aantal omstandigheden leiden tot afwijking van deze oriëntatiepunten. Ter terechtzitting heeft verdachte aangegeven dat het slachtoffer een vriend van hem was, hetgeen voor verdachte belastend is. Verder heeft verdachte aangegeven dat hij contact heeft gezocht met de familie en de vriendin van het slachtoffer. Tot slot heeft de rechtbank oog voor het feit dat verdachte deel uitmaakt van een kleine gemeenschap, waarbinnen het gebeurde een grote impact heeft. De rechtbank merkt deze feiten en omstandigheden aan als strafverminderend.
Over verdachte is geen rapportage van de reclassering aanwezig, nu verdachte niet heeft gereageerd op uitnodigingen om aan een onderzoek mee te werken.
De rechtbank is gelet op het vorenstaande van oordeel dat een afwijking van de oriëntatiepunten in die zin gerechtvaardigd is, dat van de gevangenisstraf een deel voorwaardelijk zal worden opgelegd. Dit voorwaardelijk deel gevangenisstraf zal tevens dienen als stok achter de deur om verdachte ervan te weerhouden met alcohol op te gaan rijden. Gelet op de ernst van de feiten en de mate van schuld van verdachte is de rechtbank van oordeel dat na te noemen straf passend is.
Toepassing van wetsartikelen
De rechtbank heeft gelet op de artikelen 14a, 14b en 14c van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 6, 175 en 179(oud) van de Wegenverkeerswet 1994.
DE UITSPRAAK VAN DE RECHTBANK LUIDT, RECHTDOENDE:
Verklaart het primair telastegelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar in voege als voormeld en verdachte deswege strafbaar.
Veroordeelt verdachte te dier zake tot:
Een gevangenisstraf voor de duur van achttien maanden.
Bepaalt, dat van deze gevangenisstraf een gedeelte, groot tien maanden niet zal worden tenuitvoergelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond, dat de veroordeelde zich voor het einde van een proeftijd, welke hierbij wordt vastgesteld op twee jaren, aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen -bromfietsen daaronder begrepen- voor de tijd van drie jaren.
Bepaalt dat de tijd gedurende welke het rijbewijs van de veroordeelde vóór het tijdstip waarop de uitspraak voor wat betreft de bijkomende straf voor tenuitvoerlegging vatbaar is geworden, ingevorderd of ingehouden is geweest, op de duur van die bijkomende straf geheel in mindering zal worden gebracht.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is telastegelegd dan het bewezenverklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.H. Severein, voorzitter, mr. B.J. de Jong en mr. A. de Jong, rechters, bijgestaan door mr. B. Veelders, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 19 augustus 2008.