Beoordeling van het geschil
4.1 Krachtens artikel 17, eerste lid, van de Wet WOZ, wordt aan een onroerende zaak een waarde toegekend. Ingevolge het tweede lid van dit artikel wordt deze waarde bepaald op de waarde die aan de onroerende zaak dient te worden toegekend indien de volle en onbezwaarde eigendom daarvan zou kunnen worden overgedragen en de verkrijger de zaak in de staat waarin die zich bevindt, onmiddellijk en in volle omvang in gebruik zou kunnen nemen. Daarbij heeft als waarde te gelden de waarde in het economische verkeer, ofwel de prijs, die bij aanbieding ten verkoop op de voor die onroerende zaak meest geschikte wijze na de beste voorbereiding door de meest biedende gegadigde voor de onroerende zaak zou zijn betaald.
4.2 Indien een onroerende zaak in de twee jaren voorafgaande aan het begin van het kalenderjaar waarvoor de waarde wordt vastgesteld, een verandering in waarde ondergaat als gevolg van een specifiek voor de onroerende zaak geldende bijzondere omstandigheid, wordt, ingevolge artikel 18, derde lid, onderdeel c, van de Wet WOZ, de waarde bepaald naar de staat van die zaak bij het begin van het kalenderjaar.
4.3 Op verweerder rust - bij betwisting - de last aannemelijk te maken dat de waarde per 1 januari 2005 niet hoger is vastgesteld dan de waarde in de zin van de Wet WOZ. Ter onderbouwing van de door hem vastgestelde waarde verwijst verweerder onder meer naar de op 9 oktober 2007 door B. Adema, registermakelaar-taxateur WOZ, werkzaam bij Tog Nederland, opgemaakte matrix. In deze matrix is de waarde getaxeerd op een bedrag van
€ 229.000,--.
4.4 De onroerende zaak is getaxeerd aan de hand van een methode van vergelijking met referentieobjecten, zoals genoemd in artikel 4, eerste lid, onderdeel a, van de Uitvoeringsregeling instructie waardebepaling Wet waardering onroerende zaken. De in de matrix genoemde vergelijkingsobjecten komen goed overeen met eisers onroerende zaak. Met de verschillen tussen de vergelijkingsobjecten en eisers onroerende zaak in onder andere inhoud, kaveloppervlakte, ligging, bouwjaar en onderhoudstoestand is rekening gehouden, behoudens de hierna te noemen omstandigheid die bij de vergelijkingsobjecten niet aan de orde is.
4.5 De rechtbank gaat er, gelet op de hiervoor onder punt 2.2 vermelde vaststaande feiten, vanuit dat op 1 januari 2007 de onderhavige UMTS-zendmast nog niet was geplaatst, maar dat op die datum de komst daarvan waarschijnlijk was en dat dit op die datum algemeen bekend was. Naar het oordeel van de rechtbank is dit een bijzondere omstandigheid als bedoeld onder hetgeen hiervoor onder punt 4.2 is overwogen. Zo deze omstandigheid een verandering in waarde meebrengt, dient derhalve te worden uitgegaan van de toestand van de onroerende zaak per 1 januari 2007 en de waardepeildatum 1 januari 2005.
4.6 De rechtbank neemt in aanmerking dat potentiële gegadigden bij de voorbereiding van de koop van de onroerende zaak zich op de hoogte zullen stellen van de betekenis van de plaatsing van de UMTS-zendmast. Uit hetgeen eiser hieromtrent naar voren heeft gebracht, onder meer door overlegging van onderzoeksgegevens, acht de rechtbank het voorstelbaar dat potentiële gegadigden alsdan zouden kunnen concluderen dat de (op 1 januari 2007 te verwachten) hinder van een zodanige aard en omvang is dat zij hiermee rekening zullen houden bij de bepaling van de door hen aan de onroerende zaak te besteden prijs. De rechtbank is dan ook van oordeel dat de hiervoor onder punt 4.5 beschreven bijzondere omstandigheid een negatieve verandering in de waarde van de onroerende zaak meebrengt, waarmee verweerder - gelet op hetgeen hiervoor onder punt 4.5 is overwogen - bij de onderhavige waardevaststelling ten onrechte geen rekening heeft gehouden. De rechtbank acht verweerder derhalve niet geslaagd in de op hem rustende bewijslast.
4.7 Naar het oordeel van de rechtbank heeft eiser, met hetgeen hij heeft aangevoerd, de door hem bepleite waarde van € 196.800,-- onvoldoende aannemelijk gemaakt.
4.8 Nu verweerder er niet in is geslaagd aannemelijk te maken dat de hiervoor onder punt 4.5 beschreven bijzondere omstandigheid geen waardedrukkende invloed meebrengt en eiser de door hem gestelde grootte van die waardedrukkende invloed niet aannemelijk heeft gemaakt, is het aan de rechtbank om de waarde van de onroerende zaak te bepalen. Met inachtneming van hetgeen eiser omtrent de aan de toekomstige plaatsing van de UMTS-zendmast verbonden hinder naar voren heeft gebracht, is de rechtbank van oordeel dat de waarde in goede justitie dient te worden vastgesteld op een bedrag van € 210.000,--.
4.9 Het voorgaande leidt tot de slotsom dat eisers beroep doel treft.