RECHTBANK LEEUWARDEN
Sector bestuursrecht
procedurenummer: AWB 08/766
uitspraak van de voorzieningenrechter van 20 mei 2008 als bedoeld in artikel 8:84 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb)
C1000 Kooistra S.M. bv
exploitante van de C1000 supermarkt gevestigd te Stiens,
Schuitema Noord bv
groothandel
en
Aldi Drachten bv,
exploitante van de Aldi Supermarkt te Stiens,
verzoekers,
gemachtigde: mr. M. Lanen, advocaat te Utrecht,
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Leeuwarderadeel,
verweerder,
gemachtigden: mr. R. van Dijk en mr. A. Posthuma, beiden werkzaam bij verweerders gemeente.
Procesverloop
Bij brief van 17 maart 2008 heeft verweerder verzoekers mededeling gedaan van zijn besluit, waarbij aan Poiesz Vastgoed bv, onder verlening van vrijstelling als bedoeld in artikel 19 lid 2 Wet op de Ruimtelijke Ordening (WRO), bouwvergunning eerste fase is verleend voor de bouw van twee supermarkten aan de Uniawei 2 en 4 te Stiens.
Verzoekers hebben tegen dit besluit een bezwaarschrift ingediend. Tevens hebben verzoekers zich bij brief van 17 april 2008 tot de voorzieningenrechter gewend met het verzoek om op grond van artikel 8:81 lid 1 Awb een voorlopige voorziening te treffen.
Het verzoek is ter zitting behandeld op 16 mei 2008. Verzoekers hebben zich laten vertegenwoordigen door hun gemachtigde. Namens verweerder zijn diens gemachtigden verschenen. Namens Poiesz Vastgoed bv is verschenen A.I.M. Smit, bijgestaan door mr. D.H. Nas, advocaat te Nijmegen, die ook Lidl Nederland gmbh heeft vertegenwoordigd.
Motivering
Op grond van artikel 8:81 lid 1 Awb kan de voorzieningenrechter van de rechtbank die bevoegd is of kan worden in de hoofdzaak, op verzoek een voorlopige voorziening treffen indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist.
Ten aanzien van de ontvankelijkheid van het verzoek overweegt de voorzieningenrechter dat niet is gebleken van beletselen om verzoekers te kunnen ontvangen. Voorts is genoegzaam aangetoond dat verzoekers een spoedeisend belang heeft bij de gevraagde voorlopige voorziening.
Voor zover de beoordeling van het verzoek met zich brengt dat het geschil in de hoofdzaak wordt beoordeeld, heeft het oordeel van de voorzieningenrechter daaromtrent een voorlopig karakter.
Aan een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening kan in beginsel worden voldaan, indien het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter in de hoofdzaak luidt dat het bezwaar tegen het aangevallen besluit gegrond verklaard zal moeten worden.
De voorzieningenrechter baseert zich bij zijn oordeelsvorming op onderstaande feiten en omstandigheden.
Op 28 augustus 2007 heeft Poiesz Vastgoed bv een reguliere bouwvergunning eerste fase aangevraagd ten behoeve van de bouw van twee supermarkten net buiten het centrum van Stiens. Eén van deze supermarkten betreft nieuwbouw van een Poiesz supermarkt ter vervanging van de bestaande vestiging in het centrum van Stiens. De andere supermarkt betreft een vestiging van supermarkt Lidl.
Bij besluit van 10 maart 2008 heeft verweerder aan Poiesz Vastgoed bv vrijstelling verleend als bedoeld in artikel 19 lid 2 WRO ten behoeve van het oprichten van twee supermarkten. Tevens heeft verweerder de gevraagde bouwvergunning eerste fase verleend.
Tegen dit besluit hebben verzoekers een bezwaarschrift ingediend. Daarin hebben zij - samengevat en onder meer - naar voren gebracht dat verweerder ten onrechte de vrijstelling ex artikel 19 lid 2 WRO heeft verleend, waar volgens verzoekers de procedure als bedoeld in artikel 19 lid 1 WRO gevolgd had moeten worden. Voorts hebben zij gesteld dat door de komst van de twee supermarkten sprake zal zijn van duurzame ontwrichting, dan wel verstoring, van het supermarktvoorzieningenniveau in Stiens. Ten slotte zijn verzoekers van mening dat verweerder onvoldoende heeft onderzocht wat de effecten van het bouwplan op de luchtkwaliteit ter plaatse zullen zijn.
De voorzieningenrechter overweegt als volgt.
Ingevolge artikel 40 Woningwet is het verboden te bouwen zonder of in afwijking van een vergunning van burgemeester en wethouders (bouwvergunning).
In artikel 44 lid 1 Woningwet is bepaald dat de reguliere bouwvergunning alleen mag en moet worden geweigerd wegens strijd met het bestemmingsplan, de bouwverordening of het Bouwbesluit 2003, of indien het bouwplan niet voldoet aan redelijke eisen van welstand, dan wel indien voor het bouwen een vergunning op grond van de Monumentenwet 1988 of een provinciale of gemeentelijke monumentenverordening is vereist en deze is geweigerd.
De rechtbank stelt allereerst vast, dat het bouwplan in strijd is met het geldende bestemmingsplan 'Stiens Centrum'. Op de grond waarop de aanvraag betrekking heeft rust de bestemming 'gemengd gebied'. De bouw van twee supermarkten is in strijd met deze bestemming, omdat sprake is van overschrijding van het bouwvlak ter plaatse.
Ingevolge artikel 19 lid 2 WRO kunnen burgemeester en wethouders vrijstelling verlenen van het bestemmingsplan in door gedeputeerde staten (GS), in overeenstemming met de inspecteur, aangegeven categorieën van gevallen. GS kunnen daarbij tevens bepalen onder welke omstandigheden vooraf een verklaring van GS, dat zij tegen het verlenen van vrijstelling geen bezwaar hebben, is vereist. Het bepaalde in het eerste lid omtrent een goede ruimtelijke onderbouwing is van overeenkomstige toepassing.
In de, bij brief van 6 februari 2007 opgestelde, aanvullende vrijstellingenlijst als bedoeld in artikel 19 lid 2 WRO is in artikel B.2 onder L ("detailhandel binnen de bebouwde kom") bepaald dat vrijstelling wordt verleend ten behoeve van (ver)bouwprojecten voor detailhandel binnen de bebouwde kom in of grenzend aan het kernwinkelgebied, mits blijkens de ruimtelijke onderbouwing geen verstoring optreedt in de locale handelsstructuur, het geen grootschalige detailhandelsvestiging betreft en het project een maximale oppervlakte van 1500 m2 niet te boven gaat.
De voorzieningenrechter stelt vast dat met het realiseren van het bouwplan in Stiens sprake zal zijn van een toename van het totale oppervlak van supermarkten. Volgens het distributie planologisch onderzoek (dpo) van 31 oktober 2007 dat door bureau BRO is uitgevoerd, neemt per saldo het oppervlak van supermarkten in Stiens met 1120 m2 toe, waarmee het totale oppervlak op 5290 m2 komt. Verweerder heeft betoogd dat hiermee geen duurzame ontwrichting van het supermarktvoorzieningenniveau valt te verwachten. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter heeft verweerder echter onvoldoende gemotiveerd dat met deze toename geen sprake zal zijn van een verstoring als bedoeld in artikel B.2 onder L van de vrijstellingenlijst van GS. Met verzoekers is de voorzieningenrechter van oordeel dat aan het begrip "verstoring" een minder vérgaande betekenis moet worden toegekend dan aan het begrip "duurzame ontwrichting". Verweerder heeft dat onvoldoende onderkend. Reeds hierom is sprake van een motiveringsgebrek.
Voorts stelt de voorzieningenrechter vast dat het gehele project een oppervlak van 2570 m2 op de begane grond beslaat. Daarbij gaat het om een uitbreiding buiten het bestaande bebouwingsvlak als bedoeld in het bestemmingsplan van het 1407 m2. Anders dan verweerder is de voorzieningenrechter van oordeel dat uit artikel B.2 onder L van de vrijstellingenlijst van GS niet kan worden afgeleid dat de vrijstelling slechts ziet op de uitbreiding van het bestaande toegestane bebouwingsvlak. Immers, de hier bedoelde vrijstelling wordt verleend voor een "project" dat "een maximale oppervlakte van 1500 m2 niet te boven gaat" en niet voor de uitbreiding van een bestaand bebouwingsvlak. Nu de oppervlakte van het project meer dan 1500 m2 beslaat hebben verzoekers dan ook terecht betoogd dat verweerder in dit geval ten onrechte de procedure van artikel 19 lid 2 WRO heeft gevolgd.
Voor zover verzoekers hebben aangevoerd dat door de verkeerstoename bij de geplande supermarkten een overschrijding van de normen van luchtkwaliteit valt te verwachten is de voorzieningenrechter van oordeel dat verweerder genoegzaam uiteen heeft gezet dat het niet aannemelijk is dat met de komst van de twee supermarkten de grenswaarden ten aanzien van de luchtkwaliteit in Stiens bereikt zullen worden.
Gelet op het spoedeisende belang van verzoekers en de redelijkerwijs te verwachten uitkomst van het bezwaar, zal de voorzieningenrechter daarom de voorlopige voorziening treffen dat het bestreden besluit wordt geschorst tot twee weken nadat op het bezwaar is beslist.
Gelet op het vorenstaande en op het bepaalde in de artikelen 8:74 lid 1 en 8:82 lid 4 Awb dient de gemeente Leeuwarderadeel het door verzoeker gestorte griffierecht van € 288,00 te vergoeden.
Met toepassing van de artikelen 8:84 lid 4 juncto art. 8:75 lid 1 Awb veroordeelt de voorzieningenrechter verweerder in de proceskosten. Overeenkomstig het bepaalde in het Besluit proceskosten bestuursrecht worden de proceskosten van verzoeker vastgesteld op € 644,00 ter zake van door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand (verzoekschrift 1 punt; verschijnen ter zitting 1 punt; gewicht van de zaak: gemiddeld; waarde per punt € 322,00). De rechtbank wijst de gemeente Leeuwarderadeel aan als de rechtspersoon die deze kosten aan verzoekers moet vergoeden.
Beslissing
De voorzieningenrechter:
- wijst het verzoek toe in die zin dat het besluit van 10 maart 2008 wordt geschorst tot twee weken nadat de beslissing op bezwaar op de voorgeschreven wijze is bekendgemaakt, met dien verstande dat wanneer door verzoekers binnen die termijn opnieuw een verzoek om voorlopige wordt gedaan, de schorsing doorloopt totdat op dat verzoek is beslist;
- bepaalt dat de gemeente Leeuwarderadeel het betaalde griffierecht ten bedrage van € 288,00 aan verzoekers vergoedt;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van verzoekers ten bedrage van € 644,00, aan verzoekers te vergoeden door de gemeente Leeuwarderadeel.
Aldus gegeven door mr. C.H. de Groot, voorzieningenrechter, en in het openbaar uitgesproken op 20 mei 2008, in tegenwoordigheid van mr. E. Pot als griffier.
w.g. E. Pot
w.g. C.H. de Groot
Tegen deze uitspraak kan geen rechtsmiddel worden aangewend.