ECLI:NL:RBLEE:2008:BD3863

Rechtbank Leeuwarden

Datum uitspraak
11 juni 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
AWB 08/872 en AWB 08/873
Instantie
Rechtbank Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening+bodemzaak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om voorlopige voorziening en beslissing op bezwaar door de gemeente Terschelling

In deze zaak heeft de Eigen Veerdienst Terschelling B.V. (EVT) een verzoek ingediend tot het treffen van een voorlopige voorziening in het kader van een beroep tegen de weigering van de gemeente Terschelling om een ligplaats te verlenen in de haven van Terschelling. De gemeente had op 5 december 2007 aan EVT mededeling gedaan van zijn besluit om geen ligplaats te verlenen. EVT heeft hiertegen bezwaar gemaakt en later beroep ingesteld bij de rechtbank, omdat de gemeente niet tijdig op het bezwaar had beslist. De voorzieningenrechter heeft op 11 juni 2008 uitspraak gedaan in deze zaak, waarbij de voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat de gemeente Terschelling binnen twee weken na de uitspraak alsnog een beslissing op het bezwaarschrift moet nemen. Tevens is er een dwangsom van € 250 per dag opgelegd voor elke dag dat de gemeente in gebreke blijft, tot een maximum van € 5.000. Het verzoek om een voorlopige voorziening is afgewezen, omdat de hoofdzaak inmiddels was behandeld. De voorzieningenrechter heeft de gemeente ook veroordeeld tot het vergoeden van de proceskosten van EVT, die zijn vastgesteld op € 241,50. De uitspraak is openbaar uitgesproken door mr. U. van Houten, met mr. P.R.M. Poiesz als griffier.

Uitspraak

RECHTBANK LEEUWARDEN
Sector bestuursrecht
Procedurenummers: AWB 08/872 & 08/873
uitspraak van de voorzieningenrechter van 11 juni 2008 als bedoeld in de artikelen 8:84 en 8:86 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb)
in het geding tussen
Eigen Veerdienst Terschelling B.V.,
gevestigd te Formerum,
verzoekster (hierna: EVT),
gemachtigde: mr. H.C. Lagrouw, advocaat te Amsterdam,
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Terschelling,
verweerder (hierna: het college),
gemachtigde: mr. E. Hardenberg, advocaat te Groningen.
Procesverloop
Bij brief van 5 december 2007 heeft het college EVT mededeling gedaan van zijn besluit, inhoudende de weigering aan EVT een ligplaats te verlenen in de haven van Terschelling (locatie Koegelwieck).
EVT heeft op 15 januari 2008 tegen dit besluit bezwaar gemaakt bij het college. De aanvullende gronden van het bezwaar zijn op 18 februari 2008 ingediend.
Bij brief van 15 mei 2008 heeft EVT beroep ingesteld bij de rechtbank tegen het niet tijdig nemen door het college van een beslissing op het bezwaarschrift. Het beroep is bekend onder registratienummer 08/873.
Tevens heeft EVT zich tot de voorzieningenrechter gewend met het verzoek om op grond van artikel 8:81 lid 1 Awb een voorlopige voorziening te treffen, in die zin dat het college wordt opgedragen binnen één week een beslissing te nemen op het bezwaarschrift. Het verzoek is geregistreerd onder nummer 08/872.
Het verzoek is ter zitting behandeld op 10 juni 2008. Namens EVT zijn genoemde gemachtigde en [naam], directeur van EVT verschenen. Namens het college zijn genoemde gemachtigde en [naam], werkzaam bij de gemeente Terschelling, verschenen.
Motivering
Op grond van artikel 8:81 lid 1 Awb kan de voorzieningenrechter van de rechtbank die bevoegd is of kan worden in de hoofdzaak, op verzoek een voorlopige voorziening treffen indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist.
Ten aanzien van de ontvankelijkheid van het verzoek overweegt de voorzieningenrechter dat niet is gebleken van beletselen om EVT te kunnen ontvangen. Voorts is genoegzaam aangetoond dat EVT een spoedeisend belang heeft bij de gevraagde voorlopige voorziening.
Indien, zoals in het onderhavige geval, het verzoek om een voorlopige voorziening wordt gedaan terwijl beroep bij de rechtbank is ingesteld, kan de voorzieningenrechter op grond van artikel 8:86 lid 1 Awb onmiddellijk uitspraak doen in de hoofdzaak, indien hij van oordeel is dat na de zitting nader onderzoek redelijkerwijs niet kan bijdragen aan de beoordeling van de zaak. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter is dit het geval. De voorzieningenrechter zal daarom onmiddellijk uitspraak doen in de hoofdzaak.
De voorzieningenrechter overweegt het volgende.
In artikel 6:2 Awb is -voor zover hier van belang- bepaald dat voor de toepassing van wettelijke voorschriften over bezwaar en beroep het niet tijdig nemen van een besluit gelijk wordt gesteld met een besluit.
In artikel 7:10 lid 1 Awb is als hoofdregel neergelegd dat een bestuursorgaan binnen zes weken of -indien een commissie als bedoeld in artikel 7:13 Awb is ingesteld- binnen tien weken na ontvangst op het bezwaarschrift beslist. Ingevolge artikel 7:10 lid 3 Awb kan het bestuursorgaan de beslissing op het bezwaarschrift voor ten hoogste vier weken verdagen.
De voorzieningenrechter stelt vast en tussen partijen is dit ook niet in geschil dat de termijn waarbinnen op het op 15 januari 2008 ingediende bezwaarschrift beslist had moeten worden ten tijde van het instellen van het beroep verstreken was.
Gelet op het bovenstaande is het beroep van EVT gegrond.
EVT heeft ter zitting aan de voorzieningenrechter gevraagd te bepalen dat het college uiterlijk op donderdag 12 juni 2008 een beslissing op het bezwaarschrift neemt op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 250,= per dag zolang het college niet aan de uitspraak voldoet. EVT heeft gesteld dat zij weliswaar door middel van de medegebruikregeling de door haar gewenste veerdienst tussen Harlingen en Terschelling kan uitvoeren, maar daarnaast ook belang heeft bij een beslissing over een mogelijke ligplaatsvergunning op de locatie Koegelwieck, omdat het vanaf deze plek mogelijk zou zijn om buiten de medegebruikregeling om een veerdienst te onderhouden. Namens het college is ter zitting gesteld dat, rekening houdend met de inmiddels geplande hoorzitting, een termijn van vier weken voor het alsnog nemen van de beslissing op het bezwaarschrift reëel is.
De voorzieningenrechter bepaalt dat de termijn waarbinnen het college alsnog een beslissing op het bezwaarschrift van 15 januari 2008 moet nemen gesteld moet worden op twee weken na dagtekening van deze uitspraak. Een termijn van één dag, zoals door EVT gevraagd, acht de voorzieningenrechter niet reëel nu de hoorzitting gepland staat voor woensdag 11 juni 2008 en de commissie voor de bezwaarschriften gelegenheid moet hebben om advies uit te brengen. Aan de andere kant is een termijn van vier weken, zoals door het college voorgesteld, naar het oordeel van de voorzieningenrechter te lang. De voorzieningenrechter neemt hierbij in aanmerking dat EVT een aanmerkelijk belang heeft bij beslissing op korte termijn, omdat het hoogseizoen nadert en omdat de veerboot van EVT zeer binnenkort naar Terschelling zal komen. Daarbij gaat het hier om een bezwaarschrift dat al op 15 januari 2008 is ingediend en verder heeft verweerder een verzoek van EVT om de zaak naar de rechtbank door te sturen voor rechtstreeks beroep afgewezen. Gelet op voornoemde omstandigheden is naar het oordeel van de voorzieningenrechter een termijn van twee weken voor het nemen van een beslissing op het bezwaar redelijk te achten.
Aangezien op grond van de uitlatingen van de gemachtigde van het college, dat het onmogelijk is binnen een termijn van vier weken te beslissen, kan worden aangenomen dat een reële mogelijkheid bestaat dat niet aan de zojuist gegeven opdracht zal worden voldaan acht de voorzieningenrechter het geraden om gebruik te maken van de in artikel 8:72 lid 7 Awb neergelegde bevoegdheid en stelt hij een dwangsom vast van € 250,= per dag tot een maximum van € 5.000,= voor het geval het college in gebreke blijft om binnen de bij deze uitspraak vastgestelde termijn een beslissing op bezwaar te nemen.
Nu beslist is in de hoofdzaak, is er geen aanleiding meer voor het treffen van een voorlopige voorziening.
De voorzieningenrechter bepaalt dat de gemeente Terschelling de door EVT gestorte griffierechten in het verzoek om een voorlopige voorziening en in de hoofdzaak van in totaal
€ 576,= dient te vergoeden.
De voorzieningenrechter ziet voorts aanleiding voor het uitspreken van een proceskostenveroordeling op grond van artikel 8:75 gelezen in samenhang met artikel 8:84 lid 4 Awb. Overeenkomstig het bepaalde in het Besluit proceskosten bestuursrecht bedragen de proceskosten van EVT € 241,50 ter zake van door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand (verzoekschrift 1 punt; beroepschrift 1 punt; verschijnen ter zitting 1 punt; gewicht van de zaak: zeer licht; waarde per punt € 322,=). De voorzieningenrechter wijst de gemeente Terschelling aan als de rechtspersoon die deze kosten moet vergoeden.
Beslissing
De voorzieningenrechter:
- verklaart het beroep (reg.nr. 08/873) gegrond;
- vernietigt het met een besluit gelijk te stellen niet-tijdig beslissen op het bezwaarschrift van 15 januari 2008;
- bepaalt dat het college binnen twee weken na dagtekening van deze uitspraak alsnog een beslissing op het bezwaarschrift van 15 januari 2008 neemt, op verbeurte van een dwangsom van € 250,= voor elke dag dat het college hiermee in gebreke blijft, tot een maximum van € 5.000,=;
- wijst het verzoek om een voorlopige voorziening (reg.nr. 08/872) af;
- bepaalt dat de gemeente Terschelling het betaalde griffierecht van € 576,= aan EVT vergoedt;
- veroordeelt het college in de proceskosten van EVT ten bedrage van € 241,50 aan haar te vergoeden door de gemeente Terschelling.
Aldus gegeven door mr. U. van Houten, voorzieningenrechter, en in het openbaar uitgesproken op 11 juni 2008, in tegenwoordigheid van mr. P.R.M. Poiesz als griffier.
w.g. P.R.M. Poiesz
w.g. U. van Houten
Rechtsmiddel
Tegen de uitspraak in het verzoek om een voorlopige voorziening met registratienummer 08/872 kan geen rechtsmiddel worden aangewend.
Tegen de uitspraak in de hoofdzaak met registratienummer 08/873 staat voor partijen hoger beroep open. Gelijke bevoegdheid komt toe aan andere belanghebbenden, zulks behoudens het bepaalde in art. 6:13 juncto 6:24 Awb.
Indien u daarvan gebruik wenst te maken dient u binnen zes weken na de dag van verzending van de uitspraak een brief (beroepschrift) alsmede een afschrift van deze uitspraak te zenden aan:
de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Postbus 20019
2500 EA Den Haag
In het beroepschrift vermeldt u dan waarom u de uitspraak niet juist vindt.