ECLI:NL:RBLEE:2008:BD3305

Rechtbank Leeuwarden

Datum uitspraak
5 juni 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
AWB 08/419
Instantie
Rechtbank Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tijdelijke regeling tegemoetkoming pensioenverevening en inkomenseis voor alleenstaande AOW'ers

In deze zaak heeft de Rechtbank Leeuwarden op 5 juni 2008 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, een alleenstaande AOW-gerechtigde, en de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank (SVB) over de toepassing van de Tijdelijke regeling eenmalige tegemoetkoming pensioenverevening. Eiseres, geboren op 6 november 1941, ontving sinds november 2006 AOW en had in 2005 een verzamelinkomen van € 13.445, wat boven de inkomenseis van € 12.822 lag. De SVB had haar aanvraag voor een eenmalige tegemoetkoming afgewezen, omdat zij niet voldeed aan de voorwaarden van de regeling, die was bedoeld voor alleenstaande, gescheiden AOW'ers met een laag pensioensinkomen. Eiseres stelde dat de regeling onredelijk was, omdat het hogere belastingtarief voor personen onder de 65 jaar haar verzamelinkomen verhoging ten opzichte van het drempelbedrag veroorzaakte.

De rechtbank overwoog dat de regeling specifiek gericht was op alleenstaande, gescheiden AOW'ers en dat de inkomenseis in de regeling niet onredelijk was. De rechtbank concludeerde dat eiseres niet tot de doelgroep behoorde en dat de SVB de aanvraag terecht had afgewezen. Het beroep van eiseres werd ongegrond verklaard. De rechtbank zag geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar uitgesproken door rechter E.M. Visser, met griffier F.F. van Emst aanwezig.

Uitspraak

RECHTBANK LEEUWARDEN
Sector bestuursrecht
Procedurenummer: AWB 08/419
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 5 juni 2008 op grond van afdeling 8.2.6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb)
in het geding tussen
[naam],
wonende te [woonplaats],
eiseres,
gemachtigde: [naam], de schoondochter van eiseres,
en
de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank (SVB),
verweerder,
gemachtigde: mr. A.P. van den Berg, werkzaam bij de SVB.
Procesverloop
Bij brief van 17 januari 2008 heeft verweerder eiseres mededeling gedaan van zijn besluit op bezwaar betreffende de toepassing van de Tijdelijke regeling eenmalige tegemoetkoming pensioenverevening (hierna: de Regeling).
Tegen dit besluit heeft eiseres beroep ingesteld.
De zaak is behandeld ter zitting van de rechtbank, gehouden op 5 juni 2008. Eiseres is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Namens verweerder is zijn gemachtigde verschenen.
Motivering
Eiseres, geboren op 6 november 1941, ontvangt sinds november 2006 een pensioen ingevolge de Algemene Ouderdomswet (AOW).
Bij besluit van 22 november 2007 heeft verweerder de aanvraag van eiseres van 12 november 2007 om in aanmerking te komen voor een eenmalige tegemoetkoming ingevolge de Regeling afgewezen.
Bij het bestreden besluit heeft verweerder het bezwaar tegen het besluit van 22 november 2007 ongegrond verklaard. Het bestreden besluit berust op de overweging dat eiseres geen recht heeft op een eenmalige uitkering, omdat haar verzamelinkomen over 2005 hoger was dan € 12.822, zijnde 110 % van een bruto AOW-pensioen voor een alleenstaande in 2005.
De rechtbak overweegt het volgende.
Ingevolge artikel 2, eerste lid, aanhef en onder c, van de Regeling heeft een persoon recht op een eenmalige tegemoetkoming indien hij over het kalenderjaar 2005 een verzamelinkomen, bedoeld in artikel 2.18 van de Wet inkomstenbelasting 2001 (hierna: het verzamelinkomen), heeft dat minder bedraagt dan twaalf maal 110% van het bruto-ouderdomspensioen dat hoort bij een netto-ouderdomspensioen, bedoeld in artikel 9, zesde lid, onderdeel a, van de AOW inclusief de netto-vakantie-uitkering, bedoeld in artikel 29, eerste lid, onderdeel b, van die wet zoals dat geldt op 1 juli 2005 (hierna: het drempelbedrag).
Vast staat dat het drempelbedrag € 12.822 bedraagt en dat het verzamelinkomen van eiseres in het kalenderjaar 2005 € 13.445 bedroeg, zodat eiseres niet voldoet aan de in artikel 2, eerste lid, aanhef en onder c, van de Regeling gestelde voorwaarde.
Eiseres stelt zich op het standpunt dat verweerder haar desalniettemin een eenmalige tegemoetkoming had moeten toekennen. Eiseres was in het kalenderjaar 2005 afhankelijk van uitkering ingevolge de Wet werk en bijstand (WWB) naar de norm voor een alleenstaande. Zowel het AOW-pensioen voor een alleenstaande, waarop het referentie-inkomen is gebaseerd, als de WWB-uitkering voor een alleenstaande, waarop het verzamelinkomen van eiseres is gebaseerd, is gebaseerd op netto 70% van het netto-minimumloon. Doordat het belastingtarief voor een persoon onder de 65 jaar echter hoger ligt dan voor een 65-plusser is het verzamelinkomen van eiseres over het kalenderjaar 2005 hoger dan het drempelbedrag. De inkomenseis van artikel 2, eerste lid, aanhef en onder c, van de Regeling betekent voor eiseres dat zij om voor een eenmalige tegemoetkoming in aanmerking te kunnen komen niet alleen op 1 juli 2007, maar ook in het kalenderjaar 2005 AOW gerechtigd had moeten zijn, aangezien het verzamelinkomen van een alleenstaande onder de 65 jaar in dat kalenderjaar door het hogere belastingpercentage altijd hoger zal zijn geweest dat het drempelbedrag. Eiseres acht dit onredelijk en onrechtvaardig.
Ter zitting heeft verweerder verklaart dat hij de bezwaren van eiseres tegen de Regeling goed begrijpt en dat hij daarin kan meevoelen, maar dat hij niet de vrijheid heeft van de bepalingen van de Regeling af te wijken. Ter onderbouwing van zijn standpunt dat eiseres niet in aanmerking komt voor een eenmalige tegemoetkoming heeft verweerder onder meer verwezen naar de antwoorden die de Minister heeft gegeven op kamervragen naar aanleiding van het in deze zaak aan de orde zijnde onderwerp.
De Minister heeft op vragen van de leden Omtzigt en Tang (ingezonden op 17 maart 2008) onder meer het volgende geantwoord (Tweede Kamer, vergaderjaar 2007-2008, nr. 2071, aanhangsel).
De opzet van de Tijdelijke regeling eenmalige tegemoetkoming pensioenverevening was om alleenstaande, gescheiden AOW'ers, die een pensioensinkomen hadden van minder dan 12.822 euro, eenmalig een tegemoetkoming te geven. Er is gekozen voor 2005 als peiljaar voor het inkomen omdat dit het meest recente jaar was waarover definitieve inkomensgegevens beschikbaar waren. Om te bepalen of men al dan niet AOW-gerechtigd was, is aangehaakt bij de actuele gegevens hierover op het moment van uitvoering van de regeling in 2007. De groep die alleen op grond van de leeftijdstoets in aanmerking komt is ruimer dan de beoogde doelgroep. Personen die op de peildatum van de inkomenstoets nog niet AOW-gerechtigd waren horen immers niet tot de doelgroep. Het differentiëren van het inkomen naar leeftijd jonger dan 65 jaar en boven 65 jaar was dus niet nodig. Alle alleenstaande, gescheiden AOW'ers die op het moment van de inkomenstoets (het jaar 2005) aantoonbaar een laag pensioensinkomen hadden, zijn in aanmerking gekomen voor een tegemoetkoming. Personen, die in 2005 nog geen 65 jaar waren en het gehele jaar een volledige bijstandsuitkering voor alleenstaanden ontvingen en geen fiscale aftrekposten hadden, beschikten als gevolg van de andere belastingtarieven over een verzamelinkomen dat hoger was dan 12.822 euro. Omdat zij evenwel niet tot de in de regeling beoogde doelgroep behoren, kan niet gesproken worden van een beperking van de regeling.
Uit het voorgaande volgt dat de bedoeling van de Regeling is geweest personen die in 2005 behoren tot de groep van alleenstaande, gescheiden AOW'ers voor een tegemoetkoming in aanmerking te brengen. Bij de bepaling van het verzamelinkomen in het peiljaar 2005 is dan ook aansluiting gezocht bij de hoogte van het AOW inkomen in dat jaar. Nu eiseres niet voldoet aan de bepalingen van de Regeling en evenmin tot de doelgroep behoort, heeft verweerder de aanvraag van eiseres terecht afgewezen. Dit leidt tot de slotsom dat het beroep ongegrond is.
De rechtbank ziet geen aanleiding voor het uitspreken van een proceskostenveroordeling.
Beslissing
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Aldus gegeven door mr. E.M. Visser, rechter, en door deze in het openbaar uitgesproken op 5 juni 2008, in tegenwoordigheid van mr. F.F. van Emst als griffier.
w.g. F.F. van Emst
w.g. E.M. Visser
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak staat voor partijen het rechtsmiddel hoger beroep open. Gelijke bevoegdheid komt toe aan andere belanghebbenden, behoudens het bepaalde in artikel 6:13 in samenhang met artikel 6:24 van de Awb.
Indien u daarvan gebruik wenst te maken dient u binnen zes weken na de dag van verzending van de uitspraak een brief (beroepschrift) alsmede een afschrift van deze uitspraak te zenden aan:
de Centrale Raad van Beroep
Postbus 16002
3500 DA Utrecht
In het beroepschrift vermeldt u waarom u de uitspraak niet juist vindt.