RECHTBANK LEEUWARDEN
Sector bestuursrecht
Procedurenummer: AWB 07/1423
uitspraak van 4 juni 2008 van de meervoudige kamer op grond van artikel 8:70 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb)
de Bestuurscommissie Primair Openbaar Onderwijs Leeuwarden "Proloog",
gevestigd te Leeuwarden, eiseres,
gemachtigde: mr. J. Schutter, advocaat te Woerden,
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Leeuwarden,
verweerder,
gemachtigden: Th. Weidgraaf en Hitman, beiden werkzaam bij de gemeente Leeuwarden.
Procesverloop
Bij brief van 10 mei 2007 heeft verweerder eiseres mededeling gedaan van zijn besluit op bezwaar betreffende de toepassing van de Wet op het primair onderwijs (WPO).
Tegen dit besluit heeft eiseres beroep ingesteld.
De zaak is behandeld ter zitting van de meervoudige kamer van de rechtbank, gehouden op 8 april 2008. Namens eiseres zijn verschenen haar algemeen directeur [naam] en haar gemachtigde J. Schutter. Namens verweerder zijn beide voornoemde gemachtigden verschenen.
Motivering
Eiseres is het bevoegd gezag voor de openbare basisschool "De Oldenije" te Leeuwarden (hierna: De Oldenije). De Oldenije is gehuisvest in twee gebouwen. Het hoofdgebouw met een lescapaciteit van zes groepen bevindt zich aan de Sint Anthonystraat 5. De dislocatie met een lescapaciteit van twee groepen is gevestigd in de voormalige Joodse school aan de
A.S. Levissonstraat.
Op 30 maart 2006 heeft eiseres een aanvraag ingediend voor opneming van een aantal voorzieningen op het programma onderwijshuisvesting 2007, als bedoeld in artikel 95 van de WPO (hierna: het programma). De aangevraagde voorzieningen betreffen onder meer de uitbreiding van het hoofdgebouw van De Oldenije met twee lokalen en de vervanging van de buitenberging en het fietsenhok bij dat hoofdgebouw. Het doel van deze voorzieningen is dat alle groepen leerlingen kunnen worden gehuisvest in één gebouw, zodat geen gebruik meer hoeft te worden gemaakt van de dislocatie in de voormalige Joodse school.
Bij besluit van 10 oktober 2006 heeft verweerder vastgesteld het overzicht van de huisvestingsvoorzieningen die niet op het programma zijn opgenomen, zoals bedoeld in artikel 96 van de WPO (hierna ook: het overzicht). Op het overzicht zijn onder meer opgenomen de beide voormelde door eiseres aangevraagde voorzieningen.
Bij brief van 1 december 2006 heeft verweerder zijn besluit van 10 oktober 2006 aan eiseres bekend gemaakt. Verweerder heeft eiseres meegedeeld dat de plaatsing van de aangevraagde voorzieningen op het overzicht inhoudt dat deze voorzieningen zijn afgewezen of worden doorgeschoven naar een volgend programmajaar.
Bij het bestreden besluit heeft verweerder het bezwaar van eiseres tegen het besluit van 10 oktober 2006 ongegrond verklaard. Het bestreden besluit berust op de overweging dat uitbreiding van het hoofdgebouw van De Oldenije niet noodzakelijk is, omdat de twee huidige locaties tezamen voldoende adequate huisvesting bieden. Verweerder heeft tijdens de hoorzitting van 20 maart 2007 en in het verweerschrift aangegeven, dat indien de Joodse school niet als adequate huisvesting zou kunnen worden aangemerkt, leegstaande lokalen op een andere locatie binnen het verwijsgebied zouden zijn gezocht.
Ter nadere onderbouwing van zijn standpunt heeft verweerder ter zitting aangevoerd dat een tweede reden waarom de uitbreiding van het hoofdgebouw van De Oldenije niet noodzakelijk is, is gelegen in het feit dat binnen een afstand van 2000 meter van het huidige gebouw een ander geschikt gebouw beschikbaar is, te weten de (voormalige) school aan de Tjerk Hiddesstraat.
In beroep heeft eiseres aangevoerd dat uitbreiding van het hoofdgebouw van De Oldenije noodzakelijk is, omdat de voormalige Joodse school niet geschikt is voor de huisvesting van leerlingen. Ter onderbouwing van deze stelling heeft eiseres onder meer verwezen naar een rapportage van bouwkundig onderhoudsbureau Visser BV van 6 juli 2007 en een rapport van Arbo Unie Friesland van juli 2007. Ten aanzien van het alternatieve schoolgebouw aan de Tjerk Hiddesstraat stelt eiseres zich op het standpunt dat De Oldenije de enige openbare basisschool in de binnenstad is en daarom een specifieke functie heeft. Voorts heeft eiseres aangevoerd dat het onderbrengen van de school in de Tjerk Hiddesstraat, ten koste gaat van het aantal leerlingen, omdat in dat geval voor velen een andere school dichterbij is.
De rechtbank overweegt het volgende.
Ingevolge artikel 91, eerste lid, van de WPO dragen burgemeester en wethouders - voorzover in deze zaak van belang - ten behoeve van de door de gemeente in stand gehouden scholen zorg voor de voorzieningen in de huisvesting op het grondgebied van de gemeente overeenkomstig het bepaalde in deze afdeling. Ingevolge artikel 92, eerste lid, van de WPO worden voor de toepassing van deze afdeling - onder meer - onder voorzieningen in de huisvesting begrepen: voor blijvend gebruik bestemde voorzieningen, bestaande uit uitbreiding van een bestaand gebouw.
Ingevolge artikel 100, eerste lid, aanhef en onder d en f, van de WPO wordt - voorzover in deze zaak van belang - een voorziening in de huisvesting slechts geweigerd, indien:
d. op andere wijze dan wordt gewenst redelijkerwijs in de behoefte aan huisvesting kan worden voorzien, onder meer doordat binnen redelijke afstand van de gewenste plaats van de voorziening gebruik dan wel medegebruik mogelijk is, of een reeds voor bekostiging in aanmerking gebracht gebouw of deel daarvan beschikbaar komt,
f. de gewenste voorziening anders dan op grond van de onderdelen b tot en met d niet noodzakelijk is.
Ingevolge artikel 102, eerste lid, aanhef en onder a, van de WPO stelt de gemeenteraad bij verordening een regeling vast met betrekking tot - onder meer - de voorzieningen die ingevolge artikel 92 voor bekostiging in aanmerking kunnen worden gebracht. Bij besluit van 27 november 2006 heef de gemeenteraad van de gemeente Leeuwarden de Verordening voorzieningen huisvesting onderwijs gemeente Leeuwarden 2006 (hierna: de Verordening) vastgesteld.
Ingevolge bijlage I, deel A, onderdeel 1.3.1, bij de Verordening blijkt - voorzover in deze zaak van belang - de noodzaak voor uitbreiding met een of meer leslokalen uit:
a. het feit dat ten minste één groep leerlingen extra boven de capaciteit van het gebouw of de gebouwen als vastgesteld op grond van bijlage III, deel A, aanwezig is;
c. het afwezig zijn van een beschikbaar (komend) en geschikt of geschikt te maken gebouw alsmede van mogelijkheden om door medegebruik binnen 2000 meter hemelsbreed een passende extra huisvesting voor de school te realiseren.
Tussen partijen is niet in geschil dat verweerder dient te voorzien in één of meer geschikte gebouwen die tezamen een capaciteit van acht lesgroepen hebben. Het geschil spitst zich toe op de vraag of de door eiseres aangevraagde uitbreiding van het hoofdgebouw van de Oldenije noodzakelijk is.
De rechtbank is met verweerder van oordeel dat eiseres niet aannemelijk heeft gemaakt dat dit het geval is. Ongeacht het antwoord op de vraag of het gebouw van de voormalige Joodse school - gelet op al hetgeen eiseres in dat kader heeft aangevoerd - geschikt is voor de huisvesting van twee groepen leerlingen, is de rechtbank van oordeel dat voldoende is komen vast te staan dat op andere wijze dan door eiseres gewenst, redelijkerwijs in de behoefte aan huisvesting kan worden voorzien, namelijk door gebruik te maken van het gebouw van de (voormalige) school aan de Tjerk Hiddesstraat. De rechtbank acht aannemelijk dat dit gebouw geschikt (te maken) is om voldoende passende (extra) huisvesting voor de school te realiseren. Het gebouw is gelegen binnen een afstand van 2000 meter hemelsbreed van de gewenste plaats. Dit is een redelijke afstand in de zin van artikel 100, eerste lid, aanhef en onder d, van de WPO. De door eiseres ter zitting naar voren gebrachte nadelen van het gebouw aan de Tjerk Hiddesstraat kunnen niet tot de conclusie leiden dat dit gebouw ongeschikt is.
Hieruit volgt dat de door eiseres aangevraagde vervanging van de buitenberging en het fietsenhok bij het hoofdgebouw, welke samenhangt met de gewenste uitbreiding van het hoofdgebouw, evenmin noodzakelijk is.
Het voorgaande brengt de rechtbank tot de conclusie dat verweerder de door eiseres aangevraagde voorzieningen terecht heeft geweigerd door deze op te nemen op het overzicht van de huisvestingsvoorzieningen die niet op het programma zijn opgenomen. Dit leidt tot de slotsom dat het beroep ongegrond is.
De rechtbank ziet geen aanleiding voor het uitspreken van een proceskostenveroordeling.
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Aldus gegeven door mr. C.H. de Groot, voorzitter, en door mrs. U. van Houten en E.M. Visser, rechters, en in het openbaar uitgesproken door de voorzitter op 4 juni 2008, in tegenwoordigheid van mr. F.F. van Emst als griffier.
w.g. F.F. van Emst
w.g. C.H. de Groot
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak staat voor partijen hoger beroep open. Gelijke bevoegdheid komt toe aan andere belanghebbenden, behoudens het bepaalde in artikel 6:13 in samenhang met artikel 6:24 van de Awb.
Indien u daarvan gebruik wenst te maken dient u binnen zes weken na de dag van verzending van de uitspraak een brief (beroepschrift) alsmede een afschrift van deze uitspraak te zenden aan:
de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Postbus 20019
2500 EA Den Haag
In het beroepschrift vermeldt u waarom u de uitspraak niet juist vindt.