ECLI:NL:RBLEE:2008:BD2802

Rechtbank Leeuwarden

Datum uitspraak
29 mei 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
17/880431-07 VEV
Instantie
Rechtbank Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Diefstal in vereniging met geweld en bedreiging, afpersing en terbeschikkingstelling met dwangverpleging

Op 29 mei 2008 heeft de Rechtbank Leeuwarden uitspraak gedaan in de zaak tegen een verdachte die op 18 oktober 2007 in Leeuwarden betrokken was bij meerdere gewelddadige straatroven. De verdachte, geboren in 1985 en thans gedetineerd, werd bijgestaan door advocaat mr. J.J. de Vries. De rechtbank heeft gelet op het onderzoek ter terechtzitting van 15 mei 2008 en de vordering van de officier van justitie, die veroordeling voor de telastegelegde feiten en een gevangenisstraf van zeven jaar eiste. De verdachte werd beschuldigd van diefstal in vereniging, waarbij buitensporig geweld en bedreiging met geweld werd gebruikt, en van afpersing. De rechtbank oordeelde dat de verdachte met opzet geweld had gebruikt en dat hij de aanmerkelijke kans had aanvaard dat hij het slachtoffer met een mes zou verwonden. De rechtbank achtte de feiten wettig en overtuigend bewezen, met inbegrip van de ernstige verwondingen die het slachtoffer had opgelopen, waaronder een klaplong.

De rechtbank overwoog dat de verdachte, samen met een mededader, binnen enkele uren vier keer gewelddadig had toegeslagen, waarbij de eerste beroving bijzonder gewelddadig was. De verdachte had het slachtoffer met een mes in de rug gestoken en had geprobeerd hem van een brug te duwen. De rechtbank nam in overweging dat de verdachte een zorgwekkend gedrag vertoonde, met een verleden van ernstige mishandelingen en een problematische jeugd in Angola. De deskundigen concludeerden dat de verdachte een ziekelijke stoornis van de geestvermogens had, wat het risico op herhaling vergrootte. Daarom werd naast de gevangenisstraf ook de maatregel van terbeschikkingstelling met dwangverpleging opgelegd.

De rechtbank wees de vorderingen van de benadeelde partijen toe, waarbij de verdachte werd veroordeeld tot schadevergoeding aan de slachtoffers. De rechtbank legde de verdachte een gevangenisstraf van vijf jaar op, met de verplichting tot betaling van schadevergoeding aan de slachtoffers, en gelastte terbeschikkingstelling met verpleging.

Uitspraak

RECHTBANK LEEUWARDEN
Sector straf
parketnummer 17/880431-07
vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 29 mei 2008 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1985 te [geboorteplaats],
wonende te [adres],
thans gedetineerd in P.I. HvB Ter Apel te Ter Apel.
De rechtbank heeft gelet op het ter terechtzitting gehouden onderzoek van 15 mei 2008.
De verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. J.J. de Vries, advocaat te Leeuwarden.
Telastelegging
Aan dit vonnis is een door de griffier gewaarmerkte fotokopie van de dagvaarding gehecht, waaruit de inhoud van de telastelegging geacht moet worden hier te zijn overgenomen.
In de telastelegging voorkomende schrijffouten of kennelijke misslagen worden verbeterd gelezen. De verdachte is hierdoor niet in zijn belangen geschaad.
Vordering officier van justitie
De officier van justitie heeft ter terechtzitting gevorderd:
- veroordeling voor het onder 1., 2., 3. primair en 4. telastegelegde;
- oplegging van een gevangenisstraf voor de duur van zeven jaar;
- gehele toewijzing van de vorderingen van de benadeelde partijen [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2], met daarbij oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Bewijsoverweging
Met betrekking tot het onder 1. telastegelegde feit heeft verdachte ter zitting aangevoerd dat hij het slachtoffer niet opzettelijk heeft gestoken, maar dat het mes, dat hij tegen de rug van het slachtoffer hield, per ongeluk tijdens de worsteling met het slachtoffer in het lichaam van het slachtoffer is geraakt.
De rechtbank overweegt als volgt. Het slachtoffer heeft verklaard dat hij iets nats, hetgeen later bloed bleek te zijn, voelde, nadat hij door verdachte met kracht op zijn rug werd geslagen. Verdachte heeft ter zitting verklaard dat hij met zijn mes stekende bewegingen heeft gemaakt richting het slachtoffer, alsmede dat zijn mes na het gebeuren bebloed was.
De rechtbank is van oordeel dat verdachte door stekende bewegingen te maken richting het lichaam van het slachtoffer willens en wetens de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat dit mes in het lichaam van het slachtoffer zou geraken, hetgeen ook is geschied. De rechtbank is dan ook van oordeel dat wettig en overtuigend is bewezen dat verdachte met zijn mes opzettelijk in de rug van het slachtoffer heeft gestoken.
Bewijsmiddelen
De rechtbank past met betrekking tot de telastegelegde feiten, met uitzondering van het onder 1. telastegelegde zinsnede "die [slachtoffer 1] met een mes in de rug heeft gestoken" de volgende bewijsmiddelen toe, met inachtneming van het bepaalde in artikel 359, derde lid, tweede volzin van het Wetboek van Strafvordering:
1. de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 15 mei 2008;
2. het in wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van aangifte [slachtoffer 1] (pag. 34 t/m 36, 38 en 39);
3. een aanvullende slachtofferverklaring van [slachtoffer 1] (pag. 40);
4. een geneeskundige verklaring omtrent het letsel van [slachtoffer 1] (pag. 45 t/m 47);
5. het in wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van aangifte [slachtoffer 2] (pag. 150 en 151);
6. het in wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van aangifte [slachtoffer 3] (pag. 253 en 254);
7. het in wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van aangifte [slachtoffer 4] (pag. 359 en 360).
De rechtbank past met betrekking tot het onder 1. telastegelegde zinsnede "die [slachtoffer 1] met een mes in de rug heeft gestoken" de volgende bewijsmiddelen toe:
1. de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 15 mei 2008, welke zakelijk weergegeven- onder meer inhoudt:
Ik heb op 18 oktober 2007 te Leeuwarden bij de Potmarge met een mes richting een manspersoon steekbewegingen gemaakt. Na dit voorval zag ik dat mijn mes bebloed was.
2. het in wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van aangifte [slachtoffer 1], nr. 2007109514-7, d.d. 19 oktober 2007, welke -zakelijk weergegeven- onder meer inhoudt (pag. 35):
Op 18 oktober 2007 zag en voelde ik dat de kleine man met zijn rechterarm met kracht op mijn rug sloeg. Ik hoorde de kleine hierbij zeggen: "Voel je al wat".
Redengeving bewezenverklaring
De hierboven weergegeven inhoud van de bewijsmiddelen levert op de redengevende feiten en omstandigheden op grond waarvan de rechtbank bewezen acht en de overtuiging heeft verkregen, dat verdachte met een mes heeft gestoken zoals hierna weergegeven in het onder 1. telastegelegde.
Bewezenverklaring
De rechtbank acht het onder 1., 2., 3. primair en 4. telastegelegde bewezen, met dien verstande dat:
1.
hij op 18 oktober 2007 te Leeuwarden, op de openbare weg, te weten aan/nabij de Potmarge, tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een portemonnee met daarin een geldbedrag en een aantal pasjes en een linnen tasje met muziekstukken en een muziekstandaard toebehorende aan [slachtoffer 1], welke diefstal werd voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer 1], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, welk geweld en welke bedreiging met geweld hierin bestonden dat verdachte en/of verdachtes mededader die [slachtoffer 1] die op de fiets zat heeft tegengehouden en met kracht tegen de brugleuning heeft geduwd, waarbij die [slachtoffer 1] klem kwam te zitten tussen de brug en zijn fiets en die [slachtoffer 1] meermalen met kracht in het gezicht heeft geslagen en tegen die [slachtoffer 1] hebben gezegd "We moeten geld hebben" en die [slachtoffer 1] met een mes in de rug heeft gestoken en tegen die [slachtoffer 1] heeft/hebben gezegd "Voel je al wat" en "we maken je af" en vervolgens hebben getracht die [slachtoffer 1] over de leuning van de brug te duwen, welk feit voor die [slachtoffer 1] zwaar lichamelijk letstel, te weten een klaplong, ten gevolge heeft gehad;
2.
hij op 18 oktober 2007 te Leeuwarden, op de openbare weg, te weten Bij de Put, tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een gsm en een pakje sigaretten toebehorende aan [slachtoffer 2], welke diefstal werd voorafgegaan en vergezeld van geweld tegen die [slachtoffer 2], gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken welk geweld hierin bestond dat verdachte en/of verdachtes mededader een mes op de keel van die [slachtoffer 2] heeft gezet en met kracht tegen de muur heeft gedrukt;
en
hij op 18 oktober 2007 te Leeuwarden, op de openbare weg, te weten Bij de Put, tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk om zich en een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld [slachtoffer 2] heeft gedwongen tot de afgifte van € 10,-, toebehorende aan [slachtoffer 2], welk geweld hierin bestond dat verdachte en/of verdachtes mededader een mes op de keel van die [slachtoffer 2] heeft gezet en met kracht tegen de muur heeft gedrukt;
3.
primair
hij op 18 oktober 2007 te Leeuwarden, op de openbare weg, te weten de Noordersingel, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk om zich en een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en bedreiging met geweld [slachtoffer 3] te dwingen tot de afgifte van geld en/of goederen, toebehorende aan [slachtoffer 3], die [slachtoffer 3] hebben klem gereden met de fiets en tegen die [slachtoffer 3] hebben gezegd "Geld, geld verdomme en vlug een beetje" en die [slachtoffer 3] bij een arm hebben vast gepakt en de jaszakken en de fietstassen van die [slachtoffer 3] hebben doorzocht, zijnde de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet voltooid;
4.
hij op 18 oktober 2007 te Leeuwarden, op de openbare weg, te weten de Bagijnestraat, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening weg te nemen goederen en/of geld, toebehorende aan [slachtoffer 4] en daarbij die voorgenomen diefstal te doen voorafgaan en/of te doen vergezellen en/of te doen volgen van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer 4], te plegen met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan zijn mededader hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, met zijn mededader, naar die [slachtoffer 4] zijn toe gefietst en tegen die [slachtoffer 4] zijn aangebotst en die [slachtoffer 4] hebben klem gezet en tegen die [slachtoffer 4] hebben gezegd dat hij zou worden overvallen en dat hij moest stoppen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
De verdachte zal van het meer of anders telastegelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Kwalificatie
Het bewezene levert op de misdrijven:
1. diefstal door twee of meer verenigde personen voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken;
2. diefstal door twee of meer verenigde personen voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken en afpersing;
3. primair poging tot afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen;
4. poging tot diefstal door twee of meer verenigde personen voorafgegaan, vergezeld of gevolgd van geweld of bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren.
Strafbaarheid verdachte
De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.
Strafmotivering
De rechtbank neemt bij de bepaling van de hierna te vermelden strafsoort en strafmaat in aanmerking:
- de aard en de ernst van de gepleegde feiten;
- de omstandigheden waaronder deze zijn begaan;
- de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken en deze naar voren komt uit het uittreksel uit het algemeen documentatieregister, het voorlichtingsrapport d.d. 4 januari 2008, het psychiatrisch rapport, d.d. 3 april 2008, opgemaakt door L.M.A.E. Vanvuchelen, psychiater en het psychologisch rapport, d.d. 2 april 2008, opgemaakt door E. Reinink, gz-psycholoog;
- de vordering van de officier van justitie;
- het pleidooi van de raadsman.
Verdachte heeft zich, samen met een mededader, binnen enkele uren op één avond schuldig gemaakt aan twee gewelddadige straatroven en twee pogingen daartoe. Met name de eerste beroving is gepaard gegaan met buitensporig geweld. Het slachtoffer van deze beroving is klemgezet tegen een brugleuning, in zijn gezicht geslagen en vervolgens door verdachte met een mes in zijn rug gestoken, waarbij één van zijn longen is geraakt. Omdat het slachtoffer zich bleef verzetten, is ook nog geprobeerd om hem van de brug in het water te gooien. Gezien zijn verwondingen zou de kans in dat geval groot zijn geweest dat het slachtoffer de beroving niet had overleefd. Het tweede slachtoffer heeft kunnen ontkomen, maar het derde slachtoffer van die avond heeft het nodige moeten doorstaan. Hij is tegen een muur geduwd en met een mes op zijn keel beroofd. Helemaal stuitend is dat verdachte en zijn mededader als laatste ook nog geprobeerd hebben om een 80-jarige vrouw te beroven.
De rooftocht van verdachte heeft niet meer opgeleverd dan een twintigtal euro's en enkele goederen zonder veel waarde. Daar staat tegenover dat één slachtoffer ernstig gewond is geraakt en dat alle slachtoffers blijkens hun verklaringen ook nu nog gebukt gaan onder gevoelens van angst en onzekerheid.
Detentie en terbeschikkingstelling
Bij zulke ernstige feiten past alleen al uit oogpunt van vergelding een langdurige gevangenisstraf, zoals de officier van justitie terecht ook heeft geëist. De rechtbank stelt echter ook vast dat het gedrag van verdachte uitermate zorgelijk is. Zonder enig besef van de gevolgen van zijn handelen, is verdachte, meer uit verveling dan uit echte geldnood, binnen enkele uren vier keer ver over de schreef gegaan. In 2003 is verdachte bovendien ook al voor ernstige mishandelingen veroordeeld, waarvan het merendeel zich -net als hier- op één dag heeft afgespeeld.
De forensische psychiater en psycholoog hebben beide gewezen op de getraumatiseerde jeugd van verdachte in Angola, waar hij op jonge leeftijd zelfstandig in een oorlogssituatie heeft moeten leren overleven. Gevolg is dat verdachte nauwelijks vaardigheden heeft aangeleerd die het hem mogelijk maken om zich in een normale samenleving staande te houden. Integendeel, bij verdachte is volgens zowel de psychiater als de psycholoog sprake van een gebrekkige gewetensfunctie, wantrouwig en antisociaal gedrag, gekoppeld aan misbruik van drugs en alcohol. De psychiater spreekt in dit verband van een persoonlijkheidsstoornis met antisociale en narcistische trekken; de psycholoog wil die conclusie gezien de jonge leeftijd van verdachte nog niet trekken, maar rapporteert in feite wel dezelfde bevindingen. Beide deskundigen zijn het er over eens dat de kans op herhaling groot is. Eerdere pogingen van verdachte om zelfstandig zijn leven een andere wending te geven zijn, zo merkt de verslavingsreclassering op, mislukt.
Gezien de bevindingen van de deskundigen is de rechtbank van oordeel dat bij verdachte sprake is van een ziekelijke stoornis van de geestvermogens, die ook ten tijde van het delict bestond, en dat, mede als gevolg van deze stoornis, het gevaar groot is dat verdachte in de toekomst opnieuw een ernstig geweldsmisdrijf zal plegen. Onder deze omstandigheden vergt de veiligheid van de samenleving een behandeling van verdachte in een gedwongen kader. De rechtbank zal verdachte dan ook, naast een onvoorwaardelijke gevangenisstraf, de maatregel van terbeschikkingstelling met dwangverpleging opleggen. Om de noodzakelijke behandeling voortvarend te kunnen laten aanvangen, zal de rechtbank de hoogte van de gevangenisstraf enigszins beperken.
Benadeelde partijen
[slachtoffer 1] heeft zich voor de aanvang van de terechtzitting als benadeelde partij in het strafproces gevoegd door middel van indiening van het voorgeschreven formulier bevattende de opgave van een vordering tot vergoeding van door hem geleden schade ten gevolge van het aan verdachte onder 1. telastegelegde en bewezenverklaarde feit alsmede de gronden waarop deze berust.
De rechtbank is van oordeel dat de gestelde schade voldoende aannemelijk is geworden en in zodanig verband staat met het door verdachte gepleegde strafbare feit, dat deze aan hem als een gevolg van zijn handelen kan worden toegerekend. De rechtbank acht de vordering, die niet danwel onvoldoende door verdachte en diens raadsman is weersproken, derhalve gegrond en voor toewijzing vatbaar.
De rechtbank acht daarnaast oplegging van de schadevergoedingsmaatregel aangewezen.
[slachtoffer 2] heeft zich voor de aanvang van de terechtzitting als benadeelde partij in het strafproces gevoegd door middel van indiening van het voorgeschreven formulier bevattende de opgave van een vordering tot vergoeding van door hem geleden schade ten gevolge van het aan verdachte onder 2. telastegelegde en bewezenverklaarde feit alsmede de gronden waarop deze berust.
De rechtbank is van oordeel dat de gestelde schade voldoende aannemelijk is geworden en in zodanig verband staat met het door verdachte gepleegde strafbare feit, dat deze aan hem als een gevolg van zijn handelen kan worden toegerekend. De rechtbank acht de vordering, die niet danwel onvoldoende door verdachte en diens raadsman is weersproken, derhalve gegrond en voor toewijzing vatbaar.
De rechtbank acht daarnaast oplegging van de schadevergoedingsmaatregel aangewezen.
Toepassing van wetsartikelen
De rechtbank heeft gelet op de artikelen 36f(oud), 37a, 37b, 45, 57(oud), 312 en 317 van het Wetboek van Strafrecht.
DE UITSPRAAK VAN DE RECHTBANK LUIDT, RECHTDOENDE:
Verklaart het onder 1., 2., 3. primair en 4. telastegelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar in voege als voormeld en verdachte deswege strafbaar.
Veroordeelt verdachte te dier zake tot:
Een gevangenisstraf voor de duur van vijf jaar.
Beveelt, dat de tijd door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht.
Gelast dat verdachte ter beschikking zal worden gesteld en beveelt dat hij van overheidswege zal worden verpleegd.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is telastegelegd dan het bewezenverklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Wijst de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1], wonende te [adres], toe en veroordeelt verdachte mitsdien tot betaling aan deze benadeelde partij van een bedrag van € 1900,00 (zegge: negentienhonderd euro).
Veroordeelt verdachte in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte de verplichting op aan de staat, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 1], te betalen een som geld ten bedrage van € 1900,00 (zegge: negentienhonderd euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 38 dagen, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft.
Bepaalt daarbij dat, indien verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de staat van een bedrag van € 1900,00 ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 1], daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij dit bedrag te betalen komt te vervallen en vice versa, dat, indien verdachte aan de benadeelde partij het opgelegde bedrag heeft betaald, daarmee de verplichting tot betaling aan de staat van dit bedrag komt te vervallen.
Wijst de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2], wonende te B[adres], toe en veroordeelt verdachte mitsdien tot betaling aan deze benadeelde partij van een bedrag van € 1174,03 (zegge: elfhonderd en vierenzeventig euro en drie eurocent).
Veroordeelt verdachte in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte de verplichting op aan de staat, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 2], te betalen een som geld ten bedrage van € 1174,03 (zegge: elfhonderd en vierenzeventig euro en drie eurocent), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 23 dagen, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft.
Bepaalt daarbij dat, indien verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de staat van een bedrag van € 1174,03 ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 2], daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij dit bedrag te betalen komt te vervallen en vice versa, dat, indien verdachte aan de benadeelde partij het opgelegde bedrag heeft betaald, daarmee de verplichting tot betaling aan de staat van dit bedrag komt te vervallen.
Dit vonnis is gewezen door mr. G. Bracht, voorzitter, mr. G.C. Koelman en mr. J. van Bruggen, rechters, bijgestaan door mr. G. Sannes, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 29 mei 2008.