ECLI:NL:RBLEE:2008:BC7550

Rechtbank Leeuwarden

Datum uitspraak
25 maart 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
AWB 07/2641
Instantie
Rechtbank Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Besluit op bezwaar inzake bijdrage op grond van de Verordening Materiële Financiële Voorzieningen Primair Onderwijs Franekeradeel

In deze zaak heeft de Rechtbank Leeuwarden op 25 maart 2008 uitspraak gedaan in een geschil tussen de Vereniging voor Protestants Christelijk Basisonderwijs in Noordwest Friesland (hierna: de vereniging PCBO) en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Franekeradeel. De zaak betreft een besluit op bezwaar dat door de gemeente is genomen met betrekking tot een bijdrage op grond van de Verordening Materiële Financiële Voorzieningen Primair Onderwijs Franekeradeel. De vereniging PCBO had bezwaar gemaakt tegen een eerder besluit van 7 februari 2006, waarbij een bijdrage van € 395.850,00 was toegekend aan Stichting Radius ter verbetering van haar solvabiliteitspositie. De rechtbank heeft vastgesteld dat de bezwaartermijn op 10 februari 2006 is aangevangen en op 23 maart 2006 is geëindigd. Het bezwaarschrift van de vereniging PCBO is pas op 27 april 2007 ingediend, wat ruimschoots buiten de termijn was. De rechtbank oordeelde dat de gemeente het bezwaarschrift terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard, omdat de vereniging PCBO op de hoogte had kunnen zijn van het besluit en de bezwaartermijn had moeten respecteren. De rechtbank verklaarde het beroep van de vereniging PCBO ongegrond en zag geen aanleiding voor een kostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gedaan door mr. C.H. de Groot, met mr. J.R. Leegsma als griffier.

Uitspraak

RECHTBANK LEEUWARDEN
Sector bestuursrecht
Procedurenummer: AWB 07/2641
uitspraak van 25 maart 2008 van de enkelvoudige kamer op grond van artikel 8:70 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb)
inzake het geding tussen
de vereniging Vereniging voor Protestants Christelijk Basisonderwijs in Noordwest Friesland (hierna: de vereniging PCBO),
gevestigd te Franeker,
eiseres,
gemachtigde: mr. J.A. Keijser, werkzaam bij de vereniging "de Besturenraad", de organisatie van het christelijk onderwijs te Voorburg,
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Franekeradeel,
verweerder,
gemachtigde: mr. I. van der Meer, advocaat te Leeuwarden.
Procesverloop
Bij brief van 13 september 2007 heeft verweerder eiseres mededeling gedaan van zijn besluit op bezwaar betreffende het toekennen van een bijdrage op grond van de Verordening Materiële Financiële Voorzieningen Primair Onderwijs Franekeradeel (hierna: de Verordening).
Tegen dit besluit heeft eiseres beroep aangetekend.
De zaak is behandeld ter zitting van de rechtbank, gehouden op 6 maart 2008. Eiseres is bij gemachtigde verschenen. Daarnaast is namens eiseres haar directeur, [naam], verschenen. Verweerder is bij gemachtigde verschenen, bijgestaan door L.T.B. Bosma, werkzaam bij de gemeente Franekeradeel.
Motivering
Bij besluit van 7 februari 2006 heeft verweerder op basis van de Verordening aan Stichting Radius een bedrag toegekend van € 395.850,00 ter verbetering van haar solvabiliteitspositie. Dit besluit is gepubliceerd in de Franeker Courant van 15 februari 2006. Het besluit is bij brief van 11 oktober 2006 aan eiseres bekend gemaakt. Tegen dit besluit is door eiseres op 27 april 2007 bezwaar ingesteld.
Verweerder heeft het door eiseres ingestelde bezwaar, overeenkomstig het advies van de commissie van 15 augustus 2007, op 13 september 2007 kennelijk niet-ontvankelijk verklaard. Daartoe is overwogen dat het bezwaarschrift eerst op 27 april 2007 is ingediend, derhalve ruimschoots buiten de termijn.
Eiseres heeft in beroep aangevoerd dat tijdig bezwaar is gemaakt omdat op het moment dat duidelijkheid werd verkregen omtrent het besluit, met voortvarendheid bezwaar is gemaakt. Daarnaast is eiseres van mening dat de bezwaartermijn niet verbonden dient te worden aan het moment van bekend worden met het besluit, maar met het bekend worden van de onrechtmatigheid daarvan.
De rechtbank overweegt als volgt.
Ingevolge artikel 3:41, eerste lid, van de Awb geschiedt de bekendmaking van besluiten die tot een of meer belanghebbenden zijn gericht door toezending of uitreiking aan hen, onder wie begrepen de aanvrager.
Ingevolge artikel 6:7 van de Awb bedraagt de termijn voor het indienen van een bezwaarschrift zes weken.
Ingevolge artikel 6:8, eerste lid, van de Awb vangt deze termijn aan met ingang van de dag na die waarop het besluit op de voorgeschreven wijze is bekendgemaakt.
Het primaire besluit is op 9 februari 2006 aan Stichting Radius verzonden en is daarmee overeenkomstig artikel 3:41, eerste lid, van de Awb op de voorgeschreven wijze bekendgemaakt. Stichting Radius is immers de aanvrager van het besluit en daarmee degene tot wie de beschikking zich richt. De bezwaartermijn is derhalve aangevangen op 10 februari 2006 en geëindigd op 23 maart 2006. Het bezwaarschrift is eerst bij schrijven van 27 april 2007, derhalve ruimschoots buiten de daarvoor in artikel 6:7 van de Awb gestelde termijn, ingediend.
De rechtbank merkt voorts op dat verweerder, hoewel daartoe niet gehouden, het besluit van 9 februari 2006 heeft gepubliceerd in de Franeker Courant van 15 februari 2006 en bovendien eiseres persoonlijk bij schrijven van 11 oktober 2006 heeft geïnformeerd over het genomen besluit. Eiseres had derhalve op of omstreeks 15 februari 2006 met het besluit bekend kunnen zijn, maar in ieder geval kort na 11 oktober 2006. Volgens vaste jurisprudentie had eiseres vervolgens twee weken de gelegenheid om een bezwaarschrift in te dienen. Dat eiseres eerst op 27 april 2007 een bezwaarschrift heeft ingediend, behoort derhalve voor haar eigen risico te komen.
Het betoog van eiseres dat de periode van twee weken moet worden gerekend vanaf het moment van bekend worden met de (aperte) onrechtmatigheid van het besluit, volgt de rechtbank niet. De rechtszekerheid verzet zich tegen een dergelijke opvatting. Indien dit betoog zou worden gevolgd betekent dit immers dat elk besluit, waarvan iemand op een zeker moment denkt dat het apert onrechtmatig is, vanaf dat moment aangevochten kan worden. Om een dergelijke (onwenselijke) situatie te voorkomen, wordt in de vaste jurisprudentie aangenomen dat in zo'n geval de termijn van twee weken gaat lopen op het moment dat de belanghebbende, niet zijnde de aanvrager, van het bestaan van het besluit op de hoogte is geraakt.
Op grond van het vorenoverwogene concludeert de rechtbank dat verweerder het bezwaarschrift terecht en op goede gronden wegens termijnoverschrijding niet-ontvankelijk heeft verklaard. Gelet hierop is het beroep ongegrond. De rechtbank ziet geen aanleiding voor het uitspreken van een kostenveroordeling.
Beslissing
De rechtbank:
- verklaart het beroep ongegrond.
Aldus gegeven door mr. C.H. de Groot, rechter, en door deze in het openbaar uitgesproken op 25 maart 2008, in tegenwoordigheid van mr. J.R. Leegsma als griffier.
w.g. mr. J.R. Leegsma
w.g. mr. C.H. de Groot
Tegen deze uitspraak staat voor partijen hoger beroep open. Gelijke bevoegdheid komt toe aan andere belanghebbenden, zulks behoudens het bepaalde in art. 6:13 juncto 6:24 Awb.
Indien u daarvan gebruik wenst te maken dient u binnen zes weken na de dag van verzending van de uitspraak een brief (beroepschrift) alsmede een afschrift van deze uitspraak te zenden aan:
de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Postbus 20019
2500 EA Den Haag
In het beroepschrift vermeldt u waarom u de uitspraak niet juist vindt.