ECLI:NL:RBLEE:2008:BC5686

Rechtbank Leeuwarden

Datum uitspraak
4 maart 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
17/885094-06 VEV
Instantie
Rechtbank Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Fraude en oplichting door valsheid in geschrift in zorginstelling

In deze zaak heeft de Rechtbank Leeuwarden op 4 maart 2008 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van fraude en oplichting. De verdachte, geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats], was niet verschenen tijdens de zitting, maar werd vertegenwoordigd door zijn advocaat, mr. K.D.M. Schepers. De rechtbank heeft gelet op het onderzoek dat op 19 februari 2008 heeft plaatsgevonden. De telastelegging omvatte onder andere valsheid in geschrift en oplichting, waarbij de verdachte in de periode van 1 januari 2004 tot en met 1 april 2006 meermalen valse facturen heeft opgemaakt ten name van [naam 1] en Zorgkantoor Friesland, gericht aan [benadeelde partij]. Deze facturen waren bedoeld om geldbedragen te verkrijgen die bestemd waren voor zorg aan hulpbehoevenden.

De officier van justitie heeft een gevangenisstraf van 30 maanden geëist, waarvan 10 maanden voorwaardelijk, en een schadevergoeding van € 313.037,00 aan de benadeelde partij. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte zich op onaanvaardbare wijze heeft verrijkt ten koste van de zorginstelling, door grote geldbedragen, die bestemd waren voor de zorg, over te boeken naar een door hem opgerichte rechtspersoon. De rechtbank heeft de verdachte schuldig bevonden aan de telastegelegde feiten en hem veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 30 maanden.

De rechtbank heeft ook de vordering van de benadeelde partij tot schadevergoeding toegewezen, waarbij de verdachte verplicht werd om € 275.176,00 te betalen. De rechtbank heeft geoordeeld dat de verdachte geen verantwoording heeft willen afleggen voor zijn gedragingen en dat er geen strafuitsluitingsgronden zijn gebleken. De uitspraak benadrukt de ernst van de gepleegde feiten en de noodzaak van een stevige straf om herhaling te voorkomen.

Uitspraak

RECHTBANK LEEUWARDEN
Sector straf
parketnummer 17/885094-06
vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 4 maart 2008 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats],
wonende te [adres].
De rechtbank heeft gelet op het ter terechtzitting gehouden onderzoek van 19 februari 2008.
Verdachte is niet verschenen; wel is verschenen mr. K.D.M. Schepers, advocaat te Oss, die verklaard heeft uitdrukkelijk tot de verdediging te zijn gemachtigd.
Telastelegging
Aan dit vonnis is een door de griffier gewaarmerkte fotokopie van de dagvaarding gehecht, waaruit de inhoud van de telastelegging geacht moet worden hier te zijn overgenomen.
In de telastelegging voorkomende schrijffouten of kennelijke misslagen worden verbeterd gelezen. De verdachte is hierdoor niet in zijn belangen geschaad.
Vordering officier van justitie
De officier van justitie heeft ter terechtzitting gevorderd:
- veroordeling voor het onder 1. primair en 2. telastegelegde;
- oplegging van een gevangenisstraf voor de duur van 30 maanden waarvan 10 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar;
- toewijzing van de vordering van de benadeelde partij tot een bedrag van € 313.037,00;
- oplegging van de schadevergoedingsmaatregel voor een bedrag van € 313.037,00.
Bewijsmiddelen
De rechtbank past met betrekking tot de telastegelegde feiten de volgende bewijsmiddelen toe.
1. Het in wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van aangifte door [aangeefster], interim-directeur (pag. 30 van het hoofdproces-verbaal met nummer 006029681) onder meer inhoudende als haar verklaring dat er frauduleuze handelingen zijn gepleegd ten nadele van [benadeelde partij] te Heerenveen. De financiële administratie van de [benadeelde partij] bestaat uit een zestal medewerkers waarvan de heer [verdachte] van 1 februari 2003 tot en met maart 2006 als manager in loondienst was; uit dien hoofde had hij de beschikking over geld dat aan [benadeelde partij] toebehoorde en was hij bevoegd namens [benadeelde partij] facturen te ondertekenen en betaalbaar te stellen. De interim-manager, die de heer [verdachte] vervangt sinds zijn vertrek, vertrouwde een bepaalde factuur van [naam 1], niet. De gegevens van de begunstigde en de omschrijving van de factuur hadden vragen opgeroepen. De factuur was voor akkoord voor betaalbaarstelling geparafeerd door [verdachte]. Zorgkantoor Friesland bleek niet bekend te zijn met [naam 1] of met de gefactureerde diensten en het rekeningnummer van de begunstigde was hun onbekend. Ook de andere gegevens op de desbetreffende factuur klopten niet. Zo bleek het nummer van de Kamer van Koophandel niet van [naam 1] te zijn. Het nummer was geheel onbekend bij de Kamer van Koophandel. De huisaccountant is een administratief onderzoek gestart en er is gebleken dat een achttal facturen en een mailbericht waarin een nota was opgenomen van de [naam 1] zijn ontvangen door [benadeelde partij]. [verdachte] ondertekende deze facturen met een paraaf op de plaats waar normaal gesproken de budgethouder zijn paraaf plaatst ten teken van akkoord van de factuur tot betaalbaarstelling. Deze acht facturen alsmede de factuur van het mailbericht zijn betaald aan de begunstigde, te weten [naam 1]. In totaal is er in de periode van 19 januari 2004 (datum van eerste factuur van [naam 1]) tot 16 februari 2006 (betaling laatste factuur) een bedrag van € 275.176,00 overgemaakt vanaf rekeningen van [benadeelde partij] naar het rekeningnummer [nummer 1] van de begunstigde [naam 1]. Er zijn op deze facturen werkzaamheden of diensten of materialen in rekening gebracht, die in het geheel niet zijn geleverd. De op de facturen vermelde gegevens van [naam 1] als: "Maakt onderdeel uit van zorgkantoor Friesland", met correcte adresgegevens en voor [benadeelde partij] bekende contactpersonen, wekten vertrouwen aangaande de identiteit van de declarerende stichting.
2. Het in wettelijke vorm opgemaakte hoofdproces-verbaal, nummer 206029681, onder meer inhoudende als verklaring van verbalisant [verbalisant], financieel rechercheur, dat uit het onderzoek is gebleken dat het correspondentieadres van [naam 1] zoals dat bij de opening van de rekening bij de postbank werd opgegeven -[correspondentieadres]- in gebruik is bij [verdachte], [adres] die zich legitimeerde met een identiteitsdocument voorzien van het nummer [nummer 2]. Uit GBA-gegevens blijkt dat dit identiteitsdocument was afgegeven aan [verdachte] die tot 4 april 2005 woonde aan de [adres]. De rekening met nummer [nummer 1] bij de postbank is geopend door [verdachte] en hij legitimeerde zich daarbij met dezelfde identiteitskaart. Uit het door de Postbank N.V. te Leeuwarden geleverde rekeningoverzicht van rekeningnummer [nummer 1] blijkt dat de rekening in gebruik is bij [verdachte] en dat alleen hij beschikt over deze rekening en dat hij de negen fraudebedragen op deze rekening ontving. De facturen ten aanzien waarvan gefraudeerd was werden verkregen van [benadeelde partij].
2.1. De inhoud van de van [benadeelde partij] verkregen facturen en email-bericht, weergegeven als pagina 270, 281, 305, 316, 335, 336, 337, 352 en 293 in voornoemd hoofdproces-verbaal.
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van onderzoek in de automatiseringssystemen (pagina 231 van het hoofdproces-verbaal), onder meer inhoudende als verklaring van [verbalisant], inspecteur van de regiopolitie Fryslân, dat hem uit onderzoek bij de werkgever [benadeelde partij] is gebleken dat er een aantal relevante bestanden aanwezig waren op de harde schijf van de computer op de werkplek van verdachte. Alleen verdachte had de rechten voor gebruik van een bepaald deel van het computernetwerk. Het aangetroffen bestand wmd.doc bestaat uit twee pagina's. De eerste pagina bevat een aantal vaste tekstgegevens en logo's (zie schermafdruk) terwijl pagina 2 de "invult tekst" bevat.
3.1. De hiervoor genoemde schermafdruk bevattende het logo [naam 1], met daarnaast de woorden [naam 1], Postbus [nummer 3], [plaats], Kamer van Koophandel Nr.: [kvknummer], Bankrelatie: [nummer 1] t.n.v. [naam 1], Maakt onderdeel uit van, en daaronder het logo van Zorgkantoor Friesland.
4. Het feit van algemene bekendheid dat de plaats Heerenveen is gelegen in de gemeente Heerenveen.
Bovenstaande wettige bewijsmiddelen -in onderling verband en samenhang beschouwd- houden de redengevende feiten en omstandigheden in waarop de beslissing van de rechtbank steunt dat verdachte de hierna bewezenverklaarde feiten heeft begaan.
Bewezenverklaring
De rechtbank acht het onder 1. primair en onder 2. telastegelegde bewezen, met dien verstande dat:
1. primair
hij in de periode van 1 januari 2004 tot en met 1 april 2006, op diverse data en tijdstippen te Heerenveen, in het arrondissement Leeuwarden, meermalen, telkens een (nader te noemen) factuur of nota ten name van [naam 1] en/of Zorgkantoor Friesland en gericht aan [benadeelde partij], - elk zijnde een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen - valselijk heeft opgemaakt, immers heeft hij, verdachte valselijk:
- op de factuur/nota d.d. 19 januari 2004 (Bijlage K 1-2) het briefhoofd en logo van [naam 1] en Zorgkantoor Friesland aangebracht/vermeld, en
- op voornoemde factuur/nota (niet gemaakte) kosten, te weten kosten voor software en bijdrage personeel, ter hoogte van 16.500,- euro vermeld en
- op voornoemde factuur/nota vermeld dat [naam 1] deel uitmaakt van Zorgkantoor Friesland en
- op voornoemde factuur/nota het (Postbank)rekeningnummer [nummer 1] t.n.v. [naam 1] en het (niet bestaande) Kamer van Koophandelnummer [kvknummer] en het adres Postbus [nummer 3], [plaats] vermeld
en
- op de factuur/nota d.d. 19 februari 2004 (Bijlage K 2-2) het briefhoofd en logo van Zorgkantoor Friesland aangebracht/vermeld, en
- op voornoemde factuur/nota vermeld dat er een bedrag van 40.000,- euro dient te worden teruggeboekt in verband met teveel ontvangen financiering, en
- op voornoemde factuur/nota het (Postbank)rekeningnummer [nummer 1] t.n.v. [naam 1] en het adres Postbus [pbnummer] vermeld en
- op voornoemde factuur/nota vermeld dat deze is behandeld door [naam 2] en
- voornoemde factuur/nota ondertekend als zijnde [naam 3]
en
- op de factuur/nota d.d. 19 februari 2005 (Bijlage K 4-2) vermeld dat er een bedrag van 72.000,- euro als bijdrage aan een viertal verzorgings- en/of verpleegtehuizen dient te worden betaald, en
- op voornoemde factuur/nota het (Postbank)rekeningnummer [nummer 1] t.n.v. [naam 1] vermeld en
- op voornoemde factuur/nota vermeld dat deze is behandeld door [naam 2] en
- voornoemde factuur/nota opgesteld als zijnde [naam 3]
en
- op de factuur/nota d.d. 19 januari 2005 (Bijlage K 5-2) het briefhoofd en logo van [naam 1] en Zorgkantoor Friesland aangebracht/vermeld, en
- op voornoemde factuur/nota vermeld dat er 40.000,- euro betaald dient te worden voor een overeenkomst betreffende een aantal projecten en dat er 8.195,- euro dient te worden betaald voor de inbreng wachtlijstgelden in voornoemde projecten, en
- op voornoemde factuur/nota vermeld dat [naam 1] deel uitmaakt van Zorgkantoor Friesland en
- op voornoemde factuur/nota het (Postbank)rekeningnummer [nummer 1] t.n.v. [naam 1] en het (niet bestaande) Kamer van Koophandelnummer [kvknummer] en het adres Postbus [nummer 3], [plaats] vermeld
en
- op de factuur/nota d.d. 21 oktober 2005 (met kenmerk [kenmerk]) (Bijlage K 6-5) het briefhoofd en logo van [naam 1] en Zorgkantoor Friesland aangebracht/vermeld, en
- op voornoemde factuur/nota vermeld dat de factuur/nota d.d. 19 januari 2005 (ter hoogte van 48.195,- euro) gecrediteerd en verrekend dient te worden met de nog te volgen factuur/nota van 2006 en
- op voornoemde factuur/nota vermeld dat [naam 1] deel uitmaakt van Zorgkantoor Friesland en
- op voornoemde factuur/nota het (Postbank)rekeningnummer [nummer 1] t.n.v. [naam 1] en het (niet bestaande) Kamer van Koophandelnummer [kvknummer] en het adres Postbus [nummer 3], [plaats] vermeld
en
- op de factuur/nota d.d. 21 oktober 2005 (met kenmerk [kenmerk]) (Bijlage K 6-5) het briefhoofd en logo van [naam 1] en Zorgkantoor Friesland aangebracht/vermeld, en
- op voornoemde factuur/nota vermeld dat er 8.195, euro betaald dient te worden voor de inbreng wachtlijstgelden, en
- op voornoemde factuur/nota vermeld dat [naam 1] deel uitmaakt van Zorgkantoor Friesland en
- op voornoemde factuur/nota het (Postbank)rekeningnummer [nummer 1] t.n.v. [naam 1] en het (niet bestaande) Kamer van Koophandelnummer [kvknummer] en het adres Postbus [nummer 3], [plaats] vermeld
en
- op de factuur/nota d.d. 2 januari 2006 (met kenmerk [kenmerk]) (Bijlage K 6-5) het briefhoofd en logo van [naam 1] en Zorgkantoor Friesland aangebracht/vermeld, en
- op voornoemde factuur/nota vermeld dat er 72.000,- euro als bijdrage aan een viertal verzorgings- en/of verpleegtehuizen dient te worden betaald, en
- op voornoemde factuur/nota vermeld dat het bedrag van 72.000,- euro onder aftrek van de creditnota d.d. 21 oktober 2005 (met kenmerk [kenmerk]) betaald kan worden en
- op voornoemde factuur/nota vermeld dat [naam 1] deel uitmaakt van Zorgkantoor Friesland en
- op voornoemde factuur/nota het (Postbank)rekeningnummer [nummer 1] t.n.v. [naam 1] en het (niet bestaande) Kamer van Koophandelnummer [kvknummer] en het adres Postbus [nummer 3], [plaats] vermeld
en
- op de factuur/nota d.d. 15 januari 2006 (Bijlage K 7-2) het briefhoofd en logo van [naam 1] en Zorgkantoor Friesland aangebracht/vermeld, en
- op voornoemde factuur/nota vermeld dat er 48.000,- euro betaald dient te worden voor een overeenkomst betreffende een aantal projecten, en
- op voornoemde factuur/nota vermeld dat [naam 1] deel uitmaakt van Zorgkantoor Friesland en
- op voornoemde factuur/nota het (Postbank)rekeningnummer [nummer 1] t.n.v. [naam 1] en het (niet bestaande) Kamer van Koophandelnummer [kvknummer] en het adres Postbus [nummer 3], [plaats] vermeld,
zulks telkens met het oogmerk om dat geschrift als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken en
vervolgens telkens opzettelijk gebruik heeft gemaakt van voornoemde geschriften door voornoemde valse of vervalste geschriften - als ware deze geschriften echt en onvervalst - bestaande dat gebruikmaken hierin dat hij, verdachte:
- voornoemde facturen/nota's heeft doen toekomen aan [benadeelde partij] en
- voornoemde facturen/nota's middels een paraaf heeft getekend teneinde die facturen/nota's goed te keuren voor betaling en vervolgens
- voornoemde facturen/nota's ter beschikking heeft gesteld van de financiële administratie om die betaling uit te laten voeren.
2.
hij op 27 december 2004 te Heerenveen, in de gemeente Heerenveen, met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door een samenweefsel van verdichtsels, een aantal medewerkers van [benadeelde partij] heeft bewogen tot de afgifte van een geldbedrag (te weten 18.481,- euro), hebbende verdachte met vorenomschreven oogmerk
- zakelijk weergegeven - valselijk en listiglijk en bedrieglijk en in strijd met de waarheid een email aan een aantal medewerkers van de financiële administratie van die [benadeelde partij] verstuurd, inhoudende onder meer de tekst - zakelijk weergegeven - dat hij, verdachte is gebeld door een medewerker van het zorgkantoor en dat die medewerker van het zorgkantoor heeft verzocht een nog openstaande schuld ter hoogte van 18.481,- te storten/over te maken en dat voornoemde storting (in verband met de administratie) dit jaar nog dient plaats te vinden en dat er nog een officiële brief van het zorgkantoor komt en dat hij, verdachte, een spoedbetaling kan maken, waardoor die medewerkers van [benadeelde partij] werden bewogen tot bovenomschreven afgifte.
De verdachte zal van het meer of anders telastegelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Kwalificatie
Het bewezene levert op de misdrijven:
1. primair: Valsheid in geschrift, meermalen gepleegd en opzettelijk gebruik maken van het vervalste geschrift als bedoeld in artikel 225, eerste lid van het Wetboek van Strafrecht, als ware het echt en onvervalst, meermalen gepleegd, beschouwd als voortgezette handeling.
2. Oplichting.
Strafbaarheid verdachte
De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.
Strafmotivering
De rechtbank neemt bij de bepaling van de hierna te vermelden strafsoort en strafmaat in aanmerking:
- de aard en de ernst van de gepleegde feiten;
- de omstandigheden waaronder deze zijn begaan;
- de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken en deze naar voren komt uit het uittreksel uit het algemeen documentatieregister en het voorlichtingsrapport;
- de vordering van de officier van justitie;
- het pleidooi van de raadsvrouw.
Verdachte heeft zich op onaanvaardbare wijze verrijkt ten koste van een zorginstelling. Hij heeft als manager van [benadeelde partij] grote geldbedragen, die waren bestemd voor de zorg aan hulpbehoevenden, laten overboeken naar de rekening van een door hem opgerichte rechtspersoon. Het gaat hier om een bedrag van in totaal € 275.176,00. Dit geld heeft hij ten eigen bate aangewend. Dit alles terwijl verdachte in 2000 was veroordeeld voor het verduisteren van gelden van het Ministerie van Defensie waarbij het om een vergelijkbaar hoog bedrag ging. Hoe verdachte er toe gekomen is om opnieuw misdrijven te plegen -en wat er voor nodig is om verdachte daarvan te weerhouden in de toekomst- blijft in het ongewisse. Verdachte heeft geen verantwoording willen afleggen voor zijn gedragingen; hij heeft een gesprek met zijn werkgever geweigerd, hij heeft zich bij de politie beroepen op zijn zwijgrecht en hij heeft zich tijdens de terechtzitting laten vertegenwoordigen door een gemachtigd raadsvrouw die geïnstrueerd was geen openheid van zaken te geven. Wel heeft hij zich gemeld bij de reclassering en is er een summier voorlichtingsrapport opgesteld. De reclassering merkt echter op dat verdachte geen toestemming heeft gegeven om inlichtingen in te winnen bij referenten en dat er -gelet op de houding van verdachte ten aanzien van de telastegelegde feiten (waarover hij niets wilde verklaren)- geen analyse kan worden gemaakt van het delictgedrag en de mogelijke achtergronden daarvan. De reclassering heeft dan ook geen advies omtrent de strafafdoening kunnen geven.
De officier van justitie heeft oplegging van een gevangenisstraf van 30 maanden, waarvan 10 maanden voorwaardelijk, geëist. De raadsvrouw heeft bepleit dat aan verdachte de maximale werkstraf zal worden opgelegd, alsmede 6 maanden gevangenisstraf, geheel voorwaardelijk, met een proeftijd die langer mag zijn dan twee jaar.
De rechtbank constateert dat de aan verdachte in 2000 opgelegde maximale werkstraf alsmede een voorwaardelijke gevangenisstraf van 6 maanden onvoldoende is geweest om hem ervan te weerhouden opnieuw soortgelijke strafbare feiten te plegen.
In het kader van de speciale preventie maar ook van de generale preventie acht de rechtbank oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf geboden. Daarbij is van betekenis dat verdachte zich niet alleen een grote som geld heeft toegeëigend dat bestemd was voor hulpbehoevende personen in zorgcentra, maar daarmee tevens op onrechtmatige wijze geld heeft verworven dat door de samenleving in de vorm van AWBZ-premies is opgebracht. De opmerking van de raadsvrouw dat verdachte alleen een bedrag kan terugbetalen aan de [benadeelde partij] wanneer hij in vrijheid blijft, doet daaraan niet af.
De duur van de op te leggen gevangenisstraf moet, gezien de omstandigheden die hierboven zijn genoemd, aanzienlijk zijn. De rechtbank acht de geëiste 30 maanden dan ook passend. De rechtbank ziet geen grond een deel daarvan voorwaardelijk op te leggen.
Benadeelde partij
[benadeelde partij] heeft zich voor de aanvang van de terechtzitting als benadeelde partij in het strafproces gevoegd door middel van indiening van het voorgeschreven formulier bevattende de opgave van een vordering tot vergoeding van door haar geleden schade ten gevolge van de aan verdachte onder 1. en 2. telastegelegde en bewezenverklaarde feiten alsmede de gronden waarop deze berust.
De rechtbank is -met de raadsvrouw- van oordeel dat de gestelde schade met betrekking tot de advocaatkosten en met betrekking tot de extra accountantskosten, niet van zodanig eenvoudige aard is dat dit zich leent voor behandeling in het strafgeding, zodat de benadeelde partij in dat deel van de vordering niet ontvankelijk moet worden verklaard.
De vordering is ten aanzien van het gevorderde bedrag van € 275.176,00 aan onttrokken gelden, voldoende aannemelijk geworden. Deze schade staat in zodanig verband met de door verdachte gepleegde strafbare feiten, dat deze aan hem als een gevolg van zijn handelen kan worden toegerekend. De rechtbank acht dit -niet weersproken- deel van de vordering gegrond en voor toewijzing vatbaar. De rechtbank acht daarnaast oplegging van de schadevergoedingsmaatregel voor het toegewezen bedrag aangewezen.
Toepassing van wetsartikelen
De rechtbank heeft gelet op de artikelen 36f, 56, 57, 225(oud), 225, 326(oud) en 326 van het Wetboek van Strafrecht.
DE UITSPRAAK VAN DE RECHTBANK LUIDT, RECHTDOENDE:
Verklaart het onder 1. primair en onder 2. telastegelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar in voege als voormeld en verdachte deswege strafbaar.
Veroordeelt verdachte te dier zake tot:
Een gevangenisstraf voor de duur van dertig maanden.
Beveelt, dat de tijd door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en/of voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is telastegelegd dan het bewezenverklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Wijst de vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij], gevestigd te [adres bp], toe tot na te melden bedrag en veroordeelt verdachte mitsdien tot betaling aan deze benadeelde partij van een bedrag van € 275.176,00 (zegge: tweehonderd vijfenzeventigduizend éénhonderd zesenzeventig euro).
Bepaalt dat de benadeelde partij in het overige deel van de vordering niet ontvankelijk is en dat dit deel van de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.
Veroordeelt verdachte in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte de verplichting op aan de staat, ten behoeve van het slachtoffer [benadeelde partij], te betalen een som geld ten bedrage van € 275.176,00 (zegge: tweehonderd vijfenzeventigduizend éénhonderd zesenzeventig euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 365 dagen, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft.
Bepaalt daarbij dat, indien verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de staat van een bedrag van € 275.176,00 ten behoeve van het slachtoffer [benadeelde partij], daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij dit bedrag te betalen komt te vervallen en vice versa, dat, indien verdachte aan de benadeelde partij het opgelegde bedrag heeft betaald, daarmee de verplichting tot betaling aan de staat van dit bedrag komt te vervallen.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.H. Severein, voorzitter, mr. H. van der Werff en mr. G.A.M. van Dijk, rechters, bijgestaan door T.L. Komrij, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 4 maart 2008.
Mr. van Dijk is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.