ECLI:NL:RBLEE:2008:BC4980

Rechtbank Leeuwarden

Datum uitspraak
21 februari 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
AWB 08/228 & AWB 08/229
Instantie
Rechtbank Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening+bodemzaak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Intrekking van de bevoegdheid tot APK-keuring door de RDW na afmelding van een voertuig dat niet op de keuringsplaats aanwezig was

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Leeuwarden op 21 februari 2008, gaat het om de intrekking van de bevoegdheid tot het uitvoeren van APK-keuringen door verzoekers, die beiden in Cornjum wonen. De intrekking is het gevolg van een situatie waarin een voertuig door verzoeker is afgemeld, terwijl dit voertuig niet meer op de keuringsplaats aanwezig was. Hierdoor kon de controleur van de RDW geen steekproefherkeuring uitvoeren. De RDW handhaafde de tijdelijke intrekking van de bevoegdheid en erkenning van verzoekers voor een periode van negen weken, na besluiten op bezwaar van 25 januari 2008.

Tijdens de zitting is vastgesteld dat verzoeker niet heeft geverifieerd of het voertuig nog aanwezig was op de keuringsplaats voordat hij het afmeldde. Dit is in strijd met het Toezichtbeleid Erkenninghouders, dat vereist dat de gang van zaken rond de APK-keuring zo moet worden ingericht dat het wegrijden uit een steekproef wordt voorkomen. De voorzieningenrechter oordeelt dat verzoekers onvoldoende maatregelen hebben getroffen om ervoor te zorgen dat het voertuig aanwezig was voor de steekproef. De argumenten van verzoekers, waaronder een computerstoring die hen verhinderde het voertuig af te melden, werden niet als bijzondere omstandigheden erkend die de intrekking onterecht zouden maken.

De voorzieningenrechter verklaart het beroep ongegrond en wijst het verzoek om voorlopige voorziening af. De rechter benadrukt dat de intrekking van de bevoegdheid en erkenning in overeenstemming is met het beleid zoals neergelegd in de Erkenningsregeling APK en de Toezichtbeleidsbrief van 1 maart 2000. De financiële gevolgen van de intrekking zijn onderkend, maar de rechter verwijst naar vaste jurisprudentie die het beleid niet onredelijk acht. De uitspraak kan in hoger beroep worden aangevochten, maar tegen de beslissing op het verzoek om voorlopige voorziening staat geen rechtsmiddel open.

Uitspraak

RECHTBANK LEEUWARDEN
Sector bestuursrecht
Procedurenummers: AWB 08/228 & AWB 08/229
proces-verbaal van de uitspraak van de voorzieningenrechter van 21 februari 2008 zoals bedoeld in Titel 8.3 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb)
inzake het geding tussen
[verzoekers],
beiden wonende te Cornjum,
hierna ook te noemen: verzoekers,
en
de algemeen directeur van de Dienst Wegverkeer (RDW),
te Zoetermeer,
hierna te noemen: verweerder.
Aanduiding van de besluiten waarop het beroep betrekking heeft
Bij besluiten op bezwaar van 25 januari 2008 heeft verweerder de tijdelijke intrekkingen van de aan [verzoeker] verleende bevoegdheid en de aan [verzoeker 2] verleende erkenning voor het verrichten, respectievelijk uitvoeren, van periodieke keuringen van motorrijtuigen tot en met 3500 kilogram voor de duur van negen weken gehandhaafd.
Datum van de zitting
Het geding is behandeld ter zitting van de voorzieningenrechter op 21 februari 2008, waar [verzoeker 2], voor zichzelf en als vertegenwoordiger van [verzoeker], is verschenen en verweerder zich heeft laten vertegenwoordigen door mr. C. van der Berg.
De voorzieningenrechter sluit de behandeling en doet onmiddellijk mondeling uitspraak inzake het beroep en het verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening
A. De beslissing
De voorzieningenrechter:
- verklaart het beroep ongegrond;
- wijst het verzoek af.
B. De gronden van de beslissing
De voorzieningenrechter stelt vast dat [verzoeker] als keurmeester een voertuig heeft afgemeld, terwijl dit voertuig niet (meer) op de keuringsplaats aanwezig was, zodat de controleur van de RDW geen steekproefherkeuring kon uitvoeren. [verzoeker] heeft niet, voorafgaand aan de afmelding, geverifieerd of het betreffende voertuig (nog) aanwezig was op de keuringsplaats. In het Toezichtbeleid Erkenninghouders wordt met nadruk gewezen op de verplichting om de gang van zaken rond de APK-keuring zo in te richten dat het wegrijden uit een steekproef wordt voorkomen. Door de sleutels in het voertuig te laten zitten, de voertuigeigenaar niet te informeren over het niet kunnen afmelden op de dag van de keuring en vervolgens niet te controleren of het voertuig ten tijde van de afmelding op de volgende dag nog in de keuringsplaats aanwezig was, hebben verzoekers onvoldoende maatregelen getroffen om ervoor te zorgen dat het voertuig voor de uitvoering van de steekproef in de keuringsruimte aanwezig was en bleef. Dat het betreffende voertuig op de voorafgaande dag niet kon worden afgemeld als gevolg van - zoals verweerder voldoende aannemelijk heeft gemaakt - een computerstoring bij de provider van verzoekers, doet niet aan af aan de verantwoordelijkheid van laatstgenoemden voor de aanwezigheid van het voertuig ten behoeve van een steekproef.
De in geding zijnde intrekkingen van de bevoegdheid en erkenning voor het verrichten, respectievelijk uitvoeren, van periodieke keuringen van motorrijtuigen tot en met 3500 kilogram voor de duur van negen weken, zijn in overeenstemming met het beleid zoals neergelegd in de Erkenningsregeling APK en de Toezichtbeleidsbrief van 1 maart 2000. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter is geen sprake van bijzondere omstandigheden op grond waarvan verweerder van het beleid had moeten afwijken. De voorzieningenrechter onderkent de financiële gevolgen van de intrekkingen, maar wijst in dit verband op de vaste jurisprudentie van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, waarin het beleid, waarbij in algemene zin al rekening is gehouden met de bedrijfseconomische belangen van erkenninghouders en keurmeester evenals hun staat van dienst, niet onredelijk wordt geacht.
Voor zover verzoekers stellen dat verweerder hen ten onrechte heeft beticht van het in gevaar brengen van de verkeersveiligheid, merkt de voorzieningenrechter op dat verweerder terecht het algemene belang van de verkeersveiligheid heeft kunnen meewegen, als zijnde de reden waarom zozeer gehecht wordt aan het strikt naleven van het voorschrift dat het voertuig op de keuringsplaats aanwezig moet zijn en blijven voor een steekproefherkeuring.
De klacht van verzoekers over de (lange) duur van de bezwaarprocedure kan niet afdoen aan de rechtmatigheid van de intrekking van de keuringsbevoegdheid en -erkenning.
Gelet op bovenstaande overwegingen concludeert de voorzieningenrechter dat het beroep ongegrond is en dat het verzoek om voorlopige voorziening moet worden afgewezen.
De voorzieningenrechter deelt mee dat partijen en andere belanghebbenden tegen de uitspraak op het beroep hoger beroep kunnen instellen, behoudens het bepaalde in artikel 6:13 juncto artikel 6:24 van de Awb. Degene die van dit rechtsmiddel gebruik wil maken dient binnen zes weken na de dag van verzending van dit proces-verbaal een beroepschrift te zenden aan: De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Postbus 20019
2500 EA Den Haag.
Tegen de uitspraak op het verzoek om voorlopige voorziening kan geen rechtsmiddel worden aangewend.
De zitting wordt gesloten.
Waarvan proces-verbaal.
w.g. mr. P.R.M. Poiesz, griffier
w.g. mr. E. de Witt, voorzieningenrechter
Afschrift verzonden op: