RECHTBANK LEEUWARDEN
Sector bestuursrecht
Procedurenummer: AWB 07/1952
uitspraak van 14 februari 2008 van de enkelvoudige kamer op grond van artikel 8:70 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb)
[naam eiser] en [naam eiseres], beiden wonende te [woonplaats], eisers,
gemachtigde: mr. M.C. Mollema, advocaat te Grou,
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Ferwerderadiel,
verweerder,
gemachtigde: S. Terpstra, werkzaam bij de gemeente Ferwerderadiel.
Procesverloop
Bij brief van 29 juni 2007, verzonden op 3 juli 2007, heeft verweerder eisers mededeling gedaan van zijn besluit op bezwaar betreffende de toepassing van de Wet op de Ruimtelijke Ordening (WRO).
Tegen dit besluit hebben eisers beroep ingesteld.
De zaak is behandeld ter zitting van de rechtbank, gehouden op 7 februari 2008. Eisers zijn verschenen, bijgestaan door hun gemachtigde. Namens verweerder is zijn gemachtigde verschenen.
Motivering
Bij besluit van 29 augustus 2000 heeft verweerder aan eisers vrijstelling en bouwvergunning verleend voor het bouwen van een garage op het perceel plaatselijk bekend [adres] (hierna: het perceel).
Per brief van 12 december 2006 heeft verweerder eisers meegedeeld dat tijdens een controle is geconstateerd dat zij zijn begonnen met het bouwen van een garage op het perceel en dat de plaats van de garage mogelijk afwijkt van de bouwvergunning.
Per brief van 19 december 2006 hebben eisers verweerder verzocht de bouwvergunning aan te passen overeenkomstig een bij die brief gevoegde bouwtekening. De aanpassing houdt onder meer in dat de garage 50 tot 70 centimeter wordt verplaatst in de richting van (de houtopslagloods behorende bij) het nabijgelegen beschermde monumentale molencomplex.
Bij besluit van 9 maart 2007 heeft verweerder het verzoek van eisers tot het verlenen van goedkeuring aan het wijzigen van de bij de verleende bouwvergunning behorende bouwtekeningen afgewezen. Verweerder heeft dit besluit gebaseerd op een advies van de Monumentencommissie van Hûs & Hiem van 29 januari 2007 en een advies van de Rijksdienst voor archeologie, cultuurlandschap en monumenten van 2 februari 2007.
Bij het bestreden besluit heeft verweerder het bezwaar van eisers tegen het besluit van 9 maart 2007 ongegrond verklaard. Het bestreden besluit berust op de overweging dat de plaatsing van de garage, zoals aangegeven in het gewijzigde bouwplan, in strijd is met de redelijke eisen van welstand, terwijl er naar verweerders oordeel geen redenen zijn op de bouwvergunning niettemin te verlenen.
De rechtbank overweegt het volgende.
Ingevolge artikel 44, eerste lid, aanhef en onder d, van de Woningwet mag en moet een reguliere bouwvergunning slechts worden geweigerd indien het uiterlijk of de plaatsing van het bouwwerk of de standplaats, waarop de aanvraag betrekking heeft, in strijd is met redelijke eisen van welstand, beoordeeld naar de criteria, bedoeld in artikel 12a, eerste lid, onderdeel a, van de Woningwet.
Verweerder heeft het gewijzigde bouwplan ter advisering voorgelegd aan de Monumentencommissie van Hûs & Hiem en - onverplicht - aan de Rijksdienst voor archeologie, cultuurlandschap en monumenten (hierna: RACM). Beide instanties hebben een negatief welstandsadvies uitgebracht op de grond dat de bouw van een garage op de in het gewijzigde bouwplan aangegeven locatie het zicht op de houtopslagloods van het nabijgelegen monumentale molencomplex te zeer beperkt.
Het is vaste rechtspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (hierna: ABRvS) dat het college van burgemeester en wethouders niet aan een welstandsadvies is gebonden en de verantwoordelijkheid voor welstandstoetsing bij hem berust, maar dat hij aan het advies in beginsel doorslaggevende betekenis mag toekennen. Het overnemen van een welstandsadvies behoeft in de regel geen nadere toelichting, tenzij de aanvrager of een derde-belanghebbende een tegenadvies overlegt van een andere deskundig te achten persoon of instantie. Dit is slechts anders indien het advies van de welstandscommissie naar inhoud en wijze van totstandkoming zodanige gebreken vertoont dat het college dit niet - of niet zonder meer - aan zijn oordeel omtrent de welstand ten grondslag heeft mogen leggen. De rechtbank verwijst in dit kader bijvoorbeeld naar een uitspraak van de ABRvS van 6 februari 2008 (LJN: BC3623).
Eisers hebben aangevoerd dat volgens de Welstandsnota van de gemeente Ferwerderadiel voor gebieden met de beeldkwaliteitsklasse A, waartoe het perceel van eisers behoort, het beeldaspect "plaatsing" (waaronder worden begrepen onderlinge positie, onderlinge afstand en richting) reeds afdoende is geregeld in het bestemmingsplan. Daarom was de Monumentencommissie van Hûs & Hiem volgens eisers niet bevoegd dit beeldaspect te betrekken in haar welstandsadvisering.
De rechtbank volgt eisers niet in deze stelling, omdat het bouwen van een garage op de door eisers gewenste locatie op grond van het bestemmingsplan niet is toegestaan en dus niet kan worden gesteld dat het beeldaspect "plaatsing" in het bestemmingsplan reeds afdoende is geregeld. De rechtbank is dan ook van oordeel dat Hûs & Hiem in dit geval bevoegd was de situering van de garage ten opzichte van de houtopslagloods in haar welstandsadvies te betrekken.
De rechtbank overweegt voorts dat eisers geen deskundig tegenadvies hebben overgelegd en dat het advies van Hûs & Hiem bovendien steun vindt in het advies van de RACM.
Nu ook overigens geen grond bestaat voor het oordeel dat het welstandsadvies naar inhoud of wijze van totstandkoming onvolledig is of zodanige gebreken vertoont dat verweerder zich daarop niet - of niet zonder meer - heeft mogen baseren, is de rechtbank van oordeel dat verweerder mocht afgaan op voornoemde adviezen.
Eisers hebben zich voorts op het standpunt gesteld dat er sprake is van zwaarwegende belangen die het verlenen van een bouwvergunning in strijd met de redelijke eisen van welstand noodzakelijk maken. Zij hebben daartoe aangevoerd dat eisers lijdt aan acute reumatoïde artritis en dat het voor haar onmogelijk dan wel ondoenlijk is de garage in te rijden wanneer deze zou worden gebouwd op de locatie, zoals vermeld in het oorspronkelijke bouwplan.
De rechtbank overweegt in dit kader dat verweerder ingevolge artikel 44, eerste lid, aanhef en onder d, van de Woningwet de bevoegdheid heeft een bouwvergunning te verlenen ondanks strijd met de redelijke eisen van welstand. Uit de wetsgeschiedenis blijkt dat van deze bevoegdheid uitsluitend gebruik kan worden gemaakt, indien er sprake is van zwaarwegende redenen (Tweede Kamer, vergaderjaar 1998-1999, 26734, nr. 3, Tweede Kamer, vergaderjaar 2000-2001, 26734, nr. 25, en ABRvS 25 januari 2006, gepubliceerd op rechtspraak.nl onder LJN: AV0275). Gelet op het feit dat de bewoordingen van artikel 44, eerste lid, aanhef en onder d, van de Woningwet beoordelingsruimte impliceren, dient de rechtbank de toepassing van deze bevoegdheid terughoudend te toetsen.
Hoewel de gezondheidstoestand van eiseres onder omstandigheden mogelijk zwaarwegende redenen - zoals hiervoor bedoeld - zou kunnen opleveren, is de rechtbank van oordeel dat verweerder in redelijkheid heeft kunnen oordelen dat daarvan in dit geval geen sprake is. Eisers hebben niet aannemelijk gemaakt dat het bouwen van de garage op de locatie, zoals aangegeven op het gewijzigde bouwplan, noodzakelijk is om eiseres in staat te stellen gebruik te blijven maken van een auto en dat dit op geen enkele andere wijze kan worden gerealiseerd. De rechtbank overweegt in het bijzonder dat eisers niet aannemelijk hebben gemaakt dat één of meer van de aangedragen alternatieven, op zich of in samenhang met elkaar, zoals het verbreden van de garagedeuren, het verwijderen van de verhoogde stoep en de hekpaal, het verlagen van de put, het bouwen van de garage achter de woning of het aanschaffen van een kleinere auto, geen afdoende oplossing bieden. Eisers stellen dat verweerder advies had moeten inwinnen van een reumatoloog of hen had moeten vragen medische informatie over de toestand van eiseres over te leggen. De rechtbank is echter van oordeel dat het juist op de weg van eisers had gelegen hun stellingen met dergelijke informatie aannemelijk te maken.
Gelet op het voorgaande hebben eisers niet aannemelijk gemaakt dat er sprake is van belangen die dermate zwaarwegend zijn dat verweerder daarin aanleiding had moeten vinden af te wijken van het negatieve welstandsadvies. Dit leidt tot de slotsom dat het beroep ongegrond is. De rechtbank ziet geen aanleiding voor het uitspreken van een proceskostenveroordeling.
Beslissing
De rechtbank
- verklaart het beroep ongegrond.
Aldus gegeven door mr. C.H. de Groot, rechter, en door deze in het openbaar uitgesproken op 14 februari 2008, in tegenwoordigheid van mr. F.F. van Emst als griffier.
w.g. F.F. van Emst
w.g. C.H. de Groot
Tegen deze uitspraak staat voor partijen hoger beroep open. Gelijke bevoegdheid komt toe aan andere belanghebbenden, behoudens het bepaalde in artikel 6:13 in samenhang met artikel 6:24 van de Awb.
Indien u daarvan gebruik wenst te maken dient u binnen zes weken na de dag van verzending van de uitspraak een brief (beroepschrift) alsmede een afschrift van deze uitspraak te zenden aan:
de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Postbus 20019
2500 EA Den Haag
In het beroepschrift vermeldt u waarom u de uitspraak niet juist vindt.