ECLI:NL:RBLEE:2008:BC3935

Rechtbank Leeuwarden

Datum uitspraak
8 februari 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
AWB 08/2
Instantie
Rechtbank Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Ambtenarenrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontslag van een ambtenaar wegens het doorspelen van vertrouwelijke informatie naar de pers

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Leeuwarden op 8 februari 2008 uitspraak gedaan in een verzoek om een voorlopige voorziening van een ambtenaar die door de Provinciale Staten van Fryslân was ontslagen. Het ontslag was gebaseerd op ongeschiktheid wegens het doorspelen van vertrouwelijke informatie naar de pers, wat leidde tot een vertrouwensbreuk. De ambtenaar, die sinds 1984 voor de provincie werkzaam was, had in augustus 2007 vertrouwelijke informatie gedeeld met een journalist van de Leeuwarder Courant, ondanks dat haar was meegedeeld dat deze informatie niet openbaar mocht worden gemaakt. De voorzieningenrechter oordeelde dat de ambtenaar had moeten begrijpen dat de informatie vertrouwelijk was en dat haar handelen niet in overeenstemming was met de integriteitseisen die aan haar functie verbonden waren. De rechter concludeerde dat het ontslag in redelijkheid kon worden verleend, omdat de ambtenaar niet de vereiste eigenschappen bezat voor de uitoefening van haar functie. Het verzoek om een voorlopige voorziening werd afgewezen, en de voorzieningenrechter oordeelde dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is definitief en er kan geen rechtsmiddel tegen worden aangewend.

Uitspraak

RECHTBANK LEEUWARDEN
Sector bestuursrecht
Procedurenummer: AWB 08/2
uitspraak van 8 februari 2008 van de voorzieningenrechter als bedoeld in artikel 8:84 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb)
inzake het geding tussen
[verzoekster],
wonende te Leeuwarden,
verzoekster,
gemachtigde: mr. N.A. Sjoer, advocaat te Amsterdam,
en
Provinciale Staten van de provincie Fryslân (PS),
verweerder,
gemachtigde: mr. P.J. Schaap advocaat te Zwolle.
Procesverloop
Bij brief van 1 november 2007 heeft verweerder verzoekster mededeling gedaan van zijn besluit haar per 15 november 2007 ontslag te verlenen wegens ongeschiktheid voor de vervulling van haar functie anders dan vanwege ziekte.
Verzoekster heeft tegen dit besluit een bezwaarschrift ingediend. Tevens heeft verzoekster zich bij brief van 28 december 2007 tot de voorzieningenrechter gewend met het verzoek om op grond van art. 8:81 lid 1 Awb een voorlopige voorziening te treffen, in die zin dat het besluit van 1 november 2007 wordt geschorst totdat onherroepelijk op het bezwaarschrift is beslist. Verweerder heeft op 21 januari 2008 een verweerschrift ingediend. Bij brief van 23 januari 2007 heeft verzoekster aanvullende gronden in het geding gebracht.
Het verzoek is ter zitting behandeld op 25 januari 2008. Verzoekster is in persoon verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Namens verweerder is diens gemachtigde verschenen, alsmede O. Bijlsma, statengriffier, en W. Geertsma, juridisch adviseur in dienst van verweerder.
Motivering
Op grond van art. 8:81 lid 1 Awb kan de voorzieningenrechter van de rechtbank die bevoegd is of kan worden in de hoofdzaak, op verzoek een voorlopige voorziening treffen indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist.
Ten aanzien van de ontvankelijkheid van het verzoek overweegt de voorzieningenrechter dat niet is gebleken van beletselen om verzoekster te kunnen ontvangen. Voorts is genoegzaam aangetoond dat verzoekster een spoedeisend belang heeft bij de gevraagde voorlopige voorziening.
Voor zover de beoordeling van het verzoek met zich brengt dat het geschil in de hoofdzaak wordt beoordeeld, heeft het oordeel van de voorzieningenrechter daaromtrent een voorlopig karakter.
Aan een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening kan in beginsel worden voldaan, indien het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter in de hoofdzaak luidt dat het bezwaar tegen het aangevallen besluit gegrond verklaard zal moeten worden.
De voorzieningenrechter baseert zich bij zijn oordeelsvorming op onderstaande feiten en omstandigheden.
Verzoekster is sinds 1 november 1984 werkzaam voor de provincie Fryslân. Per 1 februari 1985 is haar een ambtelijke aanstelling verleend. Op 1 september 2003 is zij in dienst getreden van PS in de functie van statenadviseur, uit hoofde waarvan zij werkzaamheden verrichtte als secretaris statencommissie. In de loop van 2007 is in verband met de financiële gang van zaken rond het zogenoemde 'project Tijdelijke Huisvesting' ophef ontstaan, die ook in de locale pers de nodige aandacht heeft gekregen. Naar aanleiding van een onderzoeksrapport van bureau Deloitte en Touche, welke inhoud leidde tot het vertrek van een drietal gedeputeerden en een disciplinaire straf voor de algemeen directeur van de provincie, hebben PS een motie aangenomen, waarin de Noordelijke Rekenkamer (NRK) is verzocht een aanvullend onderzoek te verrichten naar het proces rond het 'project Tijdelijke Huisvesting'. Tevens is een begeleidingscommissie ingesteld, bestaande uit leden van PS, die het contact met de NRK moest onderhouden. Verzoekster is aangesteld als ambtelijk secretaris van deze begeleidingscommissie. Op 20 augustus 2007 heeft de NRK een eerste rapport van bevindingen aangeboden, vergezeld van een begeleidende brief, dat op 22 augustus 2007 bij verweerder is binnengekomen. Diezelfde dag is verzoekster telefonisch benaderd door P. Grondsma, journalist van de Leeuwarder Courant, met de vraag of het onderzoeksrapport van de NRK door de provincie openbaar kon worden gemaakt. Verzoekster heeft zich vervolgens tot de adjunct-griffier gewend, die haar desgevraagd meedeelde dat het rapport vooralsnog niet naar buiten mocht worden gebracht. Verzoekster heeft daarop een e-mailbericht aan Grondsma gestuurd met in de aanhef de tekst : "onderwerp: ssssssssssssttttttttt" (…) "Ha Peter,". Vervolgens heeft zij in het mailbericht meegedeeld dat de opdracht van de NRK niet zou worden verstuurd en heeft zij de namen van de leden van de begeleidingscommissie vermeld. Zij heeft haar mailbericht met de volgende tekst afgesloten: "Voor jouw informatie, vertrouwelijk...... het antwoord van de rekenkamer is net binnengekomen. Zij hebben grote vragen bij de toegevoegde waarde van een nieuw onderzoek. Voor openstaande vragen dient PS GS te benaderen. De dieperliggende problematiek is die van de organisatiecultuur en het onvoldoende organiseren van kritische massa (tja, ze hebben mij en jou immers niet betrokken!!!)". Op 25 augustus 2007 heeft de Leeuwarder Courant een artikel van de hand van Grondsma gepubliceerd onder de kop "Integriteit is zoek bij de provincie", waarin onder meer wordt vermeld dat de NKR in een vertrouwelijke brief aan de Friese staten heeft laten weten dat er sprake is van "een dieper liggende problematiek", dat "de cultuur te wensen overlaat" en dat "binnen het ambtelijk apparaat sprake is van onvoldoende kritische massa". Naar aanleiding van dit artikel heeft de leidinggevende statengriffier zijn medewerkers - waaronder verzoekster - op 27 augustus 2007 gevraagd of één van hen de inhoud van de brief van de NRK van 20 augustus 2007 aan Grondsma had doorgegeven. Verzoekster heeft daarop meegedeeld dat zij alleen de namen van de leden van de begeleidingscommissie heeft bekendgemaakt. Op 27 augustus 2007 heeft de Commissaris van de Koningin van Fryslân de statengriffier verzocht te onderzoeken wie de informatie aan Grondsma heeft verschaft. Op 29 augustus 2007 zijn de begeleidingscommissie en leden van de NRK bijeengekomen om over het rapport van 20 augustus 2007 te spreken. Ook daar is het doorspelen van informatie aan de orde gekomen. Vervolgens is middels een intern onderzoek het e-mailbericht van verzoekster van 22 augustus 2007 achterhaald. Op 30 augustus 2007 is verzoekster met de inhoud van dit e-mailbericht geconfronteerd. Nadat haar leidinggevende was gebleken dat verzoekster inderdaad het bewuste e-mailbericht had verstuurd is haar per direct buitengewoon verlof verleend, in afwachting van een nader onderzoek. Dit heeft uiteindelijk geleid tot het bestreden besluit van 1 november 2007.
Verweerder heeft aan het ontslag het volgende ten grondslag gelegd. Van een ambtenaar in de functie van verzoekster mag verwacht worden dat hij begrijpt dat - zoals in dit geval - informatie, die in een enveloppe is verzonden met daarop het woord "persoonlijk", niet mag worden doorgespeeld naar een journalist. Verzoekster diende volgens verweerder voorts bekend te zijn met de integriteitregels van de provincie, die een dergelijke handelwijze niet toestaan. Deze regels zijn bij de provincie algemeen bekend. Bovendien verwijt verweerder verzoekster dat zij, nadat zij vertrouwelijke informatie naar buiten had gebracht, daarover vervolgens heeft gezwegen, terwijl zij bij verschillende gelegenheden de kans heeft gekregen te melden dat zij de bron was voor journalist. Pas toen verweerder haar confronteerde met het bewuste e-mailbericht heeft zij erkend deze te hebben verzonden. Verweerder is dan ook tot de conclusie gekomen dat verzoekster de vereiste eigenschappen mist die noodzakelijk zijn voor de uitoefening van haar functie en acht ontslag wegens ongeschiktheid de enige mogelijke sanctie. Voor een verbetertraject bestaat geen aanleiding omdat dat traject alleen is aangewezen bij een ernstige inschattingsfout. In dit geval gaat het echter om een vertrouwensbreuk die volgens verweerder niet meer valt te herstellen.
Verzoekster stelt zich op het standpunt dat het bestreden besluit onvoldoende is gemotiveerd, omdat niet gebleken is dat de feiten voldoende grondslag vormen voor een ontslag vanwege ongeschiktheid anders dan in verband met ziekte. Zij heeft in haar e-mailbericht de informatie die in de begeleidende brief van de NRK van 20 augustus 2007 stond slechts aangehaald, maar in haar ogen bevatte deze brief geen vertrouwelijke informatie. Verzoekster heeft het onderzoeksrapport niet naar Grondsma gestuurd en heeft daaruit evenmin geciteerd. Bovendien bleek niet zonder meer dat het om een vertrouwelijk stuk ging. Navraag bij de Leeuwarder Courant leerde haar voorts dat men de informatie uit het e-mailbericht ook niet heeft gebruikt voor het artikel van 25 augustus 2007. Evenmin heeft het e-mailbericht volgens verzoekster geleid tot negatieve publiciteit voor de provincie. Verzoekster stelt voorts niet op de hoogte te zijn gebracht van de geldende integriteitregels, waaruit zou blijken dat dergelijke informatie niet naar buiten mag worden gebracht. Bovendien is het volgens haar niet volstrekt duidelijk welke informatie onder welke omstandigheden als vertrouwelijk moet worden geclassificeerd. Verzoekster stelt verder dat het ontslag buitenproportioneel is, omdat zij nooit de intentie heeft gehad vertrouwelijke informatie te lekken. Zij moet dan ook in aanmerking komen voor een verbetertraject, temeer nu zij in het verleden goede beoordelingen heeft gekregen. Ten slotte is verzoekster van mening dat sprake is van strijd met het gelijkheidsbeginsel omdat de algemeen directeur, van wie is aangetoond dat hij ernstige fouten heeft gemaakt bij de behandeling van het 'project Tijdelijke Huisvesting', disciplinair is gestraft, anders dan door ontslag.
In reactie op de gronden van het verzoek heeft verweerder zijn standpunt herhaald en daaraan toegevoegd dat, voor zover verzoekster een beroep heeft gedaan op het gelijkheidsbeginsel, het aangehaalde voorbeeld een geheel andere situatie betreft zodat een vergelijking niet gerechtvaardigd is.
De voorzieningenrechter overweegt als volgt.
Beoordeeld dient te worden of het ontslag op grond van art. B9, aanhef en onder h van de Collectieve Arbeidsvoorwaardenregeling Provincies (CAP) in stand kan blijven. Hiertoe overweegt hij het volgende.
In art. 9B, aanhef en onder h, CAP is bepaald dat een ambtenaar ontslag kan worden verleend wegens onbekwaamheid of ongeschiktheid voor de vervulling van zijn functie uit andere hoofde dan wegens ziekte.
Volgens vaste jurisprudentie moet bij deze ontslaggrond aan de hand van concrete feiten en omstandigheden komen vast te staan dat iemand onbekwaam of ongeschikt is. Bij voldoende gebleken onbekwaamheid of ongeschiktheid dient vervolgens de vraag te worden beantwoord of verweerder in redelijkheid gebruik heeft kunnen maken van zijn ontslagbevoegdheid.
De voorzieningenrechter stelt allereerst vast dat verzoekster jarenlang werkzaam is geweest in diverse functies binnen de provinciale ambtelijke organisatie. Gelet hierop, alsmede gelet op de door haar laatstelijk uitgeoefende functie van statenadviseur, mag van verzoekster worden verwacht dat zij weet dat bepaalde informatie niet mag worden doorgegeven aan vertegenwoordigers van de pers. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter moet het verzoekster in het geval van het rapport van de NRK - en het bij het rapport behorende begeleidend schrijven - zonder meer duidelijk zijn geweest dat sprake was van vertrouwelijke informatie die op dat moment (nog) niet naar buiten mocht worden gebracht. Dit temeer nu - zoals verzoekster heeft bevestigd - op de enveloppe waarin de brief en het rapport van de NRK van 20 augustus 2007 zijn verzonden de tekst "persoonlijk" stond vermeld, de betrokken leden van de begeleidingscommissie op 22 augustus 2007 nog geen kennis hadden genomen van die stukken en de adjunct-griffier haar desgevraagd had meegedeeld dat het rapport vooralsnog niet naar buiten mocht worden gebracht. Daargelaten de vraag of Grondsma ook daadwerkelijk gebruik heeft gemaakt van de verstrekte informatie van verzoekster, gebleken is dat verzoekster uit de begeleidende brief heeft geciteerd terwijl zij had moeten weten dat dit gelet op de aard en strekking van die brief niet was toegestaan. De voorzieningenrechter stelt in dit verband vast dat in het artikel van Grondsma van 25 augustus 2007 de woorden "dieperliggende problematiek" en "onvoldoende kritische massa" eveneens voorkomen in de begeleidende brief van de NRK van 20 augustus 2007 en ook letterlijk in het e-mailbericht van verzoekster worden gebruikt. De voorzieningenrechter is verder van oordeel dat verzoekster in haar e-mailbericht van 22 augustus 2007 heeft laten blijken dat zij wist dat zij Grondsma vertrouwelijke informatie deed toekomen, gelet op het gebruik van de teksten "sssssssssssttttttttt" en "vertrouwelijk". Verweerder heeft voorts aannemelijk gemaakt dat de omstandigheid dat verzoekster tot 30 augustus 2007 niet volledige openheid van zaken heeft gegeven over het bewuste e-mailbericht, hoewel haar daar bij verschillende gelegenheden naar is gevraagd, er mede toe heeft bijgedragen dat zij als ongeschikt voor haar functie dient te worden aangemerkt. Bovendien is het aannemelijk dat daardoor het vertrouwen van verweerder in verzoekster ernstig is geschaad. De voorzieningenrechter wijst er in dit verband op dat verzoekster ter zitting heeft verklaard dat zij nog steeds niet het gevoel heeft dat zij de informatie die zij op 22 augustus 2007 per e-mail heeft verstrekt niet had moeten sturen en dat zij - afgezien van de gevolgen die verweerder daar kennelijk aan verbindt - in een voorkomend geval een vergelijkbaar bericht wederom zou verzenden. Mede gelet hierop is de voorzieningenrechter met verweerder van oordeel dat verzoekster er geen blijk van heeft gegeven over de capaciteiten te beschikken die noodzakelijk zijn voor het uitoefenen van de functie van statenadviseur. In dat licht was er voor verweerder ook geen aanleiding om verzoekster een "herkansing" te geven. Dat verzoekster in het verleden goede beoordelingen heeft gekregen doet niet af aan haar nu gebleken ongeschiktheid voor haar functie. Ten slotte is genoegzaam gebleken dat de situatie van de algemeen directeur niet valt te vergelijken met die van verzoekster, zodat het beroep op het gelijkheidsbeginsel niet kan slagen.
Gelet op het voorgaande heeft verweerder terecht geoordeeld dat verzoekster ongeschikt is voor het vervullen van haar functie. De conclusie luidt dat verweerder het ontslag in redelijkheid kon verlenen en dat het bezwaarschrift van verzoekster naar verwachting ongegrond zal worden verklaard. Het verzoek zal daarom worden afgewezen.
De voorzieningenrechter ziet geen aanleiding voor het uitspreken van een proceskostenveroordeling.
Beslissing
De voorzieningenrechter wijst het verzoek af.
Aldus gegeven door mr. C.H. de Groot, voorzieningenrechter, en door hem in het openbaar uitgesproken op 8 februari 2008, in tegenwoordigheid van mr. E. Pot als griffier.
w.g. E. Pot
w.g. C.H. de Groot
Tegen deze uitspraak kan geen rechtsmiddel worden aangewend.