ECLI:NL:RBLEE:2008:BC2419

Rechtbank Leeuwarden

Datum uitspraak
17 januari 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
17/880115-07 VEV
Instantie
Rechtbank Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • M.H. Severein
  • B.J. de Jong
  • H.R. Bax
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bedreiging, mishandeling en poging tot zware mishandeling met terbeschikkingstelling

In deze strafzaak, behandeld door de Rechtbank Leeuwarden op 17 januari 2008, stond de verdachte terecht voor meerdere ernstige misdrijven, waaronder bedreiging tegen het leven, mishandeling, poging tot zware mishandeling en vernieling. De verdachte, geboren in 1975 en thans gedetineerd, werd bijgestaan door advocaat mr. G.A. Pots. De rechtbank baseerde haar oordeel op het onderzoek dat op 3 januari 2008 had plaatsgevonden. De officier van justitie had veroordeling gevorderd voor de telastegelegde feiten, maar ook ontslag van alle rechtsvervolging in verband met de niet-strafbaarheid van de verdachte, en terbeschikkingstelling met verpleging. De rechtbank kwam tot de conclusie dat de verdachte niet strafbaar was, omdat hij lijdt aan schizofrenie van het paranoïde type, wat leidde tot een onvermogen om de feiten te begrijpen en te controleren. De rechtbank sprak de verdachte vrij van de meest ernstige beschuldigingen, maar achtte andere feiten wel bewezen. De rechtbank oordeelde dat de verdachte ter beschikking moest worden gesteld met verpleging, gezien het risico op recidive en de ernst van de feiten. De inbeslaggenomen messen werden onttrokken aan het verkeer, en de rechtbank kende een schadevergoeding toe aan de benadeelde partij, [slachtoffer 3], ter hoogte van € 250,00. De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer, waarbij de rechters M.H. Severein, B.J. de Jong en H.R. Bax betrokken waren. De rechtbank benadrukte de noodzaak van de maatregel ter bescherming van de samenleving.

Uitspraak

RECHTBANK LEEUWARDEN
Sector straf
parketnummer 17/880115-07
ter berechting gevoegd parketnummer 17/840830-06 en 17/841241-07
vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 17 januari 2008 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1975 te [geboorteplaats],
voorheen wonende te [adres],
thans gedetineerd in PI De Grittenborgh te Hoogeveen.
De rechtbank heeft gelet op het ter terechtzitting gehouden onderzoek van 3 januari 2008.
De verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. G.A. Pots, advocaat te Leeuwarden.
Telastelegging
Aan dit vonnis is een door de griffier gewaarmerkte fotokopie van de dagvaarding gehecht, waaruit de inhoud van de telastelegging geacht moet worden hier te zijn overgenomen.
In de telastelegging voorkomende schrijffouten of kennelijke misslagen worden verbeterd gelezen. De verdachte is hierdoor niet in zijn belangen geschaad.
Vordering officier van justitie
De officier van justitie heeft ter terechtzitting gevorderd:
- veroordeling voor het onder 1. primair, 2., 3., 4. primair en 5. telastegelegde;
- ontslag van alle rechtsvervolging in verband met niet-strafbaarheid verdachte;
- oplegging van terbeschikkingstelling met dwangverpleging;
- onttrekking aan het verkeer van de inbeslaggenomen messen;
- toewijzing van de vordering van de benadeelde partij tot een bedrag van € 250,00;
- oplegging van de schadevergoedingsmaatregel voor een bedrag van € 250,00 subsidiair 5 dagen hechtenis.
Partiële vrijspraak
De rechtbank komt, met name op basis van de verklaring van verdachte, zowel afgelegd ten overstaan van de politie als ter terechtzitting, tot het oordeel dat verdachte niet voornemens is geweest mevrouw [slachtoffer 1] te doden dan wel zwaar lichamelijk letsel toe te brengen. Dit in combinatie met de door mevrouw [slachtoffer 1] bij de politie afgelegde verklaring dat zij niet meer wist of die man steekbewegingen heeft gemaakt toen hij tegenover haar stond en op haar afliep. De rechtbank zal verdachte dan ook vrijspreken van het onder 1. primair en 1. subsidiair telastegelegde nu zij dit niet bewezen acht.
Bewijsmiddelen
De rechtbank past met betrekking tot de telastegelegde feiten de volgende bewijsmiddelen toe:
Feiten 1 en 2
1. De verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 3 januari 2008, onder meer inhoudende dat hij op 28 maart 2007 in Leeuwarden zichtbaar voor mevrouw [slachtoffer 1] een mes in zijn handen heeft gehad en daarmee voorovergebogen boven haar heeft gestaan terwijl zij op de grond lag. Mevrouw [slachtoffer 2] kwam er bij staan.
2. Het in wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van verhoor van verdachte [pag. 64 ops-dossiernummer 2007031006] onder meer inhoudende als zijn verklaring dat hij een groot vleesmes uit zijn jas pakte toen de vrouw aan kwam lopen en dat zij achterover struikelde op de grond. Hij liep naar haar toe en wilde het mes vlakbij haar keel houden maar zij begon met handen en voeten te spartelen. Met een armbeweging duwde hij haar armen aan de kant en hield het mes ongeveer 2 centimeter van haar adamsappel. De buurvrouw kwam naar hem toelopen en hij ging in gesprek met haar en heeft tegen haar gezegd: "Ik trap zo je kop deraf".
3. Het in wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 1] [pag. 50 ops-dossiernummer 2007031006] onder meer inhoudende dat zij op 28 maart 2007 zag dat een man een groot mes trok en vroeg: "Wat vind je hiervan?" Met het mes in zijn handen liep hij op haar af en zij kwam op de grond te vallen. Met haar handen heeft zij de man afgeweerd en werd daardoor gewond aan haar handen. In haar rechteronderarm en rechterbovenbeen had zij een steekwond. De man richtte op een gegeven moment zijn aandacht op [slachtoffer 2].
4. De rechtbank overweegt dat verdachte, door het op deze wijze met een mes in zijn hand zeer dicht benaderen van mevrouw [slachtoffer 1], willens en wetens de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat zij afwerende bewegingen zou gaan maken waardoor zij gewond zou raken en pijn en letsel zou oplopen.
5. Het in wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 2] [pag. 57, ops-dossiernummer 2007031006] onder meer inhoudende dat zij op 28 maart 2007 buurvrouw [slachtoffer 1] op de grond zag liggen met een man bovenop haar. De man stond op, kwam voor haar staan en zei: "Ik ga je pakken, ik weet je te vinden."
Feit 3
6. De verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 3 januari 2008, onder meer inhoudende dat hij in Leeuwarden op 5 september 2006 op luide toon bedreigende woorden heeft uitgesproken die tegen het leven van een persoon waren gericht.
7. Het in wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 3], geboren op 2 juni 1993 [pag. 16, ops-dossiernummer 2006086433] onder meer inhoudende dat op 5 september 2006 een man tegen haar schreeuwde "Je gaat morgen dood. Je gaat sterven" en "Al kost het mij 25 jaar, je gaat dood".
Feiten 4 en 5
8. De verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 3 januari 2008, onder meer inhoudende dat hij op 18 maart 2007 in Leeuwarden een baksteen tegen [slachtoffer 4] heeft gegooid met de bedoeling hem pijn te doen en dat hij doelbewust een stoeptegel door het raam van de woning van mevrouw [slachtoffer 5] heeft gegooid. Hij wordt [naam verdachte] genoemd.
9. Het in wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 4] [pag. 17, ops-dossiernummer 2007027242] onder meer inhoudende dat op 18 maart 2007 in Leeuwarden buurman [naam verdachte] bakstenen naar hem gooide waarbij hij geraakt werd tegen zijn linkerhand en tegen zijn borst. Hij voelde een hevige pijn.
10. De rechtbank overweegt dat verdachte, door het gericht gooien met bakstenen, willens en wetens de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat de ander hierdoor zwaar lichamelijk letsel zou bekomen.
11. Het in wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 5] [pag. 20, ops-dossiernummer 2007027242] onder meer inhoudende dat op 18 maart 2007 in Leeuwarden [naam verdachte] een stoeptegel tegen de voorruit van haar woning gooide waardoor deze vernield werd. De woning is eigendom van [naam].
12. De rechtbank acht het een feit van algemene bekendheid dat de plaats Leeuwarden is gelegen in de gemeente Leeuwarden.
Bovenstaande wettige bewijsmiddelen -in onderling verband en samenhang beschouwd en gebezigd ten aanzien van de feiten waarop het blijkens haar inhoud betrekking heeft- houden de redengevende feiten en omstandigheden in waarop de beslissing van de rechtbank steunt dat verdachte de hierna bewezenverklaarde feiten heeft begaan.
Bewezenverklaring
De rechtbank acht het onder 1. meer subsidiair onder A en B, het onder 2., 3., 4. primair en 5 telastegelegde bewezen met dien verstande dat:
1. meer subsidiair
A)
hij op 28 maart 2007, te Leeuwarden, in de gemeente Leeuwarden, een persoon genaamd [slachtoffer 1] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, immers heeft verdachte opzettelijk dreigend een mes in de onmiddellijke nabijheid van de keel van die [slachtoffer 1] gehouden en die [slachtoffer 1] een mes getoond.
en
B)
hij op 28 maart 2007, te Leeuwarden, in de gemeente Leeuwarden, opzettelijk mishandelend een persoon, te weten [slachtoffer 1], meermalen met een mes in de hand en arm en been heeft gestoken en/of gesneden, waardoor die [slachtoffer 1] letsel heeft bekomen en pijn heeft ondervonden;
2.
hij op 28 maart 2007, te Leeuwarden, in de gemeente Leeuwarden, een persoon genaamd [slachtoffer 2] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde [slachtoffer 2] dreigend de woorden toegevoegd :"Ik ga je pakken, ik weet je te vinden" en "Ik trap zo je kop deraf";
3.
hij op 05 september 2006, te Leeuwarden, in de gemeente Leeuwarden, een persoon genaamd [slachtoffer 3] (13 jaar oud) heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde [slachtoffer 3] dreigend de woorden toegevoegd: "Je gaat morgen dood" en "Je gaat sterven" en "Al kost het mij 25 jaar, je gaat dood";
4. primair
hij op 18 maart 2007, te Leeuwarden, in de gemeente Leeuwarden, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon genaamd [slachtoffer 4], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet bakstenen heeft gegooid op/tegen de hand en borst van die [slachtoffer 4], terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
5.
hij op 18 maart 2007, te Leeuwarden, in de gemeente Leeuwarden, opzettelijk en wederrechtelijk een ruit, toebehorende aan een ander dan aan verdachte, heeft vernield.
De verdachte zal van het meer of anders telastegelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Kwalificatie
Het bewezene levert op de misdrijven:
1. meer subsidiair:
A. Bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht.
B. Mishandeling.
2. Bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht.
3. Bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht.
4. primair: Poging tot zware mishandeling.
5. Opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, vernielen.
Ad informandum
Verdachte heeft ter terechtzitting ontkend de beide op de dagvaarding ad informandum genoemde feiten te hebben gepleegd. De rechtbank betrekt deze feiten dan ook niet bij haar beoordeling van de onderhavige zaak.
Strafbaarheid verdachte
De Psychiatrische Observatiekliniek het Pieter Baan Centrum heeft in haar rapportage van 10 december 2007 verslag gedaan van de resultaten van het ingestelde onderzoek naar de geestvermogens van verdachte. De deskundigen concluderen dat verdachte lijdt aan schizofrenie van het paranoïde type. Deze stoornis uit zich bij verdachte in een beheersing van zijn denken door een scala aan verschillende wanen zoals beïnvloedingswanen, betrekkingswanen, grootheidswanen en somatische wanen. Gezien de aard van de stoornis en de details van de delictscenario's wordt opgemerkt over de relatie tussen stoornis en de telastegelegde feiten dat verdachte over alle telastegelegde feiten heeft verklaard dat deze te maken hadden met de bedreiging die naar hem uitging van de Joodse gemeenschap. Dit is een irreële overtuiging, een waan, die rechtstreeks voortvloeit uit zijn ziektebeeld.
De slachtoffers lijken steeds tamelijk willekeurig gekozen te zijn. Omdat genoemde aspecten van de stoornis een doorslaggevende rol hebben gespeeld bij de totstandkoming van de telastegelegde feiten, concluderen de deskundigen dat geen van de feiten aan verdachte kan worden toegerekend.
Op grond van deze conclusies -waarmee de rechtbank zich kan verenigen en die zij tot de hare maakt- komt de rechtbank tot het oordeel dat verdachte niet als strafbare dader kan worden aangemerkt voor de hiervoor genoemde bewezenverklaarde feiten. Op deze grond zal verdachte worden ontslagen van alle rechtsvervolging.
Motivering op te leggen maatregel
Naast de hiervoor genoemde conclusies -die de rechtbank bij haar beoordeling omtrent de op te leggen maatregel uitdrukkelijk betrekt- houdt het rapport van het Pieter Baan Centrum onder meer het volgende in: "Schizofrenie kent een chronisch verloop en zal, indien verdachte niet behandeld wordt, langdurig blijven bestaan. Gestructureerde klinische risicotaxatie aan de hand van de HCR-20 verwijst naar een hoge kans op gewelddadig gedrag op de korte termijn, mocht verdachte buiten in de maatschappij komen te verblijven. Zowel de historische (niet door behandeling beïnvloedbare) indicatoren als ook de huidige (klinische) en toekomstige (risicohanterings)indicatoren dragen in geval van verdachte statistisch bij aan deze inschatting. De kans op escalatie wordt groot geacht. Verdachte draagt naar eigen zeggen al enige tijd messen bij zich om zich te bewapenen tegen de Joodse gemeenschap. Indien verdachte zich opnieuw bedreigd voelt is de kans groot dat hij wederom messen gebruikt, met daarbij een reële kans op een ernstiger delict dan het huidige telastegelegde."
Voorts heeft verdachte ter terechtzitting verklaard dat politie en justitie doelbewust de situatie lieten oplopen door hun complete onwil om te helpen en dat hij daarom van bedreiging naar vandalisme en vandaar naar geweld en ernstig geweld is gegaan. Ook heeft verdachte gesteld dat het probleem niet is opgelost en dat de situatie met de Joodse gemeenschap blijft.
De rechtbank komt op grond van het bovenstaande tot het oordeel dat zowel het recidiverisico ten aanzien van soortgelijke delicten met gevaar voor personen als de kans op escalatie naar ernstiger delicten, groot is te achten.
De raadsman heeft gesteld dat meer en beter onderzocht had moeten worden of plaatsing in een psychiatrisch ziekenhuis of oplegging van terbeschikkingstelling met voorwaarden niet meer geïndiceerd is dan de door het Pieter Baan Centrum geadviseerde oplegging van terbeschikkingstelling met dwangverpleging.
De rechtbank is van oordeel dat in het rapport van het Pieter Baan Centrum voldoende is onderbouwd waarom oplegging van een minder vergaande maatregel niet voldoende zal zijn voor het inperken van het recidiverisico. De rechtbank ziet in het bovenstaande voldoende argumenten om te komen tot de beslissing dat de algemene veiligheid van personen oplegging van een terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege vereist.
De raadsman heeft aangedrongen op analoge toepassing van artikel 37b, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht. De rechtbank verwerpt dit verzoek, omdat de wet het opnemen in de uitspraak van een advies met betrekking tot het tijdstip waarop de terbeschikkingstelling moet beginnen uitdrukkelijk beperkt tot de situatie dat naast de maatregel ook gevangenisstraf wordt opgelegd.
Inbeslaggenomen goederen
De rechtbank acht de inbeslaggenomen messen vatbaar voor onttrekking aan het verkeer nu daarmee het onder 1. meer subsidiair bewezenverklaarde feit is begaan en zij van zodanige aard zijn dat het ongecontroleerde bezit daarvan door verdachte in strijd is met de wet of met het algemeen belang.
Benadeelde partij
[slachtoffer 3] heeft zich voor de aanvang van de terechtzitting als benadeelde partij in het strafproces gevoegd door middel van indiening van het voorgeschreven formulier bevattende de opgave van een vordering tot vergoeding van door haar geleden schade ten gevolge van het aan verdachte onder 3 telastegelegde en bewezenverklaarde feit alsmede de gronden waarop deze berust.
De rechtbank is van oordeel dat de gestelde schade voldoende aannemelijk is geworden en in zodanig verband staat met het door verdachte gepleegde strafbare feit, dat deze aan hem als een gevolg van zijn handelen kan worden toegerekend. De rechtbank acht de vordering, die niet naar aard en omvang is weersproken, derhalve gegrond en voor toewijzing vatbaar.
De rechtbank acht daarnaast oplegging van de schadevergoedingsmaatregel aangewezen.
Toepassing van wetsartikelen
De rechtbank heeft gelet op de artikelen 36b, 36c, 36f, 37a, 37b, 45, 57, 285, 300, 302 en 350 van het Wetboek van Strafrecht.
DE UITSPRAAK VAN DE RECHTBANK LUIDT, RECHTDOENDE:
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte 1. primair en 1. subsidiair is telastegelegd en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1. meer subsidiair onder A en B, het onder 2., 3., 4. primair en 5. telastegelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar in voege als voormeld, doch verdachte deswege niet strafbaar.
Ontslaat verdachte te dier zake van alle rechtsvervolging.
Gelast dat verdachte ter beschikking zal worden gesteld en beveelt dat hij van overheidswege zal worden verpleegd.
Verklaart onttrokken aan het verkeer de inbeslaggenomen twee keukenmessen met zwart handvat.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is telastegelegd dan het bewezenverklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Wijst de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 3], wonende te [adres], toe en veroordeelt verdachte mitsdien tot betaling aan deze benadeelde partij van een bedrag van € 250,00 (zegge: tweehonderd en vijftig euro).
Veroordeelt verdachte in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte de verplichting op aan de staat, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 3], te betalen een som geld ten bedrage van € 250,00 (zegge: tweehonderd en vijftig euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 5 dagen, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft.
Bepaalt daarbij dat, indien verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de staat van een bedrag van € 250,00 ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 3], daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij dit bedrag te betalen komt te vervallen en vice versa, dat, indien verdachte aan de benadeelde partij het opgelegde bedrag heeft betaald, daarmee de verplichting tot betaling aan de staat van dit bedrag komt te vervallen.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.H. Severein, voorzitter, mr. B.J. de Jong en mr. H.R. Bax, rechters, bijgestaan door T.L. Komrij, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 17 januari 2008.
Mrs. De Jong en Bax zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.