6. De kantonrechter overweegt het volgende. Bij de uitleg van de tekst van een bepaling uit een sociaal plan als dat van Amels zijn de bewoordingen daarvan, gelezen in het licht van de gehele tekst van die overeenkomst en een eventuele schriftelijke toelichting daarop, in beginsel van doorslaggevende betekenis. Daarbij komt het niet aan op een grammaticale uitleg van de tekst van de betrokken bepaling, maar op het vaststellen van de betekenis die naar objectieve maatstaven volgt uit de bewoordingen van de CAO, waarbij, naast de taalkundige betekenis, ook dient te worden acht geslagen op de kenbare ratio, strekking en systematiek van de regeling waartoe de bepaling behoort, en op de aannemelijkheid van de rechtsgevolgen waartoe verschillende, op zichzelf mogelijke, tekstinterpretaties zouden leiden (HR 11 november 2005, Jar 2005,286).
De kantonrechter is van oordeel dat er in redelijkheid niet aan getwijfeld kan worden dat de beëindiging van de arbeidsovereenkomst van [eiser] het gevolg is van de (in of omstreeks februari 2005) aangekondigde beëindiging van de bedrijfsactiviteiten. Weliswaar heeft [eiser] dit niet zo verwoord in zijn opzeggingsbrief, maar ook uit de stellingen van Amels (conclusie van antwoord onder 8 t/m 11) kan genoegzaam worden afgeleid dat Amels zich op het standpunt stelt dat zij haar werknemers naar ander werk heeft begeleid en dat dit voor [eiser] heeft geresulteerd in een overeenkomst met [nieuwe werkgever]. Voor zover Amels zich op het standpunt stelt dat het Sociaal Plan niet van toepassing is omdat op het moment waarop de arbeidsovereenkomst van [eiser] eindigde diens functie nog niet was vervallen, overweegt de kantonrechter dat een dergelijke eis niet volgt uit de hiervoor in rechtsoverweging 5 cursief weergegeven tekst van artikel 1.5. In deze tekst staat namelijk niet is vervallen maar vervalt, hetgeen ook kan duiden op een toekomstige gebeurtenis.
Voorts volgt uit de in artikel 6 van het Sociaal Plan gekozen systematiek dat het Sociaal Plan alleen dan niet (volledig) van toepassing is indien de werknemer zich laat herplaatsen, hetzij intern, hetzij bij een onderneming aan wie bepaalde activa worden overgedragen, zonder dat de werknemer op straffe van verlies van zijn aanspraak op een beëindigingsvergoeding gehouden is een aanbod tot herplaatsing te accepteren. Ook in de door Amels bepleite uitleg van artikel 1.5 kan de werknemer er voor kiezen om zich niet te laten herplaatsen in de hierboven genoemde betekenis, maar bij een andere werkgever in dienst te treden. Die werknemer behoudt dan wel zijn aanspraken op een beëindigingsvergoeding. Amels erkent dit ook in haar reactie op hetgeen door [eiser] is aangevoerd met betrekking tot de werknemer [X]. In het licht van deze systematiek is de door Amels gegeven uitleg niet aannemelijk omdat dit zou betekenen dat de werknemer die bij een andere werkgever in dienst treedt (en daarbij nota bene ook door Amels is begeleid), geen recht op een beëindigingsvergoeding toekomt, uitsluitend op de grond dat op het moment van opzegging het Sociaal Plan nog niet in werking was getreden.
Tenslotte overweegt de kantonrechter dat de door Amels gegeven uitleg leidt tot het onaannemelijke rechtsgevolg dat voortvarendheid van een werknemer bij het vinden van ander werk, hetgeen mede in het belang van Amels geacht moet worden te zijn, negatief zou worden beloond.
Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen acht de kantonrechter de door [eiser] gegeven uitleg van artikel 1.5 van het Sociaal Plan juist. Dit betekent dat het Sociaal Plan volledig op [eiser] van toepassing is en dat [eiser] recht heeft op een beëindigingsvergoeding als bedoeld in artikel 6.4 van het Sociaal Plan.
In het midden kan blijven of [eiser] pas in maart 2006 om een beëindigingsvergoeding heeft verzocht omdat dit enkele feit niet tot rechtsverwerking leidt.
Nu tegen de hoogte van de gevorderde beëindigingsvergoeding geen inhoudelijk verweer is gevoerd, zal de gevorderde hoofdsom worden toegewezen. Ook de gevorderde wettelijke rente over de hoofdsom zal worden toegewezen. Daarbij zal de kantonrechter er van uitgaan dat Amels op grond van de inhoud van de brief van de gemachtigde van [eiser] d.d. 14 juni 2006 vanaf 29 juni 2006 in verzuim is geweest met de betaling van de beëindigings-vergoeding.