ECLI:NL:RBLEE:2007:BW0491

Rechtbank Leeuwarden

Datum uitspraak
16 mei 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
71628 / HA ZA 05-700
Instantie
Rechtbank Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing schadevergoeding wegens waardevermindering van woning door ontbreken vloerverwarming

In deze zaak vorderden eisers, [A] c.s., schadevergoeding van gedaagde, [gedaagde], wegens waardevermindering van hun woning als gevolg van het ontbreken van vloerverwarming. De rechtbank Leeuwarden heeft op 16 mei 2007 uitspraak gedaan in deze civiele zaak, geregistreerd onder zaaknummer 71628 / HA ZA 05-700. De rechtbank oordeelde dat de onderbouwing van de gevorderde schadevergoeding van € 5.000,- door eisers onvoldoende was. De rechtbank had eerder in een tussenvonnis van 24 januari 2007 overwogen dat het ontbreken van vloerverwarming een tekortkoming in de nakoming van de koopovereenkomst door gedaagde met zich meebracht, wat zou kunnen leiden tot schadevergoeding. Eisers werden verzocht om een deugdelijke onderbouwing van hun vordering te overleggen.

Eisers overlegden een verklaring van makelaar [C], waarin werd gesteld dat het ontbreken van vloerverwarming een indicatief waardeverschil van € 5.000,- met zich meebracht. De rechtbank oordeelde echter dat deze verklaring niet voldeed aan de eisen voor een deugdelijke onderbouwing. De rechtbank stelde vast dat er geen vergelijkend onderzoek was uitgevoerd om de gestelde waardevermindering te onderbouwen. Bovendien was de verklaring van de makelaar te vaag en niet specifiek genoeg om als harde onderbouwing te dienen.

Uiteindelijk wees de rechtbank de vordering van eisers af, omdat zij niet in staat waren gebleken om de gestelde schade aannemelijk te maken. Daarnaast werd eisers als de in het ongelijk gestelde partij veroordeeld in de proceskosten. Het vonnis werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat gedaagde de kosten direct moest voldoen, ongeacht een eventuele hoger beroep.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK LEEUWARDEN
Sector civiel recht
zaaknummer / rolnummer: 71628 / HA ZA 05-700
Vonnis van 16 mei 2007
in de zaak van
1. [A],
wonende te [woonplaats],
2. [B],
wonende te [woonplaats],
eisers,
procureur: mr. P. van der Sluis,
advocaat: mr. E.Tj. van Dalen te Groningen,
tegen
[gedaagde],
wonende te [woonplaats],
gedaagde,
procureur: mr. J.B. Dijkema,
advocaat: mr. B.M.B. Gruppen te Groningen.
Partijen zullen hierna "[A] c.s." en "[gedaagde]" genoemd worden.
1. De procedure
1.1. Het verdere verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 24 januari 2007;
- de akte na tussenvonnis van 21 februari 2007;
- de antwoordakte van 21 maart 2007.
1.2. Het vonnis is bepaald op heden.
2. De verdere beoordeling
2.1. Overgenomen wordt hetgeen in het tussenvonnis is overwogen en beslist. Bij dit tussenvonnis is overwogen dat er vanwege het ontbreken van vloerverwarming in de woning sprake is van een aan [gedaagde] toerekenbare tekortkoming in de nakoming van haar verplichtingen uit hoofde van de koopovereenkomst met [A] c.s. Deze tekortkoming leidt -in geval van schade- tot een schadevergoedingsplicht aan de zijde van [gedaagde]. De onderbouwing van het deswege door [A] c.s. gevorderde bedrag aan schadevergoeding -zijnde een bedrag aan waardevermindering van de woning ten bedrage van € 5.000,- is door de rechtbank onvoldoende geacht. Om die reden is [A] c.s. verzocht om bij akte een deugdelijker onderbouwing van de gevorderde schadevergoeding in het geding te brengen.
2.2. [A] c.s. heeft bij akte na tussenvonnis een verklaring van makelaar [C] d.d. 4 april 2006 overgelegd, welke -voor zover van belang- luidt als volgt:
'Naar aanleiding van ons gesprek deel ik u mede dat het wel of niet aanwezig zijn van een vloerverwarming een indicatief waardeverschil inhoudt van E 5000,-.'
2.3. [gedaagde] heeft bij antwoord-akte de door [A] c.s. overgelegde verklaring betwist. De stelling van [C] dat er sprake is van een indicatief waardeverschil van € 5.000,- is volgens [gedaagde] gespecificeerd noch onderbouwd. [A] c.s. heeft in het kader van de aankoop van de woning ook nimmer geïnformeerd naar het functioneren van de aanwezige verwarming. [gedaagde] betwijfelt om die reden of [A] c.s. ook maar een cent minder zouden hebben geboden voor de woning indien hij bij het sluiten van de koopovereenkomst van het ontbreken van vloerverwarming zouden hebben geweten. Ook in zijn algemeenheid kan zonder vergelijkend onderzoek niet worden gesteld dat woningen met vloerverwarming een hogere waarde hebben dan vergelijkbare woningen zonder vloerverwarming. [gedaagde] concludeert dan ook dat [A] c.s. de gestelde schade niet aannemelijk heeft gemaakt.
2.4. De rechtbank is van oordeel dat [A] c.s., hoewel hij daartoe diverse malen uitdrukkelijk in de gelegenheid is gesteld, in gebreke is gebleven met het op een deugdelijke wijze onderbouwen van de door hem gestelde waardevermindering van de woning met een bedrag van € 5.000,-. De overgelegde verklaring van makelaar [C] is volstrekt onvoldoende. In de eerste plaats is daartoe van belang dat [C] op geen enkele manier onderbouwt hoe hij tot het bedrag van € 5.000,- is gekomen. Met [gedaagde] is de rechtbank van oordeel dat er ter onderbouwing van de gestelde waardevermindering op zijn minst een vergelijkend onderzoek had moeten worden uitgevoerd door [C], waaruit zou kunnen worden afgeleid dat woningen met vloerverwarming een hogere waarde hebben dan vergelijkbare woningen zonder vloerverwarming. Van een dergelijk onderzoek is ten deze niet gebleken. Daarnaast spreekt de verklaring van [C] over een indicatief waardeverschil van € 5.000,-. Dit vormt geen harde onderbouwing van het gevorderde bedrag; het zou meer maar ook minder kunnen zijn.
2.5. Gezien het vorenstaande zal de door [A] c.s. gevorderde schadevergoeding wegens waardevermindering van de woning -bij gebreke van een deugdelijke onderbouwing- worden afgewezen.
2.6. Nu de beide onderdelen van de vordering van [A] worden afgewezen (zie ook het tussenvonnis van 1 februari 2006), dient [A] c.s. als de in het ongelijk te stellen partij hoofdelijk in de kosten van het geding te worden veroordeeld.
3. De beslissing
De rechtbank:
wijst de vordering van [A] c.s. af;
veroordeelt [A] c.s. hoofdelijk, des dat de een betalende de ander (in zoverre) zal zijn bevrijd, in de kosten van het geding, tot op heden aan de zijde van [gedaagde] begroot
op € wegens verschotten en € wegens salaris procureur;
verklaart dit vonnis wat betreft de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. R. Giltay en in het openbaar uitgesproken op 16 mei 2007.?
fn 343