ECLI:NL:RBLEE:2007:BG3911
Rechtbank Leeuwarden
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen vastgestelde waarde onroerende zaak in het kader van de Wet WOZ
In deze zaak is in geschil de waarde van een onroerende zaak per waardepeildatum 1 januari 2003. De rechtbank Leeuwarden heeft op 29 maart 2007 uitspraak gedaan in een procedure waarbij eiser, eigenaar van de onroerende zaak, beroep had ingesteld tegen de vastgestelde waarde door de heffingsambtenaar van de gemeente Leeuwarden. De waarde was vastgesteld op € 198.400,-- voor het tijdvak van 1 januari 2005 tot 1 januari 2007, maar eiser betwistte deze waarde en stelde dat deze niet in verhouding stond tot de waarde per de vorige waardepeildatum. Eiser voerde aan dat de onroerende zaak, een verouderde kantoorruimte, te maken had met een verhoogd leegstandsrisico en geluidsoverlast van een nabijgelegen discotheek.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de heffingsambtenaar bij uitspraak op bezwaar de waarde had gehandhaafd. Tijdens de zitting op 8 februari 2007 heeft eiser zijn standpunten toegelicht, terwijl de gemachtigde van de verweerder aanwezig was. De rechtbank heeft de bewijslast bij de verweerder gelegd en beoordeeld of de vastgestelde waarde van € 80.000,-- op de waardepeildatum juist was. De rechtbank concludeerde dat de heffingsambtenaar voldoende onderbouwing had geleverd voor de vastgestelde waarde, onder andere door middel van een taxatierapport.
Uiteindelijk heeft de rechtbank het beroep van eiser gegrond verklaard en de waarde van de onroerende zaak vastgesteld op € 80.000,--, waarbij de rechtbank oordeelde dat de heffingsambtenaar niet aannemelijk had gemaakt dat de eerdere vastgestelde waarde correct was. De rechtbank heeft geen proceskostenveroordeling uitgesproken en gelast dat de gemeente Leeuwarden het door eiser betaalde griffierecht vergoedt. Tegen deze uitspraak staat hoger beroep open bij het gerechtshof te Leeuwarden.