ECLI:NL:RBLEE:2007:BG3911

Rechtbank Leeuwarden

Datum uitspraak
29 maart 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
AWB 06/1987
Instantie
Rechtbank Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen vastgestelde waarde onroerende zaak in het kader van de Wet WOZ

In deze zaak is in geschil de waarde van een onroerende zaak per waardepeildatum 1 januari 2003. De rechtbank Leeuwarden heeft op 29 maart 2007 uitspraak gedaan in een procedure waarbij eiser, eigenaar van de onroerende zaak, beroep had ingesteld tegen de vastgestelde waarde door de heffingsambtenaar van de gemeente Leeuwarden. De waarde was vastgesteld op € 198.400,-- voor het tijdvak van 1 januari 2005 tot 1 januari 2007, maar eiser betwistte deze waarde en stelde dat deze niet in verhouding stond tot de waarde per de vorige waardepeildatum. Eiser voerde aan dat de onroerende zaak, een verouderde kantoorruimte, te maken had met een verhoogd leegstandsrisico en geluidsoverlast van een nabijgelegen discotheek.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de heffingsambtenaar bij uitspraak op bezwaar de waarde had gehandhaafd. Tijdens de zitting op 8 februari 2007 heeft eiser zijn standpunten toegelicht, terwijl de gemachtigde van de verweerder aanwezig was. De rechtbank heeft de bewijslast bij de verweerder gelegd en beoordeeld of de vastgestelde waarde van € 80.000,-- op de waardepeildatum juist was. De rechtbank concludeerde dat de heffingsambtenaar voldoende onderbouwing had geleverd voor de vastgestelde waarde, onder andere door middel van een taxatierapport.

Uiteindelijk heeft de rechtbank het beroep van eiser gegrond verklaard en de waarde van de onroerende zaak vastgesteld op € 80.000,--, waarbij de rechtbank oordeelde dat de heffingsambtenaar niet aannemelijk had gemaakt dat de eerdere vastgestelde waarde correct was. De rechtbank heeft geen proceskostenveroordeling uitgesproken en gelast dat de gemeente Leeuwarden het door eiser betaalde griffierecht vergoedt. Tegen deze uitspraak staat hoger beroep open bij het gerechtshof te Leeuwarden.

Uitspraak

RECHTBANK LEEUWARDEN
Sector bestuursrecht, belastingkamer
Procedurenummer: AWB 06/1987
Uitspraakdatum: 29 maart 2007
Uitspraak als bedoeld in afdeling 8.2.6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in het geding tussen
[eiser], wonende te [woonplaats], eiser,
en
de heffingsambtenaar van de gemeente Leeuwarden, verweerder.
Procesverloop
1.1 Verweerder heeft bij beschikking krachtens artikel 22 van de Wet waardering onroerende zaken (hierna: Wet WOZ) de waarde van de onroerende zaak, plaatselijk bekend als [adres A] te [woonplaats] (hierna: de onroerende zaak), per waardepeildatum 1 januari 2003, vastgesteld voor het tijdvak 1 januari 2005 tot 1 januari 2007 op € 198.400,--.
1.2 Verweerder heeft bij uitspraak op bezwaar van 11 juli 2006 de waarde gehandhaafd.
Eiser heeft daartegen bij brief van 18 augustus 2006, ontvangen bij de rechtbank op 22 augustus 2006 , beroep ingesteld. Verweerder heeft bij uitspraak op bezwaar van 11 juli 2006 de waarde gehandhaafd.
1.3 Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 8 februari 2007 te Leeuwarden.
Eiser is daar in persoon verschenen. Namens verweerder is verschenen [gemachtigde].
Motivering
Feiten
2.1 Op grond van de stukken van het geding en het verhandelde ter zitting staat vast dat
eiser eigenaar is van de onroerende zaak, de eerste en tweede verdieping van een monumentaal pand uit 1747.
Geschil
3.1 In geschil is de waarde van de onroerende zaak op de waardepeildatum.
3.2 Eiser stelt -zakelijk weergegeven- dat de vastgestelde waarde niet in een juiste verhouding staat tot de waarde per de vorige waardepeildatum. Het betreft een verouderde kantoorruimte, hetgeen leidt tot een verhoogd leegstandsrisico. Verder is sprake van geluidsoverlast van een naastgelegen discotheek.
3.3 Ten aanzien van [adres A] te [woonplaats] heeft verweerder verwezen naar een taxatierapport, opgemaakt op 18 september 2006 door [gemachtigde], beëdigd Woz-taxateur te Leeuwarden. In dit rapport is geconcludeerd dat er is uitgegaan van een onjuiste objectafbakening in die zin dat er bij nader inzien moet worden uitgegaan van twee objecten, [adres A] en [adres B]. In het rapport is de waarde van [adres A] vastgesteld op € 80.000,-- Verweerder is van mening dat de beschikking op basis van vaste jurisprudentie in stand kan blijven, omdat het object [adres A] kleiner van omvang is geworden. Eiser heeft dit, ook desgevraagd ter zitting, niet bestreden. De rechtbank ziet geen aanleiding verweerder hierin niet te volgen. De rechtbank wijst partijen er op dat verweerder een afzonderlijke beschikking zal dienen af te geven voor [adres B], waartegen eiser desgewenst een rechtsmiddel zal kunnen aanwenden.
Beoordeling van het geschil
4.1 Krachtens artikel 17, eerste lid, van de Wet WOZ, wordt aan een onroerende zaak een waarde toegekend. Ingevolge het tweede lid van dit artikel wordt deze waarde bepaald op de waarde die aan de onroerende zaak dient te worden toegekend indien de volle en onbezwaarde eigendom daarvan zou kunnen worden overgedragen en de verkrijger de zaak in de staat waarin die zich bevindt, onmiddellijk en in volle omvang in gebruik zou kunnen nemen. Daarbij heeft als waarde te gelden de waarde in het economische verkeer, ofwel de prijs, die bij aanbieding ten verkoop op de voor die onroerende zaak meest geschikte wijze na de beste voorbereiding door de meest biedende gegadigde voor de onroerende zaak zou zijn betaald.
4.2 Op verweerder rust – bij betwisting – de bewijslast inzake de juistheid van de aan de onroerende zaak toegekende waarde.
4.3 Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder aan de op hem rustende bewijslast voldaan. Met de in het, naar het oordeel van de rechtbank goed onderbouwde, taxatierapport vermelde vergelijkingspanden en de gehanteerde huurwaarde kapitalisatiemethode heeft verweerder aannemelijk gemaakt dat hij de in het verweerschrift bepleite waarde van de onroerende zaak van € 80.000.,--. op de waardepeildatum niet te hoog heeft vastgesteld. De rechtbank neemt hierbij in aanmerking dat verweerder de huurkapitalisatiefactor heeft vastgesteld op 8,0. De rechtbank is van oordeel dat hiermee ook voldoende rekening is gehouden met de staat van de kantoorruimte. Verder heeft verweerder, mede gelet op de huurprijs die eiser zelf heeft gehanteerd in de onderhavige periode, gebruik gemaakt van een gematigde huurwaarde. De rechtbank acht het niet relevant of de bestemming van de onroerende zaak bedrijfsmatig is of wonen, zoals eiser ter zitting heeft aangegeven, nu niet gebleken is dat er überhaupt sprake is van geluidsoverlast. In ieder geval is de rechtbank niet gebleken dat verweerder onvoldoende rekening heeft gehouden met de geluidsoverlast van de naastgelegen discotheek.
4.4 Het is de rechtbank niet gebleken dat verweerder is uitgegaan van een verkeerde berekening van de oppervlakte van eisers onroerende zaak. Eisers grieven omtrent de inhoud van de onroerende zaak kunnen hem niet baten. Eiser gaat immers uit van een inhoudsberekening aan de hand van inwendige maten, terwijl in het taxatierapport, zowel bij de onderhavige onroerende zaak als bij de vergelijkingspercelen, op basis van de NEN 2580 is uitgegaan van de bruto inhoud. Het is de rechtbank niet gebleken dat de bouwtekening waar verweerder van is uitgegaan niet juist is. Eiser heeft aangevoerd dat de waarde ten opzichte van het vorige WOZ-tijdvak te sterk is gestegen per de vorige waardepeildatum van 1 januari 1999. Doel en strekking van de Wet WOZ brengen echter mee dat de waarde van een onroerende zaak voor elk tijdvak opnieuw wordt bepaald, aan de hand van feiten en omstandigheden die zich op of rond de waardepeildatum voordoen, met voorbijgaan aan de waarde die per een vorige waardepeildatum aan de onroerende zaak is toegekend. De waarde van de onroerende zaak is vastgesteld op basis van marktgegevens rond de waardepeildatum. De stijging ten opzichte van de waarde ten opzichte van de vorige waardepeildatum speelt derhalve geen enkele rol. De desbetreffende beroepsgrond van eiser faalt daarom. Ook anderszins heeft eiser geen feiten of omstandigheden naar voren gebracht die een verlaging van de vastgestelde waarde rechtvaardigen.
4.5 Nu de bij beschikking vastgestelde waarde door verweerder niet aannemelijk is gemaakt, zal de rechtbank het beroep gegrond verklaren. De rechtbank stelt de waarde vast op de door verweerder bij verweerschrift bepleite waarde van € 80.000,--.
Proceskosten
De rechtbank ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.
Beslissing
De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond.
- vermindert de vastgestelde waarde van [adres A] tot € 80.000,-- en bepaalt dat deze uitspraak in zoverre in de plaats treedt van het vernietigde besluit;
- gelast dat de gemeente Leeuwarden het door eiser betaalde griffierecht van € 38,-- vergoedt.
Deze uitspraak is gedaan op 29 maart 2007 door mr. C.H. de Groot, rechter, en op dezelfde dag in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van R.H. Wolfslag, griffier.
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum:
- hoger beroep instellen bij het gerechtshof te Leeuwarden (belastingkamer), Postbus 1704, 8901 CA Leeuwarden.
Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:
1 - bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd.
2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. een dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;
d. de gronden van het hoger beroep.