ECLI:NL:RBLEE:2007:BB9605

Rechtbank Leeuwarden

Datum uitspraak
23 november 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
AWB06/2421
Instantie
Rechtbank Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging verzuimboete wegens afwezigheid van alle schuld bij belastingaangifte

In deze zaak heeft de Rechtbank Leeuwarden op 23 november 2007 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiser en de inspecteur van de Belastingdienst/Noord/kantoor Groningen. Eiser had een aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen over het jaar 2004 ontvangen, waarbij een verzuimboete was opgelegd. Eiser stelde dat hij geen verwijt kon worden gemaakt voor het niet indienen van zijn aangifte op tijd, omdat hij gebruik had gemaakt van een intermediair die de aangifte voor hem had verzorgd. De rechtbank heeft vastgesteld dat de aangifte niet tijdig was ontvangen door de Belastingdienst, ondanks dat eiser meerdere pogingen had gedaan om zijn aangifte in te dienen via zijn adviseurs. De rechtbank oordeelde dat eiser alle in redelijkheid te vergen zorg had betracht en dat er sprake was van afwezigheid van alle schuld. Hierdoor werd de verzuimboete van € 22,-- vernietigd. De rechtbank verklaarde het beroep gegrond en veroordeelde de verweerder in de proceskosten van eiser, die op € 140,-- werden vastgesteld. Tevens werd bepaald dat de Staat der Nederlanden het door eiser betaalde griffierecht van € 38,-- diende te vergoeden. Tegen deze uitspraak staat hoger beroep open bij het gerechtshof te Leeuwarden.

Uitspraak

RECHTBANK LEEUWARDEN
Sector bestuursrecht, belastingkamer
Procedurenummer: AWB06/2421
Uitspraakdatum: 23 november 2007
Uitspraak als bedoeld in afdeling 8.2.6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in het geding tussen
[eiser], wonende te [woonplaats], eiser,
en
de inspecteur van de Belastingdienst/Noord/kantoor Groningen, verweerder.
Procesverloop
1.1 Verweerder heeft aan eiser over het jaar 2004 op 8 november 2006 ambtshalve een aanslag (aanslagnummer [nummer].H46) inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen opgelegd, berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 21.449,-- en bij beschikking een boete van € 113,--.
1.2 Verweerder heeft bij uitspraak op bezwaar van 29 oktober 2006 de aanslag nader vastgesteld op € 18.460,-- en de bij beschikking vastgestelde boete op € 22,--.
1.3 Eiser heeft daartegen bij brief van 1 november 2006, ontvangen bij de rechtbank op
3 november 2006, beroep ingesteld.
1.4 Verweerder heeft de op de zaak betrekking hebbende stukken overgelegd en een verweerschrift ingediend.
1.5 Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 9 oktober 2007 te Leeuwarden.
Eiser is daar in persoon verschenen. Namens verweerder is verschenen J. Kok.
Motivering
Feiten
Op grond van de stukken van het geding en het verhandelde ter zitting staat het volgende vast:
2.1 Aan eiser is op 28 februari 2005 een aanslagbiljet inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen 2004 uitgereikt. Dit aangiftebiljet dient voor 1 april 2005 te worden ingediend.
2.2 Door verweerder is het aangiftebiljet inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen 2004 niet voor 1 april 2005 ontvangen. Eiser wordt op 1 september 2005 aangemaand en in de gelegenheid gesteld om voor 1 oktober 2005 zijn aangifte inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen 2004 in te dienen.
2.3 Voor het einde van de in 2.2 gestelde termijn wordt door verweerder geen aangiftebiljet inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen 2004 van eiser ontvangen.
2.4 Eiser heeft bij het indienen van zijn aangiftebiljet gebruik gemaakt van een intermediair van Axent (Aegon). Hij heeft drie keer door drie verschillende adviseurs van Axent elektronisch de aangifte inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen over het jaar 2004 laten indienen. De eerste en de tweede keer was voor 1 april 2005. Beide keren hebben de adviseurs de aangiftegegevens bij eiser thuis in hun laptop ingevoerd, waarna nog verzending per netwerkverkeer moest plaatsvinden. Eiser heeft op 9 september 2005 voor de derde maal met een adviseur de aangifte verzorgd met opnieuw de afspraak die aangifte daarna per netwerkverkeer in te (laten) dienen. Bij die gelegenheid heeft eiser (tevens) om een uitdraai van de aangifte gevraagd.
2.5 Na ontvangst van de (ambtshalve) aanslag over 2004 op of omstreeks 23 oktober 2006 heeft eiser een kopie van de uitdraai van de aangifte inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen 2004 bij de balie van de Belastingdienst in Haren afgegeven.
Geschil
3.1 In geschil is uitsluitend het antwoord op de vraag of verweerder de onderhavige verzuimboete van € 22,-- terecht aan eiser heeft opgelegd.
3.2 Eiser beantwoordt deze vraag ontkennend; verweerder daarentegen bevestigend.
3.3 Partijen doen hun standpunten steunen op de gronden die daartoe door hen zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken.
Beoordeling van het geschil
4.1 In zijn arrest van 15 juni 2007, 42.687, VN 2007/28.9, heeft de Hoge Raad geoordeeld dat in geval een belanghebbende in verzuim is, welk verzuim is veroorzaakt door een handelen of een nalaten van een derde, sprake kan zijn van afwezigheid van alle schuld indien die belanghebbende stelt en bij betwisting aannemelijk maakt dat hij alle in de gegeven omstandigheden van hem in redelijkheid te vergen zorg heeft betracht om aan zijn in het geding zijnde verplichting te voldoen.
4.2 Onder verwijzing naar de door eiser gestelde -en door verweerder onbetwist gelaten- onder 2.5 weergegeven gang van zaken bij het verzorgen van zijn aangifte inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen 2004 is de rechtbank van oordeel dat eiser persoonlijk geen enkel verwijt kan worden gemaakt, zodat hij terecht een beroep heeft gedaan op afwezigheid van alle schuld. Onder die omstandigheid moet de boete vervallen.
4.3 Gelet op het vorenoverwogene dient het beroep gegrond te worden verklaard.
Proceskosten
De rechtbank vindt aanleiding verweerder te veroordelen in de kosten die eiser in verband met de behandeling van het beroep redelijkerwijs heeft moeten maken. Deze kosten zijn op de voet van het Besluit proceskosten bestuursrecht vastgesteld op € 20,-- aan reiskosten en € 120,-- (4 uren x € 30,--) aan verletkosten. De rechtbank wijst erop dat de besluitgever een kostenveroordeling niet heeft bedoeld als een volledige schadevergoeding, maar als een tegemoetkoming in de kosten.
Beslissing
De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt de uitspraak op bezwaar;
- vernietigt de boetebeschikking en gelast het verzuim door te halen;
- bepaalt dat deze uitspraak in zoverre in de plaats treedt van het vernietigde besluit;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser ten bedrage van € 140,-- en wijst de Staat der Nederlanden (Ministerie van Financiën) aan dit bedrag aan eiser te voldoen;
- gelast dat de Staat der Nederlanden (Ministerie van Financiën) het door eiser betaalde griffierecht van € 38,-- vergoedt.
Deze uitspraak is gedaan op 23 november 2007 door mr. J.W. Keuning, rechter, en op dezelfde dag in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van mr. K. van der Leij, griffier.
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum:
- hoger beroep instellen bij het gerechtshof te Leeuwarden (belastingkamer), Postbus 1704, 8901 CA Leeuwarden.
Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:
1 - bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd.
2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. een dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;
d. de gronden van het hoger beroep.