ECLI:NL:RBLEE:2007:BB9273

Rechtbank Leeuwarden

Datum uitspraak
23 oktober 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
17/747101-07 VEV
Instantie
Rechtbank Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verkeersongeval veroorzaakt door professioneel chauffeur met lichamelijk letsel als gevolg

Op 23 oktober 2007 heeft de Rechtbank Leeuwarden uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte, geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats], die als professioneel chauffeur betrokken was bij een verkeersongeval. De rechtbank heeft gelet op het onderzoek ter terechtzitting van 9 oktober 2007, waarbij de verdachte aanwezig was, bijgestaan door haar advocaat mr. J.H. Rump. De telastelegging betrof een overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, waarbij de verdachte zich schuldig zou hebben gemaakt aan aanmerkelijk onvoorzichtig rijgedrag, wat resulteerde in een ongeval met zwaar lichamelijk letsel voor een andere verkeersdeelnemer, een fietsster. De rechtbank overwoog dat de verdachte niet voldoende had uitgekeken bij het oprijden van een kruispunt, ondanks haar verklaring dat zij goed had opgelet. De rechtbank achtte het primair telastegelegde bewezen en kwalificeerde het als een misdrijf. De verdachte werd strafbaar geacht, aangezien er geen strafuitsluitingsgronden aanwezig waren. Bij de strafmotivering hield de rechtbank rekening met de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het was begaan, en de persoonlijke situatie van de verdachte. De officier van justitie had een werkstraf van 120 uren en een rijontzegging van 2 maanden geëist, maar de rechtbank besloot tot een lichtere straf. Uiteindelijk werd de verdachte veroordeeld tot een werkstraf van 80 uren en een ontzegging van de bevoegdheid om motorrijtuigen te besturen voor de duur van zes maanden, met een proeftijd van twee jaren. De rechtbank sprak de verdachte vrij van andere telastegelegde feiten die niet bewezen konden worden.

Uitspraak

RECHTBANK LEEUWARDEN
Sector straf
parketnummer 17/747101-07
verkort vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 23 oktober 2007 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats],
wonende te [adres].
De rechtbank heeft gelet op het ter terechtzitting gehouden onderzoek van 9 oktober 2007.
De verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. J.H. Rump, advocaat te Zwolle.
Telastelegging
Aan dit vonnis is een door de griffier gewaarmerkte fotokopie van de dagvaarding gehecht, waaruit de inhoud van de telastelegging geacht moet worden hier te zijn overgenomen.
In de telastelegging voorkomende schrijffouten of kennelijke misslagen worden verbeterd gelezen. De verdachte is hierdoor niet in zijn belangen geschaad.
Bewijsoverweging
Ter zitting heeft de raadsvrouw van verdachte aangevoerd dat verdachte van het primair telastegelegde dient te worden vrijgesproken nu verdachte niet verweten kan worden dat ze onvoorzichtig is geweest, immers heeft verdachte verklaard dat ze goed heeft uitgekeken, zodat niet kan worden gesteld dat verdachte een aanmerkelijke mate van schuld heeft aan het ongeval.
De rechtbank is echter met de officier van justitie van mening, dat het niet anders kan zijn dan dat verdachte bij het oprijden van het betreffende kruispunt niet (goed) heeft uitgekeken, nu de overige verkeersdeelnemers ter plaatse wel het latere slachtoffer op haar fiets het kruispunt zagen naderen. Het feit dat verdachte als bestuurster van een autobus terwijl ze wist dat ze een gevaarlijk kruispunt naderde heeft nagelaten goed uit te kijken, maakt, naar het oordeel van de rechtbank, dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan aanmerkelijk onvoorzichtig rijgedrag.
Bewezenverklaring
De rechtbank acht het primair telastegelegde bewezen, met dien verstande dat:
verdachte op 13 december 2006 te Sneek, in de gemeente Sneek, als verkeersdeelneemster, namelijk als bestuurster van een motorrijtuig (een autobus), daarmee rijdende over de voor het openbaar verkeer openstaande weg, het terrein van het autobusstation, aldaar, zich zodanig heeft gedragen dat een aan haar schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden,
doordat verdachte aanmerkelijk onvoorzichtig is geweest, aangezien verdachte met het door haar bestuurde motorrijtuig vanaf die weg, ter plaatse waar voor een kruisende weg, te weten de eveneens voor het openbaar verkeer openstaande weg, de Dr. Boumaweg, op het wegdek haaientanden waren aangebracht, linksaf die Dr. Boumaweg is opgereden, in de richting van het centrum, zonder aan de bestuurster van een fiets, die - gezien verdachtes rijrichting
- verdachte van links over die Dr. Boumaweg tegemoet reed, voorrang te verlenen,
waarbij verdachte met de linkervoorzijde van het door haar bestuurde motorrijtuig is aangereden tegen de bestuurster van die fiets, en die bestuurster met de door haar bestuurde fiets ten val is gekomen en vervolgens met het door verdachte bestuurde motorrijtuig is overreden, waardoor, de bestuurster van die fiets, [slachtoffer] geheten, zwaar lichamelijk letsel, te weten een open bekkenbreuk en mogelijk een (deels blijvende) verlamming van het linkerbeen, werd toegebracht.
De verdachte zal van het meer of anders telastegelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Kwalificatie
Het bewezene levert op het misdrijf:
primair
Overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl het een ongeval betreft waardoor een ander lichamelijk letsel wordt toegebracht.
Strafbaarheid verdachte
De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.
Strafmotivering
De rechtbank neemt bij de bepaling van de hierna te vermelden strafsoort en strafmaat in aanmerking:
- de aard en de ernst van het gepleegde feit;
- de omstandigheden waaronder dit is begaan;
- de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken en deze naar voren komt uit het uittreksel uit het algemeen documentatieregister en het voorlichtingsrapport;
- de vordering van de officier van justitie tot veroordeling van verdachte ter zake het primair telastegelegde tot een werkstraf voor de duur van 120 uren, subsidiair 60 dagen hechtenis, alsmede een ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van 2 maanden, voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren;
- het pleidooi van de raadsvrouw.
Verdachte heeft zich als buschauffeur schuldig gemaakt aan het veroorzaken van een verkeersongeval, waarbij een jonge vrouw ernstig gewond is geraakt. De lichamelijke en psychische gevolgen van het ongeval zijn voor het slachtoffer nog altijd groot.
Duidelijk is dat het ongeval ook verdachte sterk heeft aangegrepen en dat ook zij daar nog altijd diep onder gebukt gaat. Toch bestaat aanleiding om verdachte een straf op te leggen, al was het maar om ook anderen ervan te doordringen dat men bij deelname aan het verkeer, zeker als een professioneel chauffeur, altijd alle noodzakelijke voorzichtigheid en oplettendheid in acht moet nemen.
Rekening houdend met de persoonlijke omstandigheden van verdachte en met het feit dat verdachte nooit eerder met politie of justitie in aanraking is geweest, staat de rechtbank een iets andere wijze van bestraffing voor ogen dan de officier van justitie heeft voorgesteld. Naar het oordeel van de rechtbank kan met een kortere werkstraf dan gevorderd worden volstaan, terwijl het anderzijds aangewezen lijkt om verdachte met een forsere voorwaardelijke rijontzegging een waarschuwing te geven voor de tijd dat zij nog als buschauffeur werkzaam zal zijn.
Toepassing van wetsartikelen
De rechtbank heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c en 22d van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 6, 176 en 179 van de Wegenverkeerswet 1994.
DE UITSPRAAK VAN DE RECHTBANK LUIDT, RECHTDOENDE:
Verklaart het primair telastegelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar in voege als voormeld en verdachte deswege strafbaar.
Veroordeelt verdachte te dier zake tot:
Een werkstraf, bestaande uit het verrichten van 80 uren onbetaalde arbeid.
Beveelt dat voor het geval de veroordeelde de werkstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis voor de duur van 40 dagen zal worden toegepast.
Ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen -bromfietsen daaronder begrepen- voor de tijd van zes maanden.
Bepaalt, dat deze bijkomende straf niet zal worden tenuitvoergelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond, dat de veroordeelde zich voor het einde van een proeftijd, welke hierbij wordt vastgesteld op twee jaren, aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is telastegelegd dan het bewezenverklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Dit vonnis is gewezen door mr. G. Bracht, voorzitter, mr. J. van Bruggen en mr. C. Deenik, rechters, bijgestaan door H. Pool, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 23 oktober 2007. Deenik is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.