ECLI:NL:RBLEE:2007:BB9263

Rechtbank Leeuwarden

Datum uitspraak
11 oktober 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
17/880229-07 VEV
Instantie
Rechtbank Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen van poging tot doodslag tijdens uitgaansgeweld met ernstige gevolgen

In deze zaak heeft de Rechtbank Leeuwarden op 11 oktober 2007 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van medeplegen van poging tot doodslag. De verdachte, geboren op een onbekende datum en thans gedetineerd in P.I. Noord, was betrokken bij een gewelddadige aanval op een slachtoffer op 17 juni 2007 in Leeuwarden. De rechtbank heeft gelet op het onderzoek dat op 27 september 2007 heeft plaatsgevonden, waarbij de verdachte werd bijgestaan door zijn advocaat, mr. M.J. van Rooij. De telastelegging was gebaseerd op het feit dat de verdachte samen met anderen het slachtoffer had geslagen en geschopt, wat leidde tot ernstige verwondingen, waaronder kneuzingen en een lichte hersenschudding. De rechtbank overwoog dat het geweld een aanmerkelijke kans op de dood met zich meebracht, gezien de kwetsbaarheid van het hoofd en de mogelijkheid van fatale gevolgen. De rechtbank achtte het primair telastegelegde bewezen, waarbij de verdachte en zijn mededaders zich blootstelden aan deze aanmerkelijke kans door het slachtoffer te schoppen en te slaan terwijl hij op de grond lag. De rechtbank nam in haar overwegingen ook de eerdere veroordelingen van de verdachte mee, waaronder een gevangenisstraf voor een gewelddadige roofoverval. De rechtbank concludeerde dat de verdachte, ondanks eerdere confrontaties met justitie, niet van zijn gewelddadige gedrag had geleerd. De rechtbank legde een gevangenisstraf van 16 maanden op, waarbij de tijd die de verdachte in voorlopige hechtenis had doorgebracht in mindering werd gebracht. Daarnaast gelastte de rechtbank de tenuitvoerlegging van een eerder voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf van 6 maanden. De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer, bestaande uit mr. B.J. de Jong, mr. M. Brinksma en mr. H. van der Werff, en werd uitgesproken in een openbare zitting.

Uitspraak

RECHTBANK LEEUWARDEN
Sector straf
parketnummer 17/880229-07
vordering na voorwaardelijke veroordeling parketnummer 17/781039-06
verkort vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 11 oktober 2007 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats]
thans gedetineerd in P.I. Noord, gevangenis De Marwei, Holstmeerweg 7 te Leeuwarden
De rechtbank heeft gelet op het ter terechtzitting gehouden onderzoek van 27 september 2007.
De verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. M.J. van Rooij, advocaat te Leeuwarden.
Telastelegging
Aan dit vonnis is een door de griffier gewaarmerkte fotokopie van de dagvaarding gehecht, waaruit de inhoud van de telastelegging geacht moet worden hier te zijn overgenomen.
In de telastelegging voorkomende schrijffouten of kennelijke misslagen worden verbeterd gelezen. De verdachte is hierdoor niet in zijn belangen geschaad.
Bewijsoverweging
De raadsman van verdachte heeft ter terechtzitting onder meer bepleit dat het primair telastegelegde niet bewezen kan worden verklaard, omdat het schoppen en slaan tegen het hoofd geen poging tot doodslag oplevert.
De rechtbank is van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard dat tegen het hoofd en het lichaam van [slachtoffer] is geschopt en geslagen. Door verdachte wordt dit ook niet ontkend.
De rechtbank overweegt met betrekking tot de aanmerkelijke kans dat het geweld tot de dood had kunnen leiden het volgende.
Het hoofd is het meest kwetsbare gedeelte van het menselijk lichaam waarbij in geval van geweld het gevolg niet zelden fataal blijkt te zijn. Met name zijn kwetsbaar de slaap en het strottenhoofd en voorts is het gevaar van een nekbreuk reëel. Naar het oordeel van de rechtbank is er derhalve bij een trap tegen het hoofd altijd de reële mogelijkheid aanwezig dat de dood kan intreden, omdat men bij het trappen tegen het hoofd het niet meer in de hand heeft of men het hoofd al dan niet op de genoemde zeer kwetsbare gedeelten raakt. Het is derhalve de geluksfactor die de goede afloop bepaalt.
De rechtbank is derhalve van oordeel dat verdachte en zijn mededaders door te schoppen en te slaan tegen het hoofd van een op de grond liggend slachtoffer, zich willens en wetens hebben blootgesteld aan de aanmerkelijke kans op een fatale afloop.
Bewezenverklaring
De rechtbank acht het primair telastegelegde bewezen, met dien verstande dat:
hij op 17 juni 2007 te Leeuwarden, in de gemeente Leeuwarden, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk een persoon genaamd [slachtoffer] van het leven te beroven, met dat opzet
- die [slachtoffer] tegen diens gezicht hebben geslagen en/of gestompt
en vervolgens
- die [slachtoffer] meermalen tegen diens lichaam hebben getrapt en/of geschopt en vervolgens
- die bewusteloze en/of op de straat liggende [slachtoffer] meermalen met kracht en met geschoeide voet tegen diens hoofd en lichaam hebben getrapt en/of geschopt,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
De verdachte zal van het meer of anders telastegelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Kwalificatie
Het bewezene levert op:
Medeplegen van poging tot doodslag.
Strafbaarheid verdachte
De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.
Strafmotivering
De rechtbank neemt bij de bepaling van de hierna te vermelden strafsoort en strafmaat in aanmerking:
- de aard en de ernst van het gepleegde feit;
- de omstandigheden waaronder dit is begaan;
- de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken en deze naar voren komt uit het uittreksel uit het algemeen documentatieregister van 28 augustus 2007 en het voorlichtingsrapport van Reclassering Nederland van 17 september 2007;
- de vordering van de officier van justitie tot veroordeling van verdachte ter zake het primair telastegelegde tot een gevangenisstraf voor de duur van 16 maanden en tenuitvoerlegging van de voorwaardelijke opgelegde gevangenisstraf;
- het pleidooi van de raadsman.
Verdachte heeft zich, samen met een viertal anderen, schuldig gemaakt aan een ernstige vorm van uitgaansgeweld dat heeft plaatsgevonden op de openbare weg, in de vroege ochtenduren van 17 juni jongstleden. Verdachte en zijn mededaders, in leeftijd variërend van 15 tot 24 jaar, hebben gezamenlijk het slachtoffer met veel kracht en agressie tegen het hoofd en lichaam geslagen en geschopt, zodanig dat hij buiten bewustzijn is geraakt. In die toestand hebben zij het slachtoffer vervolgens achtergelaten.
Bij het slachtoffer zijn kneuzingen aan de slaap, heup, hand en knie geconstateerd en een lichte hersenschudding. Het lijdt geen enkele twijfel dat de mishandeling evenzogoed fataal had kunnen aflopen.
Verdachte en zijn mededaders hebben aanvankelijk allen ontkend iets met de mishandeling te maken te hebben. Pas na confrontatie met de door de bewakingscamera opgenomen beelden heeft een deel van hen een bekennende verklaring afgelegd. De rechtbank merkt terzijde op dat deze - schokkende - camerabeelden van essentieel belang zijn geweest voor de bewijsgaring in deze zaak.
Verdachte is nog geen jaar geleden door de rechtbank in Leeuwarden veroordeeld tot een forse gevangenisstraf in verband met een gewelddadige roofoverval op een bejaard persoon. Anderhalve dag nadat hij de gevangenisstraf had uitgezeten die hem in verband met voornoemd feit was opgelegd, ging hij op stap met zijn mededaders om zijn vrijlating te vieren. Na sluitingstijd van de horecagelegenheid waar verdachte en zijn mededaders die avond en nacht hebben vertoefd, heeft de mishandeling van [slachtoffer] plaatsgevonden. De rechtbank tilt zeer zwaar aan deze omstandigheid: kennelijk heeft verdachte, die ook nog in 2004 voor een openlijke geweldpleging een transactie heeft gehad, van eerdere confrontaties met justitie niets geleerd en heeft een langdurige gevangenisstraf hem niet aan het denken gezet. Hij heeft zich zonder na te denken in het geweld begeven en niet geprobeerd zijn mededaders van het geweld te weerhouden.
In het over verdachte uitgebrachte reclasseringsrapport van 27 september 2007 wordt verdachte gekenschetst als een rustige man, maar berekenend. Hij komt over als een man die zijn eigen leven wil bepalen en geen inmenging van anderen duldt. In een psychiatrisch rapport uit november 2006 wordt geconstateerd dat verdachte een persoonlijkheid heeft met antisociale trekken. Hij stelt zijn eigen belang boven dat van anderen, heeft een gebrekkige gewetensfunctie en een gering empatisch vermogen.
De rechtbank neemt de conclusies uit deze rapporten over en concludeert dat aan een stevige onvoorwaardelijke gevangenisstraf niet is te ontkomen. Verdachte heeft van zijn goede bedoelingen die hij in november 2006 tegenover de rechtbank heeft geuit niets waargemaakt. De rechtbank acht de door de officier van justitie gevorderde onvoorwaardelijke straf passend en zal deze overnemen.
Vordering na voorwaardelijke veroordeling
Bij onherroepelijk geworden vonnis van 21 november 2006, gewezen door de meervoudige strafkamer van de rechtbank te Leeuwarden, is de verdachte veroordeeld tot -voor zover hier van belang- een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren. De proeftijd is ingegaan op 6 december 2006. Bij vordering d.d. 6 augustus 2007 heeft de officier van justitie de tenuitvoerlegging gevorderd van de bij voormeld vonnis voorwaardelijk opgelegde straf.
Het hiervoor bewezenverklaarde feit is door verdachte begaan voor het einde van de bij voormeld vonnis gestelde proeftijd. De rechtbank zal op grond daarvan de tenuitvoerlegging gelasten van de aan verdachte bij voornoemd vonnis van 21 november 2006 voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf.
Toepassing van wetsartikelen
De rechtbank heeft gelet op de artikelen 14g, 45, 47 en 287 van het Wetboek van Strafrecht.
DE UITSPRAAK VAN DE RECHTBANK LUIDT, RECHTDOENDE:
Verklaart het primair telastegelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar in voege als voormeld en verdachte deswege strafbaar.
Veroordeelt verdachte te dier zake tot:
Een gevangenisstraf voor de duur van 16 maanden.
Beveelt, dat de tijd door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en/of voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is telastegelegd dan het bewezenverklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Beslissing op de vordering na voorwaardelijke veroordeling onder parketnummer
17/781039-06:
Gelast de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf, voorzover voorwaardelijk opgelegd bij vonnis van de meervoudige kamer te Leeuwarden d.d. 21 november 2006, te weten: een gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden.
Dit vonnis is gewezen door mr. B.J. de Jong, voorzitter, mr. M. Brinksma en mr. H. van der Werff, rechters, bijgestaan door mr. J.A. van Loo, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 11 oktober 2007.