RECHTBANK LEEUWARDEN
Sector straf
parketnummer 17/880181-07VEV
vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 15 november 2007 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats],
wonende te [adres],
thans gedetineerd in Huis van Bewaring te Zwolle, Huub van Doornestraat 15.
De rechtbank heeft gelet op het ter terechtzitting gehouden onderzoek van 1 november 2007.
De verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. W. Boonstra, advocaat te Leeuwarden.
Telastelegging
Aan dit vonnis is een door de griffier gewaarmerkte fotokopie van de dagvaarding gehecht, waaruit de inhoud van de telastelegging geacht moet worden hier te zijn overgenomen.
In de telastelegging voorkomende schrijffouten of kennelijke misslagen worden verbeterd gelezen. De verdachte is hierdoor niet in zijn belangen geschaad.
Vordering officier van justitie
De officier van justitie heeft ter terechtzitting gevorderd:
- vrijspraak van het onder 2. telastegelegde;
- veroordeling voor het onder 1. primair en 3. primair telastegelegde;
- oplegging van een gevangenisstraf voor de duur van 8 jaren;
- toewijzing van de vordering van de benadeelde partij, [naam benadeelde partij],
tot een bedrag van € 3.377,94;
- oplegging van de schadevergoedingsmaatregel voor dat bedrag.
Bewijsmiddelen
De rechtbank past met betrekking tot de telastegelegde feiten de volgende bewijsmiddelen toe:
Ten aanzien van het onder 1. primair telastegelegde:
1. de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 1 november 2007, onder meer inhoudende:
Ik was op 14 mei 2007 aanwezig bij de schietpartij tussen [naam] en [naam].
Tevens heeft verdachte ter terechtzitting van 1 november 2007 onder meer verklaard dat hij de bestuurder was van de rode Honda en dat hij daarmee die middag door Leeuwarden heeft gereden. Hij geeft aan dat hij een extra rondje door de stad heeft gereden, om te kijken of [naam] ook op zijn pad kwam. Hij geeft aan dat hij ongeveer twee of drie uurtjes heeft rondgereden in Leeuwarden. Hij wilde [naam] gaan slopen. Hij wilde [naam] gaan slopen, omdat [naam] naar zijn idee dingen doet die niet kunnen. Toen hij [naam] in de stad tegenkwam is hij [naam] gaan achtervolgen omdat hij, [naam] te pakken wilde nemen. Hij wilde [naam] een lesje leren. Ook heeft hij verklaard dat het juist is dat hij problemen had met [naam], omdat [naam] nog geld van hem moest hebben in verband met een drugsdeal. Hij wist ook dat [naam] [naam] problemen had met [naam].
2. het in wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal, nr. 2007048819-54, d.d. 17 mei 2007, onder meer inhoudende als verklaring van [verdachte], dat er een ruzieachtige sfeer tussen hem en [naam] was ontstaan omdat [naam] zei dat hij nog geld van [verdachte] moest hebben. [verdachte] verklaart verder dat hij zondag 13 mei 2007 een vriend van hem, genaamd [naam] [naam], bij deze ruzie wilde betrekken en dat hij met [naam] op maandag 14 mei 2007 een afspraak had bij de patatzaak. Nadat ze elkaar ontmoet hadden bij de patatzaak zijn ze samen, in de auto van [verdachte], door Leeuwarden gereden. Hij vertelt [naam] dan dat hij [naam] wil gaan slopen en dat hij erg boos is op [naam]. [naam] vertelt hem dat ook hij problemen heeft met [naam]. [naam] vertelt hem ook dat hij [naam] dood wil hebben. Terwijl ze door de stad rijden komen ze op enig moment [naam] tegen en gaan ze achter [naam] aanrijden. [verdachte] blijft enige tijd achter [naam] aanrijden tot [naam] moet wachten voor een rood stoplicht. [verdachte] ziet dan dat [naam] probeert zijn auto links om een auto, die voor hem geparkeerd staat, heen te rijden, maar dat dit niet lukt. Hij ziet dan dat [naam] zijn auto naar links wil sturen, maar dat houdt [verdachte] tegen door de auto van [naam] klem te rijden. [verdachte] parkeert zijn auto recht achter de auto van [naam], zodat deze niet meer voor- of achteruit kan. Dan stappen hij en [naam] tegelijkertijd uit de auto en lopen ze naar de auto van [naam]. Hij hoort dan een harde knal en ziet een kogel vanuit de auto van [naam] komen. Op dat moment gaat [verdachte] weer in zijn eigen auto zitten. Hij ziet dan dat er tussen [naam] en [naam] een schietpartij ontstaat waarbij over en weer wordt geschoten.
3. het in wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal, nr. 2007048819-135, d.d. 14 juni 2007, onder meer inhoudende als verklaring van [naam]] dat bij de ontmoeting tussen hem en [verdachte], op de dag van de schietpartij, door [verdachte] is gezegd dat hij [naam] een lesje wilde leren. [naam] verklaart ook dat verdachte hem bij de ontmoeting bij de patatzaak een wapen heeft getoond en dat hij verdachte daarbij de woorden heeft gezegd: "Deze is voor [naam]". Ook blijkt uit die verklaring dat het [naam] duidelijk was dat [verdachte] hem belde omdat [verdachte] wist dat hij ook problemen had met [naam].
Het was hem eveneens duidelijk dat [verdachte] tijdens het rondrijden door Leeuwarden op zoek was naar [naam]. Ze hebben daartoe op speciale plekken in de stad gekeken, zoals in de wijk Bilgaard en achter het station. [naam] geeft verder aan dat het hem wel duidelijk was dat er zou worden geschoten, omdat een lesje leren volgens hem hetzelfde is als schieten. Toen [naam] de auto uit ging en [verdachte] hem het wapen gaf zei [verdachte] daarbij nog de woorden: "We gaan hem pakken" of iets dergelijks. Nadat [naam] op hem had geschoten heeft hij aldaar ongeveer 5 keer op [naam] geschoten.
4. het in wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal, nr. 2007048819-110, d.d. 12 juni 2007, onder meer inhoudende als verklaring van [naam]] dat verdachte, toen hij de auto van [naam] klem zette, zei dat het vandaag [naam] dag was.
5. het in wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal, nr. 2007048819-34, d.d. 15 mei 2007, onder meer inhoudende als verklaring van [naam] dat hij op 14 mei 2007 door Leeuwarden reed en dat hij op een gegeven moment langs de auto van [naam] [verdachte] reed. Toen hij langs deze auto reed zag hij naast [naam], op de bijrijderstoel, een persoon zitten die hij kent als [naam]. Ook weet hij dat deze [naam] als achternaam [naam] heeft. [naam] verklaart dat het hem bekend was dat ze hem moesten hebben. Hij verklaart dat hij wist dat ze van plan waren hem neer te schieten. Nadat [naam] de auto van [naam] [verdachte] voorbij was gereden, zag hij dat deze auto vlak achter hem ging rijden. [naam] verklaart dat hij nog probeerde weg te komen, maar dat de auto van [naam] hem bleef achtervolgen. Toen hij later voor een rood stoplicht moest wachten zag hij dat [naam] [verdachte] de auto achter die van hem zette. Op dat moment zag hij dat de beide inzittenden, [verdachte] en [naam], uit de auto stapten.
6. het in wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal, nr. 2007048819-92, d.d. 24 mei, onder meer inhoudende als verklaring van [naam] dat toen hij zag dat [naam] uitstapte en deze naar zijn auto toeliep, hij een wapen in zijn hand had. [naam] geeft aan dat hij heel bang was omdat het hem bekend was dat er "geld op zijn hoofd stond". Uit angst heeft [naam] toen een wapen gepakt en heeft een schot gelost. Nadat hij dit schot had gelost zag hij dat [naam] doorliep in zijn richting en heeft hij nogmaals een schot gelost. Na dit tweede schot zag [naam] dat [naam] zich achter een eveneens voor het stoplicht stilstaande auto verschanste. Nadat [naam] uit zijn auto was gestapt zag hij dat [naam] meermalen dwars door de ruit, van de auto waar hij achter zat, op hem schoot.
7. het in wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal, nr. 2007048819-122, d.d. 5 juni 2007, onder meer inhoudende als verklaring van [naam], dat hij door de schietpartij met [naam] gewond is geraakt aan zijn linkerhand.
Ten aanzien van het onder 2. telastegelegde:
1. de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 1 november 2007, onder meer inhoudende:
Ik was op 14 mei 2007 aanwezig bij de schietpartij tussen [naam] [naam] en [naam]. Ik zag dat [naam] door een aldaar stilstaande auto heen schoot.
2. het in wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal, nr. 2007048819-17, d.d. 14 mei 2007, onder meer inhoudende als verklaring van [naam benadeelde partij], dat zij op 14 mei 2007 te Leeuwarden in haar auto zat en dat ze voor het stoplicht op de Groningerstraatweg stond. Zij hoorde toen aldaar een harde knal en toen zij omkeek zag ze dat er rechtsachter haar auto een man stond met een pistool in zijn hand. Ze hoorde meteen daarna weer een harde knal van achter haar auto komen. Na dit tweede schot hoorde ze meteen nog een schot en zag ze dat een ruit van haar auto kapot ging. Hierna hoorde ze wederom en schot en zag ze dat links naast haar auto ook een man stond en dat deze man eveneens een pistool in zijn hand had. Toen het stoplicht op groen ging is ze weggereden.
Toen [naam benadeelde partij] de auto na het schietincident bekeek, bleek dat alle ramen aan de rechterzijde van haar auto waren vernield en dat ook in haar voorruit een kogelgat zat. Tevens zag [naam benadeelde partij] in haar auto diverse inslagen en fragmenten van kogels.
3. het in wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal, nr. 2007048819-135, d.d. 14 juni 2007, onder meer inhoudende als verklaring van [naam]] dat, toen hij de auto verliet om naar [naam] te gaan, hij het wapen van verdachte in zijn handen kreeg gedrukt en dat verdachte toen heeft gezegd dat ook [naam] in het bezit is van een pistool.
4. het in wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal, nr. 2007048819-92, d.d. 24 mei 2007, onder meer inhoudende als verklaring van [naam] dat hij, toen hij door [naam] werd beschoten, heeft gezien dat [naam] dwars door de hogere auto waarachter hij schuil ging, heen schoot.
Ten aanzien van het onder 3. telastegelede:
1. de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 1 november 2007, onder meer inhoudende:
Ik was op 14 mei 2007 de bestuurder van de auto die reed op/nabij het terrein van het Shell tankstation en van waaruit [naam] opzettelijk met een vuurwapen kogels afvuurde op [naam].
2. het in wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal, nr. 2007048819-92, d.d. 24 mei 2007, onder meer inhoudende als verklaring van [naam] dat hij, nadat hij meermalen door [naam] was beschoten, is gevlucht naar het Shell tankstation. Toen hij ongeveer op een afstand van vier meter vanaf de middelste benzinepomp was, zag hij de auto van [naam] [verdachte] aan komen rijden. Deze auto stopte op enig moment en hij zag vervolgens de loop van het pistool op hem gericht en zag dat er drie tot viermaal op hem werd geschoten. Hij zag dat het pistool door [naam] werd vastgehouden. Hierna reed de auto weg.
3. het in wettelijk vorm opgemaakte proces-verbaal, nr. 2007048819-110, d.d. 12 juni 2007, onder inhoudende als verklaring van [naam]] dat hij, nadat hij door [naam] was beschoten, weer in de auto bij verdachte is gestapt en dat hij tegen verdachte heeft gezegd dat hij achter [naam] aan moet rijden. Ook verklaart [naam] dat hij vanuit de auto die werd bestuurd door verdachte, meermalen op [naam] heeft geschoten.
Ten aanzien van het onder 1. primair, 2. en 3. primair telastegelegde:
1. het in wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal, nr. 14052007-HFD-03, d.d. 6 juli 2007, waaruit blijkt dat [naam] ook wel "[naam]" of "[naam]" wordt genoemd.
Bovenstaande wettige bewijsmiddelen -in onderling verband en samenhang beschouwd- houden de redengevende feiten en omstandigheden in waarop de beslissing van de rechtbank steunt dat verdachte het hierna bewezenverklaarde feit heeft begaan.
Nadere bewijsoverweging
Hoewel de raadsman van verdachte heeft bepleit dat verdachte ten aanzien van het onder 1. primair telastegelegde dient te worden vrijgesproken, is de rechtbank met de officier van justitie van oordeel dat het onder 1. primair, poging tot moord, bewezen kan worden.
Voor een poging tot moord dient bewezen te worden verklaard dat verdachte heeft gehandeld na rustig beraad en kalm overleg. Met andere woorden, dat de handelingen van verdachte niet voortvloeiden uit een ogenblikkelijke gemoedsopwelling.
Verdachte en medeverdachte, [naam], hadden beiden een geschil met [naam]. Het feit dat de beide verdachten een geschil hadden met [naam] was, zoals blijkt uit de stukken, een onderwerp van gesprek tussen beiden. Ook de ontmoeting die verdachten hadden bij de patatzaak, een paar uur voor de schietpartij, had dit als onderwerp. Tijdens deze ontmoeting toonde [verdachte], aldus de verklaring van [naam], hem het vuurwapen en vertelde daarbij dat het vandaag [naam] dag was. Hierna zijn beide verdachten in de auto van [verdachte] gestapt en zijn zij door Leeuwarden gaan rijden. Ook tijdens deze autorit heeft [verdachte], zoals [naam] verklaart, nog gezegd dat het vuurwapen, wat [verdachte] bij zich droeg, voor [naam] was. De rechtbank kan dit rondrijden door Leeuwarden, nu deze rit maar liefst twee en een half uur heeft geduurd, niet anders zien dan dat verdachten op zoek waren naar het slachtoffer.
[naam] is hier ook helder over, nu hij zelf verklaart dat ze uitkeken naar de auto van [naam]. Het feit dat het verdachten te doen was [naam] te vinden leidt de rechtbank ook af uit het feit dat ze, toen ze [naam] eenmaal hadden getraceerd, achter hem zijn aangereden.
Toen [naam] uiteindelijk voor een rood stoplicht kwam stil te staan, heeft [verdachte], zoals hij zelf verklaart, de auto van [naam] zodanig klem gezet dat deze niet meer voor- of achteruit kon. [naam] geeft in zijn verklaring aan dat hij op dat moment het wapen van [verdachte] in de handen kreeg gedrukt met daarbij de woorden: "We gaan hem pakken". De rechtbank kan het geheel van gedragingen van de verdachten niet anders zien dan een van tevoren bedacht plan om [naam] van het leven te beroven.
Uit het vorenstaande blijkt, naar het oordeel van de rechtbank, dat er tussen verdachten sprake is geweest van een bewuste samenwerking. Uit het geheel van gedragingen valt af te leiden dat verdachten allebei hebben geweten wat het gezamenlijke plan was. Het enkele feit dat verdachten niet hardop hebben gezegd dat ze [naam] gingen vermoorden of dat uit de stukken niet blijkt van vooraf gemaakte afspraken, maakt niet dat er geen sprake kan zijn van een bewuste samenwerking, nu uit de wetsgeschiedenis en jurisprudentie blijkt dat ook een stilzwijgende samenwerking medeplegen kan opleveren. De rechtbank wil hierbij nog opmerken dat het tonen van het wapen en de bewoordingen die zijn gebruikt, weinig ruimte laten voor een andere lezing van het plan.
De rechtbank is ten aanzien van het onder 2. telastegelegde van mening dat verdachte voor medeplegen van poging tot doodslag op [naam benadeelde partij] dient te worden veroordeeld. De rechtbank overweegt hiertoe het volgende. Verdachte is tezamen met [naam] op zoek gegaan naar [naam] met het plan om hem, zoals hiervoor overwogen, van het leven te beroven. Toen verdachte en [naam], [naam] hadden getraceerd hebben ze hem klem gereden op een druk kruispunt en zijn toen de confrontatie aangegaan. Dat verdachte, die wist dat ook [naam] in het bezit was van een vuurwapen, [naam] vervolgens van een vuurwapen heeft voorzien, maakt dat de rechtbank van oordeel is dat hij daarmee de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat deze schietpartij uit de hand zou lopen en dat ook weerloze burgers het slachtoffer konden worden. Dit maakt naar het oordeel van de rechtbank dat verdachte, hoewel hij niet degene is geweest die uiteindelijk door de auto van [naam benadeelde partij] heeft geschoten, toch strafrechtelijk aansprakelijk, in de zin van mededaderschap, gehouden kan worden voor hetgeen aldaar heeft plaatsgevonden.
Bewezenverklaring
De rechtbank acht het onder 1. primair, 2. en 3. primair telastegelegde bewezen, met dien verstande dat:
1. primair
hij op 14 mei 2007 te Leeuwarden, op de Groningerstraatweg, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander, opzettelijk en met voorbedachten rade [naam] van het leven te beroven, tezamen en in
vereniging met een ander, met dat opzet en na kalm beraad en rustig overleg, meermalen, met een pistool, althans een vuurwapen, kogels heeft afgevuurd op die [naam], waarbij die [naam] in de linkerhand werd geraakt, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2.
hij op 14 mei 2007 te Leeuwarden, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander opzettelijk [naam benadeelde partij], die zich aldaar bevond in een personenauto op de Groningerstraatweg, van het leven te beroven, met dat opzet met een vuurwapen, kogels heeft afgevuurd op de personenauto waarin die [naam benadeelde partij] zich bevond, en kogels heeft afgevuurd door ruiten van de personenauto waarin die [naam benadeelde partij] zich bevond, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
3. primair
hij op 14 mei 2007 te Leeuwarden op/nabij het terrein van het Shell tankstation aan de Prof. mr. P.S. Gerbrandyweg ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander, opzettelijk en met voorbedachten rade [naam] van het leven te beroven, tezamen en in vereniging met een ander, met dat opzet en na kalm beraad en rustig overleg, in een personenauto achter die [naam] is aangereden en met een pistool, althans een vuurwapen, vanuit een personenauto, kogels heeft afgevuurd op die [naam], terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
De verdachte zal van het meer of anders telastegelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Kwalificatie
Nu de rechtbank bewezen acht dat verdachte ten aanzien van het onder 1. primair, poging tot moord, heeft gehandeld na kalm beraad en rustig overleg en daarbij uitgaat van een vooropgezet plan, zal de rechtbank de bewezenverklaarde handelingen onder 3. primair niet als een opzichzelfstaande handeling beschouwen. De rechtbank is van mening dat het ongeoorloofde wilsbesluit dat verdachte heeft gebracht tot het onder 1. primair bewezenverklaarde feit, nog voortduurde ten tijde van de gedragingen die onder 3. primair bewezen zijn verklaard, nu er in het onderhavige geval sprake is van elkaar snel opvolgende handelingen.
De rechtbank is derhalve van oordeel dat ten aanzien van de onder 1. primair en 3. primair bewezenverklaarde feiten er sprake is van een voortgezette handeling en zal daar bij de strafoplegging rekening mee houden.
Het bewezene levert op de misdrijven:
1. primair medeplegen van poging tot moord
2. medeplegen van poging tot doodslag
3. primair medeplegen van poging tot moord
De rechtbank zal de onder 1. primair en 3. primair gekwalificeerde misdrijven beschouwen als een voortgezette handeling.
Strafbaarheid verdachte
De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.
Strafmotivering
De rechtbank neemt bij de bepaling van de hierna te vermelden strafsoort en strafmaat in aanmerking:
- de aard en de ernst van de gepleegde feiten;
- de omstandigheden waaronder deze zijn begaan;
- de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken en deze naar voren komt uit het uittreksel uit het algemeen documentatieregister en het voorlichtingsrapport;
- het pleidooi van de raadsman.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan poging tot moord en aan poging tot doodslag. Het gaat hier om zeer ernstige misdrijven. Strafverzwarend is het feit dat deze misdrijven zijn gepleegd op klaarlichte dag op de openbare weg, te weten op een druk kruispunt tijdens de spits.
De aanleiding voor het plegen van deze misdrijven was, dat verdachte [naam], met wie hij een ripdeal had gepleegd, wilde uitschakelen vanwege een conflict over het verdelen van de buit. Verdachte is daarbij uiterst berekenend te werk gegaan. Hij heeft de hulp gevraagd van [naam]], van wie hij wist dat deze woedend op [naam] was vanwege een mishandeling van de zoon van [naam], waarvoor [naam] [naam] medeverantwoordelijk achtte. Verdachte voelde dit feilloos aan en na [naam] nog eens gewezen te hebben op de betreffende mishandeling, vond hij bij [naam] dan ook een gewillig oor voor zijn plannen om [naam] uit te schakelen.
Verdachte zorgde voor het vervoer en een vuurwapen. Verdachte is vervolgens met [naam] in de auto gestapt en samen zijn zij op zoek gegaan naar [naam]. Na ongeveer twee en een half uur gezocht te hebben, vonden ze hem en hebben ze hem achtervolgd tot uiteindelijk het kruispunt, waar op dat moment de verkeerslichten op rood stonden. Daar heeft verdachte de auto van [naam] klem gezet waarna hij het vuurwapen aan [naam] heeft overhandigd. Hierna zijn zowel verdachte als [naam] uitgestapt, waarbij [naam] het vuurwapen in zijn handen had, waarmee hij kort daarna meerdere malen op het slachtoffer heeft geschoten. Een aantal kogels is tijdens het vuurgevecht door de autoruit van een ander slachtoffer, gegaan. Dit slachtoffer had - naar uit onderzoek gebleken is - dodelijk getroffen kunnen worden. Vervolgens heeft verdachte samen met [naam] in de auto de achtervolging op [naam] ingezet, waarbij [naam] vanuit de rijdende auto weer een aantal malen op [naam] geschoten. De rechtbank is van oordeel dat verdachte van alle deelnemers aan deze schietpartij de meest kwalijke rol heeft gespeeld. Verdachte heeft naar aanleiding van zijn conflict met [naam] het initiatief tot de schietpartij genomen, daarbij dankbaar gebruikmakend van de wraakgevoelens van zijn mededader, [naam]. De veiligheid van de omstanders is hierbij geen enkel punt van afweging geweest. Het behoeft weinig betoog dat in een beschaafde samenleving schietpartijen op de openbare weg, te midden van nietsvermoedende en weerloze burgers, op geen enkele wijze te tolereren zijn. De impact op de plaatselijke samenleving was groot. Begrijpelijke en reële gevoelens van onveiligheid in het publieke domein maken zich door dit soort acties van de bevolking meester. Bij de rechtstreeks betrokkenen op het kruispunt waren de gevolgen van het optreden van verdachte en zijn kompaan traumatisch, hetgeen uit meerdere getuigenverklaringen is gebleken en ook zeer helder naar voren komt uit de slachtofferverklaring van de inzittende van de auto, waar dwars doorheen werd geschoten. Wat dit slachtoffer heeft meegemaakt staat symbool voor het gevaar dat alle omstanders op dat moment gelopen hebben. Het is een wonder te noemen dat er onder de omstanders geen doden of gewonden zijn gevallen.
Het zal verdachte op niet mis te verstane wijze duidelijk moeten worden gemaakt dat er door zijn ernstige misdragingen voor hem voorlopig geen plaats meer is in de vrije samenleving. Dit betekent dat ter bescherming van de maatschappij en mede gelet op zijn inmiddels opgebouwde strafdocumentatie, verdachte een langdurige gevangenisstraf zal worden opgelegd. Gezien de kwalijke rol van verdachte en het gegeven dat de rechtbank ook het onder 2. telastegelegde feit bewezen acht zal de straf fors hoger zijn dan door de officier van justitie gevorderd.
Benadeelde partij
[naam benadeelde partij] heeft zich voor de aanvang van de terechtzitting als benadeelde partij in het strafproces gevoegd door middel van indiening van het voorgeschreven formulier bevattende de opgave van een vordering tot vergoeding van door haar geleden schade ten gevolge van het aan verdachte onder onder 1. primair telastegelegde en bewezenverklaarde feit alsmede de gronden waarop deze berust.
De rechtbank is van oordeel dat de gestelde schade voldoende aannemelijk is geworden en in zodanig verband staat met het door verdachte gepleegde strafbare feit, dat deze aan hem als een gevolg van zijn handelen kan worden toegerekend. De rechtbank acht de vordering, die niet dan wel onvoldoende door verdachte en diens raadsman is weersproken, derhalve gegrond en voor hoofdelijke toewijzing vatbaar.
De rechtbank acht daarnaast oplegging van de schadevergoedingsmaatregel aangewezen.
Toepassing van wetsartikelen
De rechtbank heeft gelet op de artikelen 36f, 45, 47, 56, 57, 287 en 289 van het Wetboek van Strafrecht.
DE UITSPRAAK VAN DE RECHTBANK LUIDT, RECHTDOENDE:
Verklaart het onder 1. primair, 2. en 3. primair telastegelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar in voege als voormeld en verdachte deswege strafbaar.
Veroordeelt verdachte te dier zake tot:
Een gevangenisstraf voor de duur van 12 jaren.
Beveelt, dat de tijd door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en/of voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is telastegelegd dan het bewezenverklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Wijst de vordering van de benadeelde partij [naam benadeelde partij], [adres], bij wijze van voorschot toe en veroordeelt verdachte mitsdien tot betaling aan deze benadeelde partij van een bedrag van € 3.377,94 (zegge: drieduizend driehonderd zevenenzeventig euro en vierennegentig eurocent).
Veroordeelt verdachte in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte de verplichting op aan de staat, ten behoeve van het slachtoffer [naam benadeelde partij], te betalen een som geld ten bedrage van € 3.377,94 (zegge: drieduizend driehonderd zevenenzeventig euro en vierennegentig eurocent), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 46 dagen, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft.
Bepaalt daarbij dat, indien verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de staat van een bedrag van € 3.377,94 ten behoeve van het slachtoffer [naam benadeelde partij], daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij dit bedrag te betalen komt te vervallen en vice versa, dat, indien verdachte aan de benadeelde partij het opgelegde bedrag heeft betaald, daarmee de verplichting tot betaling aan de staat van dit bedrag komt te vervallen.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.H.M. Dölle, voorzitter, mr. G.C. Koelman en mr. J. van Bruggen, rechters, bijgestaan door H. Pool, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 15 november 2007.