RECHTBANK LEEUWARDEN
Sector kanton
zaak-/rolnummer: 188028 \ CV EXPL 06-627
vonnis van de kantonrechter d.d. 23 oktober 2007
[eiseres],
hierna te noemen: [eiseres]
wonende te [woonplaats],
eiseres,
gemachtigde: aanvankelijk mr. M.E. Bosman, thans mr. B. Parmentier,
de besloten vennootschap Aegon Financiële Diensten B.V.,
hierna te noemen: Aegon,
gevestigd te Leeuwarden
gedaagde,
gemachtigden: mr. B.W.G. van der Velden en mr. H.J. van der Baan.
Procesverloop
Bij (tussen)vonnis van 4 juli 2006, welk vonnis betrekking had op 155 zaken die in één dagvaarding tegen Aegon aanhangig waren gemaakt, heeft de kantonrechter Aegon toegestaan de daar genoemde tussenpersonen in vrijwaring op te roepen.
De hoofdzaak is verwezen naar de rolzitting van 29 augustus 2006 voor conclusie van antwoord.
Aegon heeft bij antwoord de vordering betwist.
Na repliek en dupliek is vonnis bepaald op de stukken, waarvan de inhoud als hier ingelast geldt.
Door [eiseres] en Aegon zijn producties in het geding gebracht.
1. Als gesteld en erkend, dan wel als niet of onvoldoende weersproken, alsmede op grond van de in zoverre onbetwiste inhoud der overgelegde producties staat het volgende vast.
1.1. [eiseres] heeft een aanvraagformulier ingevuld en aan Aegon toegezonden. Hierna heeft [eiseres] van Aegon een overeenkomst voor het product Vermogens-vliegwiel ontvangen. De overeenkomst is na ondertekening aan Aegon geretourneerd. Hierdoor is op of rond 17 april 2000 een overeenkomst tot stand gekomen tussen Aegon en [eiseres] ten behoeve van het product Vermogens-vliegwiel met contractnummer 14006654 (hierna te noemen de overeenkomst).
1.2. Op gelijke wijze is op of rond 9 oktober 2000 een overeenkomst tot stand gekomen tussen Aegon en [eiseres] met betrekking tot het product Vermogens-vliegwiel met contractnummer 14009696. (hierna gezamenlijk met de overeenkomst 14006654 te noemen de overeenkomst).
1.3. De totaal overeengekomen leasesom bedroeg € 20.602,80 (resp. € 8.197,20) welk bedrag terugbetaald diende te worden in 180 maandelijkse termijnen van € 114,46 (resp. € 45,54)
1.4. De looptijd van de overeenkomst is nog niet verstreken.
1.4. [eiseres] heeft - via Beursklacht BV - bij brief van 4 oktober 2005 onder meer de nietigheid c.q. vernietigbaarheid van de overeenkomst ingeroepen en Aegon aansprakelijk gesteld voor de door haar geleden schade. [eiseres] heeft de verjaring van deze vorderingen al willen stuiten bij brief van 22 juli 2005.
1.5. Aegon heeft aan [eiseres] een bedrag van € 2.122,42 aan dividend uitgekeerd.
2. De standpunten van partijen zullen hierna, voor zover van belang, kort worden weergegeven. Voor de uitvoerige standpunten van partijen verwijst de kantonrechter naar de processtukken.
3. Alvorens over te gaan tot een inhoudelijke beoordeling van het geschil, merkt de kantonrechter het volgende op.
Een algemeen beginsel van het hier geldende procesrecht is dat partijen juridische standpunten innemen die worden gedragen door concrete feiten en omstandigheden. Deze feiten en omstandigheden dienen partijen zelf naar voren te brengen; het is een rechter niet toegestaan zelfstandig feiten te verzamelen naast hetgeen door partijen is aangedragen.
De gedachte hierachter is dat niemand veroordeeld mag worden enkel op basis van loze verwijten. Waar concrete feiten ontbreken, en louter lege stellingen overblijven, kan en mag een rechter in het algemeen niet tot een veroordeling komen.
In de onderhavige zaak, die onderdeel uitmaakt van een groter geheel, heeft de raadsman voor een eigen tactiek gekozen. Hij heeft een veelheid aan juridische standpunten ingenomen die niet altijd door feiten zijn gestaafd en bij weerlegging door Aegon niet nader worden onderbouwd.
Waar een raadsman er voor kiest de onderbouwing achterwege te laten en geen concrete reactie te geven op een gemotiveerd verweer, loopt hij een reëel risico op afwijzing van of niet-ontvankelijkheid in zijn vorderingen.
Strijd met de Wet op het consumentenkrediet (Wck) en andere wetten en regelingen
4.1. Aegon beschikte niet over een vergunning krachtens de Wck, op welke grond de (ver)nietig(baar)heid van de overeenkomst is bepleit. Daarnaast wordt aangevoerd dat er sprake is van nietigheid van de overeenkomst, dan wel een tekortkoming of onrechtmatig handelen jegens [eiseres] wegens strijd met andere wetten - zoals de Wet toezicht effectenverkeer 1995 en de Wet identificatie bij dienstverlening - en regelingen. Naar aanleiding daarvan wordt het volgende overwogen.
4.2. Indien de overeenkomst op een van de bovenbedoelde gronden zou worden vernietigd, ontstaan daaruit voor beide partijen verplichtingen. Enerzijds zal Aegon de reeds geleverde prestaties ongedaan dienen te maken, anderzijds zal in dat geval, op grond van artikel 6: 278 BW, de waardedaling van de geleaste effecten voor rekening van [eiseres] kunnen komen. Beide verplichtingen dienen te worden beoordeeld en (zonodig) beperkt (eventueel tot nihil) met toepassing van de maatstaven van redelijkheid en billijkheid (art. 6:2 BW). Die maatstaven van redelijkheid en billijkheid en de daarbij in aanmerking te nemen feiten en omstandigheden van het individuele geval zijn dezelfde als die welke dienen te gelden zonder toepasselijkheid van de betreffende wet, waardoor het eindresultaat in beide gevallen hetzelfde zal zijn. Voorts dient Aegon in de onderhavige gevallen ook buiten hetgeen is bepaald in de Wck en de andere bedoelde wetten en regelingen reeds aan een zorgplicht te voldoen waaraan hoge eisen worden gesteld. Niet valt in te zien dat er een verschil bestaat tussen laatstbedoelde algemene zorgplicht - waaraan hierna zal worden getoetst - en de zorgplichten die de hiervoor bedoelde wetten en regelingen in het algemeen beogen te waarborgen.
4.3. De slotsom is dat het beroep op de Wck en/of op de bovenbedoelde andere wetten en regelingen in beginsel niet tot een ander oordeel zal leiden omtrent de (door elk van partijen te dragen) gevolgen van het aangaan van de betreffende overeenkomst, dan zou hebben te gelden zonder een zodanig beroep. Uit het voorgaande volgt dat er voldoende gronden bestaan om de toepasselijkheid van de Wck en de andere hier bedoelde wetten en regelingen in het midden te laten.
5.1. Voor het geval dat de Wck niet van toepassing wordt verklaard, doet [eiseres] een beroep op schending van de artikelen 7A: 1576c en 1576e BW door Aegon, met als gevolg dat de overeenkomst vernietigd dient te worden.
5.2. Aegon heeft deze stelling gemotiveerd betwist. Volgens Aegon is er geen sprake van koop op afbetaling, aangezien er geen sprake is van aflevering van de gekochte zaak noch van betaling in termijnen. Bovendien kan koop op afbetaling slechts betrekking hebben op zaken. Daarnaast stelt Aegon dat een eventuele schending van de genoemde artikelen niet tot vernietigbaarheid van de overeenkomst leidt.
5.3. De kantonrechter is van oordeel dat het verweer van Aegon met betrekking tot de toepasselijkheid van de vijfde titel A van boek 7A BW niet opgaat.
Onder aflevering dient te worden verstaan verschaffing van de macht over het gekochte. Dit betekent voor aandelenlease-overeenkomsten als de onderhavige verschaffing van het genot daarvan. Dat Aegon zich heeft verbonden aan [eiseres] het genot van de aandelen te verschaffen, blijkt uit artikel 2 van de Bijzondere Voorwaarden, dat bepaalt dat alle baten en waardeveranderingen van de aandelen aan de cliënt toekomen, en dat Aegon de dividendbaten zo spoedig mogelijk na betaalbaarstelling daarvan aan de cliënt zal doen toekomen. Niet gebleken is dat Aegon op enigerlei wijze het genot van de aandelen heeft behouden. Het tijdstip van aflevering is, naar moet worden aangenomen, het tijdstip van het sluiten van de overeenkomst.
[eiseres] heeft zich daarnaast verbonden de prijs te betalen in termijnen. Deze betalingen dienen te worden aangemerkt als termijnen van de koopprijs als bedoeld in artikel 7A: 1576 lid 1 BW. Het gaat om de prijs van de lening die [eiseres] is aangegaan om de aandelen te kunnen kopen, en daarmee, althans in economisch opzicht, om een onderdeel van de prijs van de aandelen.
De stelling dat koop op afbetaling slechts betrekking kan hebben op zaken, behoeft geen nadere bespreking. De bepalingen waarop door [eiseres] een beroep is gedaan - de artikelen 7A: 1576c en 1576e BW - zijn ingevolge het vijfde lid van artikel 7A:1576 BW eveneens van toepassing op vermogensrechten.
5.4. De kantonrechter is echter tevens van oordeel dat eventuele strijdigheid met de artikelen 7A: 1576c en 1576e BW met betrekking tot respectievelijk vervroegde opeisbaarheid en vervroegde afbetaling geen nietigheid of vernietigbaarheid van de gehele overeenkomst oplevert.
6.1. Een persoon die overweegt een overeenkomst aan te gaan, is tegenover de wederpartij gehouden om, binnen redelijke grenzen, maatregelen te nemen teneinde te voorkomen dat hij onder invloed van een onjuiste voorstelling van zaken die overeenkomst afsluit. Uit die verplichting volgt dat van een potentiële afnemer mag worden verwacht dat hij deze overeenkomst zorgvuldig leest alvorens ermee in te stemmen en zich naar vermogen inspant om de reikwijdte van zijn daaruit voortvloeiende verplichtingen en risico’s te begrijpen. Als hij nalaat zich op de hier bedoelde wijze te informeren en vervolgens onder invloed van een onjuiste voorstelling van zaken een overeenkomst aangaat, komt die onjuiste voorstelling voor zijn eigen risico. In dat geval kan zij krachtens art. 6:228 lid 2 BW niet tot vernietiging van de overeenkomst wegens dwaling leiden.
6.2. Niet is gesteld of gebleken dat de overeenkomst tot stand is gekomen zonder dat [eiseres] kennis heeft kunnen nemen van de tekst van de overeenkomst en de bijbehorende bijzondere voorwaarden. Uit de inhoud van die stukken had [eiseres] kunnen en moeten afleiden dat er sprake was van een lening met renteverplichtingen voor de financiering ten behoeve van door haar gekochte aandelen en van een verplichting tot het op enig moment voldoen van het aankoopbedrag. De overeenkomst geeft bovendien aan welke rente in rekening wordt gebracht en wat de totale leasesom is. Bij vragen daaromtrent had (ook) van [eiseres] enig nader onderzoek mogen worden verwacht. Er dient in zijn algemeenheid van uit te worden gegaan dat ieder die in aandelen belegt zich er van bewust dient te zijn dat koersen van aandelen ook kunnen dalen.
6.3. Het beroep van [eiseres] op vernietigbaarheid van de overeenkomst wegens dwaling faalt en de bijbehorende vordering zal derhalve worden afgewezen.
misbruik van omstandigheden
7.1. [eiseres] stelt voorts dat er sprake is van misbruik van omstandigheden. Zij heeft er daarbij op gewezen dat in deze zaak de professionele instelling en een onervaren consument tegenover elkaar staan: [eiseres] is door haar onervarenheid bewogen tot het aangaan van de overeenkomst. Op Aegon rustte de precontractuele zorgplicht om [eiseres], gezien diens onkunde, onervarenheid en lichtzinnigheid, te behoeden voor overhaaste stappen. De overeenkomst is veel te lichtvaardig tot stand gekomen en Aegon had [eiseres] voor de gevolgen ervan moeten waarschuwen.
7.2. Van misbruik van omstandigheden is sprake wanneer iemand, die weet of moet begrijpen dat een ander door bijzondere omstandigheden, zoals noodtoestand, afhankelijkheid, lichtzinnigheid, abnormale geestestoestand of onervarenheid, wordt bewogen tot het verrichten van een rechtshandeling, het tot stand komen van die rechtshandeling bevordert, ofschoon hetgeen hij weet of moet begrijpen hem daarvan zou behoren te weerhouden. Dat er aan de zijde van [eiseres] sprake was van bijzondere omstandigheden waarmee Aegon bekend was en waardoor [eiseres] tot het aangaan van de overeenkomst zou zijn bewogen, is naar het oordeel van de kantonrechter niet gebleken. Het enkele feit dat [eiseres] onervaren was op het gebied van beleggingen en desondanks toch de overeenkomst met Aegon is aangegaan, brengt niet met zich mee dat Aegon misbruik van de onervarenheid van [eiseres] heeft gemaakt. Bovendien is niet gebleken waarom Aegon [eiseres] van het aangaan van de overeenkomst had moeten weerhouden.
Dit verweer van [eiseres] zal dan ook als ongegrond worden gepasseerd.
8.1. Bij de beantwoording van de vraag of en in welke omvang op Aegon een zorgplicht rustte jegens [eiseres] stelt de kantonrechter het volgende voorop. Doordat Aegon aan [eiseres] het aanbod heeft gedaan om een aandelenleaseovereenkomst te sluiten en [eiseres] via het aanmeldingsformulier aan Aegon te kennen heeft gegeven hierop te willen ingaan en daarbij heeft verzocht om toezending van een leaseovereenkomst ter ondertekening, is tussen Aegon en [eiseres] een rechtsverhouding ontstaan. Ook als partijen anders dan door "onderhandelingen" betrokken zijn bij het voorbereiden van een tussen hen te sluiten overeenkomst, zijn zij tot elkaar komen te staan in een rechtsverhouding die wordt beheerst door hetgeen uit de wet (in ruime zin) en de eisen van redelijkheid en billijkheid voortvloeit.
De stelling van Aegon dat de Nadere regeling toezicht effectenverkeer onverbindend is, treft geen doel, reeds omdat de daarin neergelegde regels ook volgen uit de zorgplicht waarvan de Hoge Raad in zijn arrest van 9 januari 1998, NJ 1999, 285, JOR 1998, 116, heeft beslist “dat de maatschappelijke functie van banken een bijzondere zorgplicht meebrengt, zowel jegens haar cliënten uit hoofde van de met hen bestaande contractuele verhouding, als ten opzichte van derden met wier belangen zij rekening behoort te houden op grond van hetgeen volgens ongeschreven recht in het maatschappelijk verkeer betaamt.” Derhalve dient tot uitgangspunt te worden genomen dat Aegon - als professionele en op het terrein van aandelenlease bij uitstek deskundig te achten dienstverlener - jegens particuliere, niet professionele, cliënten tot een bijzondere zorgplicht is gehouden.
8.2. De kantonrechter is van oordeel dat de zorgplicht van Aegon in elk geval twee elementen bevat, te weten een onderzoeks- en een informatieverplichting. In de eerste plaats rustte op Aegon de verplichting om bij [eiseres] informatie in te winnen over haar financiële positie, teneinde te kunnen vaststellen of het aangaan van de aandelenlease-overeenkomst in dit geval financieel verantwoord was of niet. In de tweede plaats was Aegon gehouden voldoende informatie te verstrekken over het product en de daaraan verbonden risico's.
8.3. Ten aanzien van het beroep van [eiseres] op schending van de onderzoeksverplichting merkt de kantonrechter op dat het inwinnen van informatie betreffende de financiële situatie, de beleggingsdoelstelling en de beleggingservaring van de belegger op grond van deze bepaling slechts kan worden gevergd indien de persoonlijke omstandigheden van [eiseres] Aegon, indien zij daarvan had kennis gedragen, [eiseres] ervan had behoren te weerhouden de overeenkomst aan te gaan. Daarvan is niet gebleken. In de precontractuele fase ging het slechts om de vraag of [eiseres] in staat was de overeengekomen maandtermijnen, die gedurende de looptijd steeds gelijk zouden blijven, te voldoen. Het was aan [eiseres] om te beoordelen of zij tot die betalingen in staat was. [eiseres] werd door de overeenkomst niet op onverantwoorde wijze blootgesteld aan de gevolgen van koersverliezen.
8.4. Het beroep van [eiseres] op schending van de op Aegon rustende informatie-verplichting kan ook geen doel treffen.
In beginsel is een financiële instelling zoals Aegon – als bij uitstek professioneel en
deskundig op dit terrein – jegens particuliere, niet professionele, cliënten zoals [eiseres], tot een bijzondere zorgplicht gehouden in geval van mogelijke grote risico's verbonden aan aandelenleaseconstructies.
In het onderhavige geval is van dergelijke risico's evenwel geen sprake. Immers: blijkens de overeenkomst is het risico voor [eiseres] ertoe beperkt dat zij aan het einde van de looptijd, op welk moment de leasesom geheel is afgelost, blijft zitten met in waarde gedaalde aandelen en daardoor geen enkel geldelijk gewin zal ondervinden. Een dergelijk risico is eigen aan beleggen en mag bekend verondersteld worden. Of dit risico zich zou hebben voltrokken, zou overigens pas in 2015 kunnen worden beoordeeld. Het risico van een restschuld doet zich enkel voor bij tussentijdse beëindiging. Nu tussentijdse beëindiging niet tot de wezenlijke kenmerken van de overeenkomst behoort had Aegon niet nadrukkelijk voor dit risico hoeven te waarschuwen.
Dat [eiseres] zich thans geconfronteerd kan zien met een eventuele restschuld, is niet het gevolg van het gestelde risicovolle karakter van de overeenkomst maar van de mogelijke tussentijdse beëindiging door [eiseres].
8.5. Geoordeeld wordt derhalve dat van een toerekenbare tekortkoming dan wel een onrechtmatige daad zijdens Aegon geen sprake is en daarom zal de vordering tot vernietiging, ontbinding of schadevergoeding, wat er van de gestelde schade ook zij, worden afgewezen.
overleggen bescheiden aankoop effecten
9. [eiseres] heeft voorts gevorderd Aegon te gelasten om de gegevens omtrent de aan- en verkoopkoersen en data van onderliggende effecten over te leggen, omdat === op grond van geruchten vreest dat de effecten niet zijn aangekocht. [eiseres] heeft die stelling evenwel niet nader met feiten of omstandigheden onderbouwd, zodat de kantonrechter die stelling als onvoldoende gegrond zal passeren. Hetgeen [eiseres] heeft aangevoerd met betrekking tot het AFM-rapport heeft betrekking op de procedure tot verbindendverklaring van de Duisenbergregeling en kan in deze derhalve geen rol spelen.
De hierop gebaseerde vorderingen van [eiseres] zullen dan ook als ongegrond worden afgewezen.
10. De vordering van [eiseres] om Aegon te gebieden om aan de stichting BKR te Tiel te melden dat geen betalingsachterstanden bestaan en/of dat de inschrijving en achterstandscodering ten onrechte is geschied, zal als ongegrond worden afgewezen, nu Aegon onweersproken heeft gesteld dat de overeenkomsten en eventuele achterstanden niet door Aegon bij het BKR zijn aangemeld.
11. [eiseres] zal als de in ongelijk te stellen partij worden verwezen in de proceskosten.
De kantonrechter ziet in de wijze waarop geprocedeerd is aanleiding om af te wijken van het gebruikelijke liquidatietarief. De dagvaarding behelst een algemeen deel en een bijzonder gedeelte. Het bijzondere gedeelte bestaat uit een toelichting betreffende de individuele situatie van eisers. De kantonrechter heeft geconstateerd dat ook dit bijzondere gedeelte in overwegende mate bestaat uit een standaard tekst. Nadat de zaak ambtshalve is gesplitst heeft Aegon 155 conclusies van antwoord ingediend, eveneens bestaande uit een algemeen deel (voor iedere eiser identiek) en een deel waarbij wordt ingegaan op de individuele positie van eisers. Van de zijde van eisers is vervolgens volstaan met het indienen van één - weliswaar omvangrijke - conclusie van repliek. Aegon tenslotte heeft in iedere zaak afzonderlijk een conclusie van dupliek genomen.
Gelet op het bovenstaande zal het salaris gemachtigde naar redelijkheid en billijkheid worden begroot op € 50,-- per punt.
Beslissing
De kantonrechter:
veroordeelt [eiseres] in de kosten van deze procedure, tot op heden aan de zijde van Aegon begroot op € 100,-- wegens salaris.
Aldus gewezen door mr. J.E. Biesma, kantonrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 23 oktober 2007 in tegenwoordigheid van de griffier.