ECLI:NL:RBLEE:2007:BB5165

Rechtbank Leeuwarden

Datum uitspraak
3 oktober 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
215830 /\CV EXPL 07-474
Instantie
Rechtbank Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • P. Schulting
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Loonvordering en vakantiedagen bij ziekte: rechtspositie werknemer en werkgever

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Leeuwarden op 3 oktober 2007, stond de loonvordering van [X] centraal, die in dienst was bij de besloten vennootschap Groot Lemmer B.V. [X] was sinds 23 augustus 2004 arbeidsongeschikt en vorderde betaling van achterstallig loon en vakantietoeslag. Hij stelde dat Groot Lemmer onterecht het loon had stopgezet vanaf 1 juni 2006, omdat hij niet had meegewerkt aan het re-integratieplan. Groot Lemmer betwistte de vordering en vorderde in reconventie betaling van een negatief saldo aan vakantiedagen en teveel betaald loon. De kantonrechter oordeelde dat de werkgever geen grond had om de loonbetaling te staken, omdat de CAO en de wetgeving geen basis boden voor deze actie. De rechter wees de vordering van [X] toe, inclusief de wettelijke verhoging en rente, en wees de reconventionele vordering van Groot Lemmer af. De uitspraak benadrukte de rechten van werknemers bij ziekte en de verplichtingen van werkgevers om loon door te betalen, tenzij er sprake is van een deugdelijke grond voor het staken van de betaling. De zaak illustreert de juridische kaders rondom loonbetalingen en vakantiedagen in het geval van ziekte.

Uitspraak

RECHTBANK LEEUWARDEN
Sector kanton
Locatie Sneek
zaak-/rolnummer: 215830 \ CV EXPL 07-474
vonnis van de kantonrechter d.d. 3 oktober 2007
inzake
[X],
hierna te noemen: [X],
wonende te Lemmer,
eiser in conventie,
gedaagde in reconventie,
procederende met een toevoeging,
gemachtigde: mr. A.C. Zillinger Molenaar,
tegen
De besloten vennootschap Groot Lemmer B.V.,
hierna te noemen: Groot Lemmer,
gevestigd te Lemmer,
gedaagde in conventie,
eiseres in reconventie,
gemachtigde: J. Zaagmans.
Procesverloop
1. Op de bij dagvaarding vermelde gronden heeft [X] gevorderd om Groot Lemmer te veroordelen om aan [X] te betalen:
a. € 1.716,00 bruto loon;
b. 8% vakantiebijslag over a;
c. de wettelijke verhoging over a en b;
d. de wettelijke rente over a t/m c;
met veroordeling van Groot Lemmer in de kosten van het geding;
Groot Lemmer heeft bij antwoord de vordering betwist en op de daarbij vermelde gronden in reconventie gevorderd [X] te veroordelen tot betaling van:
a. € 1.355,00 wegens een negatief saldo vakantiedagen;
b. € 923,00 wegens teveel betaald loon;
c. de wettelijke rente over a en b;
met veroordeling van [X] in de kosten van het geding.
Na repliek in conventie, waarbij [X] zijn eis heeft gewijzigd, tevens antwoord in reconventie en dupliek in conventie tevens repliek in reconventie, en dupliek in reconventie, tevens akte in conventie waarbij [X] zijn eis heeft vermeerderd, en een antwoordakte aan de zijde van Groot Lemmer, is vonnis bepaald op de stukken, waarvan de inhoud als hier ingelast geldt.
Door [X] en Groot Lemmer zijn producties in het geding gebracht.
Motivering
in conventie en in reconventie
De feiten
Als gesteld en erkend dan wel niet of onvoldoende gemotiveerd weersproken, alsmede op grond van de in zoverre onbetwiste inhoud van de overgelegde producties, staat tussen partijen het volgende vast.
2.1. Met ingang van begin april 2000 is [X] bij Groot Lemmer in dienst getreden, laatstelijk is [X] werkzaam geweest op basis van een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd, in de functie van assistent timmerman.
2.2. Sinds 23 augustus 2004 is [X] arbeidsongeschikt. In het tweede ziektejaar bedroeg het brutoloon van [X] € 1.165,50 per maand ( 70% van € 1.665,00).
2.3. Vanaf 22 augustus 2006 heeft [X] geen recht meer op loon van Groot Lemmer.
2.4. Op de arbeidsverhouding tussen partijen is de CAO voor de Houthandel van toepassing.
2.5. Groot Lemmer heeft van 1 juni 2006 tot ongeveer half juli 2006 het loon van [X] ingehouden.
Het standpunt van [X]
3.1. [X] stelt dat Groot Lemmer geen grond heeft gehad om het loon gedurende de periode van 1 juni 2006 tot half juli 2006 niet uit te betalen. [X] vordert betaling van dit loon.
3.2. [X] vordert -na eiswijziging- tevens uitbetaling van 10 niet genoten vakantiedagen. Nu er geen loonplicht meer bestaat brengt goedwerkgeverschap volgens [X] met zich mee dat Groot Lemmer in afwijking van het bepaalde in artikel 7:640 BW de niet-genoten vakantiedagen uitbetaalt. Dit voorkomt ook dat [X] genoodzaakt zou kunnen worden om zelf ontslag te nemen teneinde verjaring van zijn aanspraken ter zake te voorkomen.
3.3. In reconventie heeft [X] het verweer gevoerd dat zijn saldo aan vakantiedagen +10 bedraagt en dat hij geen vergoeding voor teveel opgenomen vakantiedagen verschuldigd is.
Het standpunt van Groot Lemmer
4.1. Groot Lemmer stelt dat zij de loonbetaling aan [X] vanaf 1 juni 2006 heeft gestaakt, omdat [X] ondanks herhaald verzoek verzuimde mee te werken aan het evalueren en bijstellen van het plan van aanpak voor zijn re-integratie c.q. het tijdig aanvragen van een WAO-uitkering. Groot Lemmer beroept zich daarbij op de CAO en op artikel 7:629 lid 3 sub e en f BW.
4.2. Groot Lemmer stelt dat het saldo aan vakantiedagen van [X] op 23 augustus 2006 -8,5 dagen bedroeg.
4.3. In reconventie vordert groot Lemmer betaling van 8,5 teveel opgenomen vakantiedagen, alsmede van 15 dagen bedrijfsvakantie in 2005. In totaal vordert Groot Lemmer een vergoeding voor 23,5 opgenomen vakantiedagen, ofwel € 1.355,00 inclusief vakantietoeslag.
4.4. Groot Lemmer heeft verder gesteld dat [X] verzuimd heeft tijdig de WIA-aanvraag in te dienen. Als gevolg daarvan heeft Groot Lemmer over de periode van 17 juli 2006 tot 8 augustus 2006 een bedrag van € 923,00 teveel loon aan [X] betaald. Groot Lemmer vordert dat bedrag thans terug.
De beoordeling van het geschil
5. De loonvordering
5.1. Ingevolge het bepaalde in artikel 7:629 lid 1 BW behoudt de zieke werknemer -voor zover hier van belang- voor een tijdvak van 104 weken recht op 70% van het naar tijdruimte vastgestelde loon.
5.2. Ingevolge het derde lid sub e en sub f van dit artikel heeft de werknemer dit recht evenwel niet -wederom: voor zover hier van belang-:
e. voor de tijd, gedurende welke hij zonder deugdelijke grond weigert mee te werken aan het opstellen, evalueren en bijstellen van een plan van aanpak als bedoeld in artikel 658a lid 3; en
f: voor de tijd gedurende welke hij zonder deugdelijke grond zijn aanvraag om een uitkering als bedoeld in artikel 64, eerste lid, van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (WIA) later indient dan in dat artikel is voorgeschreven.
5.3. Ingevolge het bepaalde in artikel 7:629 lid 6 BW is de werkgever bevoegd de loonbetaling op te schorten voor de tijd, gedurende welke de werknemer zich niet houdt aan de door de werkgever schriftelijk gegeven redelijke voorschriften omtrent het verstrekken van de inlichtingen die de werkgever behoeft om het recht op loon vast te stellen.
5.4. In bijlage XI bij de CAO is onder meer het volgende bepaald:
Niet verschijnen op het spreekuur:
Indien de werknemer geen gehoor geeft aan een oproep om te verschijnen op het spreekuur van de arbo-arts of de op indicatie van de arbo-arts aangewezen specialist: Loonbetaling staken tenzij de werknemer een deugdelijke verklaring geeft.
5.5. De kantonrechter is van oordeel dat Bijlage XI van de CAO geen grondslag biedt voor het staken van loonbetalingen. Bijlage XI bevat geen vastlegging van rechten en plichten van werkgevers en werknemers over en weer, maar moet gezien worden als een verzameling van adviezen aan de werkgever om in bepaalde situaties op te treden. Voorts zou Bijlage XI in de door Groot Lemmer gegeven betekenis van bedoelde bepaling in strijd zijn met de in artikel 7:629 BW gegeven regeling met betrekking tot loon bij ziekte.
5.6. Omdat niet gebleken is dat de verwijten die Groot Lemmer [X] heeft gemaakt zien op het opstellen, evalueren en bijstellen van een plan van aanpak, ontleent Groot Lemmer evenmin aan het bepaalde in artikel 7:629 lid 3 sub e BW de bevoegdheid om het loon van [X] tijdens ziekte niet uit te betalen.
5.7. In artikel 64 lid 2 van de WIA is bepaald dat het UWV de verzekerde uiterlijk 20 maanden na aanvang van de wachttijd in kennis stelt van de mogelijkheid van het doen van een aanvraag om een uitkering. Op grond van het bepaalde in het derde lid van dit artikel dient een verzekerde zijn aanvraag uiterlijk dertien weken voor afloop van de wachttijd te doen. In het zesde lid van bedoeld artikel is tenslotte bepaald dat een aanvraag geacht wordt tijdig te zijn ingediend indien het UWV de kennisgeving als bedoeld in het tweede lid niet heeft gedaan dan wel indien bij een latere kennisgeving dan bedoeld in het tweede lid de aanvraag binnen vier weken na de ontvangst van die latere kennisgeving wordt ingediend.
Groot Lemmer stelt dat [X] zijn aanvraag niet tijdig heeft gedaan en dat hij om die reden, gelet op het bepaalde in artikel 7:629 lid 3 sub f BW zijn aanspraak op loon tijdens ziekte vanaf 1 juni 2006 heeft verloren. Daartoe heeft Groot Lemmer aangevoerd dat de aanvraag van [X] omstreeks 23 mei 2006 bij het UWV had moeten zijn ingediend, hetgeen niet het geval is geweest.
[X] heeft echter een beroep gedaan op het bepaalde in het zesde lid van artikel 64 WIA, hetgeen inhoudt dat het UWV geen (tijdige) kennisgeving als bedoeld in het tweede lid heeft gedaan, tengevolge waarvan de aanvraag geacht moet worden tijdig te zijn ingediend. In haar conclusie van dupliek in conventie (punt 1.2.) heeft Groot Lemmer erkend dat het mogelijk is dat [X] op zijn thuisadres geen kennisgeving van het UWV heeft ontvangen. Gelet hierop dient het er voor gehouden te worden dat niet is gebleken dat [X] niet tijdig zijn aanvraag om een WIA-uitkering heeft gedaan. Dat Groot Lemmer, naar zij stelt, [X] er bij herhaling op heeft gewezen dat een aanvraag moest worden ingediend, doet hier niet aan af. Ook het bepaalde in artikel 7:629 lid 3 sub f BW doet derhalve geen afbreuk aan het recht op loon tijdens ziekte van [X].
De loonvordering van [X], tegen de hoogte waarvan geen afzonderlijk verweer is gevoerd, zal derhalve worden toegewezen omdat het tegen die vordering gerichte verweer niet slaagt. Ook de vordering ter zake van vakantietoeslag over het achterstallige loon zal, als onweersproken, worden toegewezen.
6. De vakantiedagen
Er is geen wettelijke bepaling die de werkgever verplicht om tijdens de duur van de arbeidsovereenkomst aanspraken op vakantie van de werknemer op diens verzoek te verzilveren. Nochtans kan onder bepaalde omstandigheden het niet uitbetalen van vakantieaanspraken tijdens de duur van de arbeidsovereenkomst in strijd zijn met het goed werkgeverschap. Daarvoor is tenminste vereist dat de situatie waarin om uitbetaling wordt verzocht materieel is gelijk te stellen aan een geëindigd dienstverband.
Uit de stellingen van [X] volgt niet dat die situatie zich voordoet. Uit hetgeen partijen hebben aangevoerd met betrekking tot het (laten)voortduren van de arbeidsovereenkomst nadat [X] twee jaar arbeidsongeschikt is geweest, volgt niet dat het uitgesloten is dat [X] op enig moment op enigerlei wijze weer aan het werk gaat bij Groot Lemmer. In die situatie moet [X] ook daadwerkelijk vakantie kunnen opnemen. Met de hierop gerichte bedoeling van de wetgever met de bepaling van artikel 7: 640 BW zou in strijd zijn de verzilvering van zijn vakantieaanspraken door [X] op dit moment.
De op uitbetaling van vakantierechten gerichte vordering van [X] dient daarom te worden afgewezen.
7. De gevorderde wettelijke verhoging over het niet betaalde loon, waartegen geen verweer is gevoerd, zal worden toegewezen nu deze vordering de kantonrechter niet onrechtmatig of ongegrond voorkomt. In de omstandigheden van het geval ziet de kantonrechter aanleiding om de wettelijke verhoging te matigen tot € 500,00 bruto.
Ook de gevorderde wettelijke rente zal als onweersproken worden toegewezen.
8 Groot Lemmer zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van het geding in conventie.
In reconventie
9. De kantonrechter is van oordeel dat Groot Lemmer tijdens de duur van de arbeidsovereenkomst in beginsel geen aanspraak kan maken op terugbetaling van teveel openomen vakantiedagen. Er moet immers, gelet op het bepaalde in artikel 7:638 BW, van uitgegaan worden dat Groot Lemmer zelf de vakantie van [X] heeft vastgesteld en dat Groot Lemmer, voor het geval [X] meer vakantie heeft opgenomen dan hem toekomt, daarmee heeft ingestemd. Een dergelijke gang van zaken behoeft ook geen verwondering te wekken omdat een eventueel teveel aan opgenomen vakantiedagen in mindering kan worden gebracht op toekomstige aanspraken. Gelet op hetgeen hiervoor in rechtsoverweging 6 is overwogen staat niet vast dat Groot Lemmer die mogelijkheid niet (langer) heeft. Dit onderdeel van de reconventionele vordering dient derhalve te worden afgewezen.
10. In rechtsoverweging 5.7 heeft de kantonrechter overwogen dat niet is gebleken dat [X] niet tijdig zijn aanvraag om een WIA-uitkering heeft gedaan. Reeds hierom kan de vordering die strekt tot terugbetaling van € 923,00 loon niet worden toegewezen.
11. De reconventionele vordering zal derhalve worden afgewezen. Groot Lemmer zal daarbij als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van het geding.
Beslissing
De kantonrechter:
in conventie
veroordeelt Groot Lemmer tot betaling aan [X] van:
a. een bedrag groot € 1.716,00 bruto (zegge: zeventienhonderd zestien euro bruto), te vermeerderen met 8% vakantietoeslag;
b. een bedrag groot € 500,00 bruto als wettelijke verhoging;
c. de wettelijke rente over de onder a en b genoemde bedragen vanaf de data van opeisbaarheid van deze bedragen tot aan de dag der algehele voldoening;
veroordeelt Groot Lemmer in de kosten van deze procedure, tot op heden aan de zijde van [X] begroot op € 300,00 wegens salaris en op € 283,31 wegens verschotten, waarvan te voldoen aan de Rechtbank Leeuwarden:
€ 149,25 wegens in debet gesteld griffierecht;
€ 84,31 wegens exploitkosten;
€ 300,00 wegens salaris gemachtigde;
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af het meer of anders gevorderde;
in reconventie
wijst de vordering af;
veroordeelt Groot Lemmer in de kosten van het geding in reconventie, tot op heden aan de zijde van [X] begroot op € 150,00 wegens salaris.
Aldus gewezen door mr. P. Schulting, kantonrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 3 oktober 2007 in tegenwoordigheid van de griffier.
c 73