ECLI:NL:RBLEE:2007:BB4819

Rechtbank Leeuwarden

Datum uitspraak
1 oktober 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
17/880086-07 VEV
Instantie
Rechtbank Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verkrachting en meerdere diefstallen met braak door verdachte

In deze zaak heeft de Rechtbank Leeuwarden op 1 oktober 2007 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van verkrachting en meerdere diefstallen met braak. De verdachte, geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats], was gedetineerd in PI Noord, gevangenis De Marwei te Leeuwarden. Tijdens de zitting op 17 september 2007 was de verdachte aanwezig, bijgestaan door zijn advocaat mr. T.W. Delhaye. De rechtbank heeft de telasteleggingen besproken, waarbij de raadsman aanvoerde dat er procedurele fouten waren gemaakt met betrekking tot het DNA-onderzoek, wat zou moeten leiden tot bewijsuitsluiting of strafvermindering.

De rechtbank heeft de verdachte schuldig bevonden aan de in de telasteleggingen genoemde feiten, waaronder diefstal met braak en verkrachting. De bewezenverklaring omvatte onder andere diefstal van kabels, meetapparatuur, en een laptop, evenals de verkrachting van [slachtoffer 5]. De rechtbank heeft de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn gepleegd, en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte in overweging genomen bij het bepalen van de straf.

De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van vier jaar, waarvan één jaar voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar. Daarnaast zijn er schadevergoedingen opgelegd aan de benadeelde partijen, waaronder [slachtoffer 2], [slachtoffer 3], en [slachtoffer 5]. De rechtbank heeft de vordering van de Gereformeerde Kerk De Koepelkerk niet ontvankelijk verklaard. De uitspraak benadrukt de ernst van de gepleegde feiten, vooral de verkrachting, en de impact daarvan op de slachtoffers.

Uitspraak

RECHTBANK LEEUWARDEN
Sector straf
parketnummer 17/880086-07
ter terechtzitting gevoegd parketnummer 17/885092-07
ter berechting gevoegd parketnummer 17/885091-07
ad informandum gevoegde parketnummers 17/885091-07
verkort vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 1 oktober 2007 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats],
wonende te [adres],
thans gedetineerd in PI Noord, gevangenis De Marwei te Leeuwarden.
De rechtbank heeft gelet op het ter terechtzitting gehouden onderzoek van 17 september 2007.
De verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. T.W. Delhaye, advocaat te Burgum.
Telastelegging
Aan dit vonnis zijn door de griffier gewaarmerkte fotokopieën van de dagvaardingen gehecht, waaruit de inhoud van de telasteleggingen geacht moet worden hier te zijn overgenomen.
In de telasteleggingen voorkomende schrijffouten of kennelijke misslagen worden verbeterd gelezen. De verdachte is hierdoor niet in zijn belangen geschaad.
Bespreking verweer
De raadsman van verdachte heeft ter terechtzitting aangevoerd dat artikel 2, eerste lid, van het Besluit DNA-onderzoek in strafzaken niet is nageleefd, aangezien verdachte er niet op is gewezen dat hij zich door een raadsman kan laten bijstaan bij zijn beslissing al dan niet vrijwillig toe te stemmen in het afnemen van celmateriaal ten behoeve van een DNA-onderzoek. Volgens de raadsman zou dit vormverzuim tot niet-ontvankelijkheid van de officier van justitie moeten leiden, dan wel tot bewijsuitsluiting dan wel tot strafvermindering.
De rechtbank overweegt het volgende. Uit het dossier blijkt niet dat verdachte er op is gewezen dat hij zich kan laten bijstaan door een raadsman alvorens te besluiten al dan niet schriftelijk toe te stemmen in afname van celmateriaal. Derhalve moet er van uit worden gegaan dat artikel 2, eerste lid, van het Besluit DNA-onderzoek niet is nageleefd.
De vraag is vervolgens of en zo ja, welke consequenties dit verzuim dient te hebben. In dit verband overweegt de rechtbank het volgende. Naar het oordeel van de rechtbank blijkt uit het dossier niet dat verdachte niet geheel vrijwillig zijn toestemming aan het DNA-onderzoek heeft verleend. Ook wordt door de raadsman niet gesteld dat verdachte, indien hij zou zijn gewezen op de mogelijkheid zich door een raadsman bij te laten staan, niet meer vrijwillig zou hebben meegewerkt aan een DNA-onderzoek.
De rechtbank neemt hierbij mede in aanmerking dat verdachte in de gelegenheid is gesteld het celmateriaal af te staan op de minst ingrijpende wijze, te weten door het afnemen van wangslijm. Naar het oordeel van de rechtbank is verdachte door het verzuim dan ook niet in zijn belangen geschaad en kan derhalve worden volstaan met de enkele constatering dat artikel 2, eerste lid, van het Besluit DNA-onderzoeken niet is nageleefd.
Bewezenverklaring
De rechtbank acht het in de zaak met parketnummer 17/880086-07 onder 1. primair, 2., 3. primair, 4., 5., 6. en het in de zaak met parketnummer 17/885092-07 telastegelegde bewezen, met dien verstande dat:
parketnummer 17/880086-07
1. primair
hij op 8 maart 2007 te Burgum, gemeente Tytsjerksteradiel, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een aldaar aan de Burgumedaam gevestigd bedrijf ([bedrijf]) heeft weggenomen kabels met een koperen binnenleiding, toebehorende aan [slachtoffer 1], waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats des misdrijfs
heeft verschaft door middel van braak;
2.
hij in de periode van 1 november 2003 tot en met 08 maart 2007 te Leeuwarden, meetapparatuur (Megger Pat4 E) en een lasapparaat (Polu Soude type PS204) en een Plexor Meetkoffer en een roodkleurige boormachine (van het merk Hilti) en een blauwe plastic koffer en een omwentelingsmeter (van het merk Jacquet) en een vloeistofdrukmeter (van het merk Parker) heeft verworven, terwijl hij ten tijde van het verwerven krijgen van voormelde goederen wist, dat het door misdrijf verkregen goederen betrof;
3. primair
hij in de periode van 24 oktober 2006 tot en met 25 oktober 2006 te Leeuwarden, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een aldaar aan de Galvanistraat gelegen bedrijf (genaamd [slachtoffer 2]) heeft weggenomen een laptop, toebehorende aan [slachtoffer 2], waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft verschaft door middel van braak en inklimming;
4. (885091-07)
hij in de periode van 10 oktober 2003 tot en met 17 oktober 2003 te Leeuwarden, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een aldaar aan de Emmakade gelegen woning heeft weggenomen een hoeveelheid apparatuur en een hoeveelheid sieraden en een hoeveelheid kleding en/of een aantal tassen en een aantal portefeuilles en een spiegelreflexcamera en een digitale camera en een hoeveelheid gereedschap en twee paspoorten en een hoeveelheid geld/munten, toebehorende aan [slachtoffer 3], waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft verschaft door middel van braak;
5.
hij in de periode van 20 oktober 2003 tot en met 21 oktober 2003 te Leeuwarden, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een aldaar aan de Alma Tademastraat gelegen kerk (de Koepelkerk) weg te nemen goederen en/of geld, geheel of ten dele toebehorende aan een ander of anderen dan aan verdachte en zich daarbij de toegang tot voormelde kerk te verschaffen en die weg te nemen goederen en geld onder zijn bereik te brengen door middel van braak, een raam aan de linkervoorzijde van het bijgebouw van de kerk heeft verwijderd, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
6.
hij op 5 december 2004 te Warten, gemeente Boarnsterhim, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een aldaar aan de Hoofdstraat gevestigd bedrijf heeft weggenomen een hoeveelheid aardewerken en porseleinen voorwerpen en een hoeveelheid sieraden en een klok, toebehorende aan [slachtoffer 4], waarbij verdachte zich de toegang
tot de plaats des misdrijfs heeft verschaft door middel van braak.
parketnummer 17/885092-07
hij op 27 december 1995 te Leeuwarden, door geweld en bedreiging met geweld [slachtoffer 5] heeft gedwongen tot het ondergaan van handelingen die mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer 5], hebbende verdachte vingers in de vagina van die [slachtoffer 5] geduwd/gebracht en zijn penis in de vagina van die [slachtoffer 5] geduwd/gebracht en zijn tong in de mond van die [slachtoffer 5] geduwd/gebracht en bestaande dat geweld en die bedreiging met geweld hierin dat verdachte op die [slachtoffer 5] is gesprongen (die zich op een bed bevond) en die [slachtoffer 5] achterover op het bed heeft geduwd en een hand op de mond van die [slachtoffer 5] heeft gedrukt en een hand op de ogen van die [slachtoffer 5] heeft gedrukt en aan die [slachtoffer 5] de woorden heeft toegevoegd:"Als je rustig blijft doe ik je geen pijn" en vervolgens wederom op die [slachtoffer 5] is gaan zitten en de dekens van het bed waarop die [slachtoffer 5] lag van haar heeft afgetrokken en die [slachtoffer 5] overal over/aan haar lichaam heeft betast en hard in de borsten van die [slachtoffer 5] heeft geknepen en aan de borsten van die [slachtoffer 5] heeft gekrabd en de onderbroek van die [slachtoffer 5] naar beneden heeft getrokken en op de rug van die [slachtoffer 5] is gaan liggen en zijn benen tussen de benen van die [slachtoffer 5] heeft geduwd en aan die [slachtoffer 5] de woorden heeft toegevoegd "Als je niet mee werkt dan ga ik je echt pijn doen" en aldus voor die [slachtoffer 5] een bedreigende situatie heeft doen ontstaan.
De verdachte zal van het meer of anders telastegelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Kwalificatie
Het bewezene levert op de misdrijven:
in de zaak met parketnummer 17/880086-07:
1. primair Diefstal waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak.
2. Opzetheling.
3. primair Diefstal waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak en inklimming.
4. Diefstal waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak.
5. Poging tot diefstal waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak.
6. Diefstal waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak.
en in de zaak met parketnummer 17/885092-07 :
Verkrachting.
Strafbaarheid verdachte
De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.
Strafmotivering
De rechtbank neemt bij de bepaling van de hierna te vermelden strafsoort en strafmaat in aanmerking:
- de aard en de ernst van de gepleegde feiten;
- de omstandigheden waaronder deze zijn begaan;
- de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken en deze naar voren komt uit het uittreksel uit het algemeen documentatieregister, het voorlichtingsrapport, de psychiatrische rapportage en de psychologische rapportage;
- de vordering van de officier van justitie tot veroordeling van verdachte ter zake het in de zaak met parketnummer 17/880086-07 onder 1. primair, 2. , 3. primair, 4., 5. en 6. en het in de zaak met parketnummer 17/885092-07 telastegelegde tot een gevangenisstraf voor de duur van vier jaren waarvan één jaar voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren met als bijzondere voorwaarde reclasseringstoezicht met als voorwaarde dat hij zich zal laten behandelen in de Piet Roordakliniek;
- het pleidooi van de raadsman.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan verkrachting, een aantal gevallen van bedrijfsinbraak, woninginbraak en heling. De rechtbank tilt zwaar aan de verkrachting. Verkrachting is op zichzelf al een zeer ernstig delict maar hier komt nog bij dat verdachte in de nachtelijke uren de woning van het slachtoffer is binnengedrongen terwijl ze lag te slapen en haar in haar eigen bed heeft verkracht. Het slachtoffer is niet alleen ten diepste geraakt in haar lichamelijke integriteit maar evenzeer in een situatie waarin ze zich optimaal veilig mocht wanen, namelijk in haar eigen woning in haar bed. Juist in die situatie verkeert een mens in de meest kwetsbare positie. Uit de verklaring van aangeefster blijkt dat ze nog steeds, nu twaalf jaar na het misdrijf, psychisch zodanig in de knoei zit dat zij niet overeenkomstig haar vroegere ambities maatschappelijk kan functioneren. Verdachte heeft het leven van het slachtoffer omwille van zijn eigen lustbeleving zo niet blijvend dan toch wel voor een langdurige periode beschadigd. Alleen hierom al dient vanuit het oogpunt van vergelding een forse onvoorwaardelijke gevangenisstraf te worden opgelegd. Verdachte heeft inmiddels een behoorlijke strafdocumentatie opgebouwd, hetgeen de rechtbank naast de overige bewezen verklaarde delicten bij het bepalen van de strafmaat zal betrekken. De rechtbank zal een deel van de gevangenisstraf voorwaardelijk opleggen en daaraan reclasseringstoezicht verbinden.
Benadeelde partij
[slachtoffer 2] heeft zich voor de aanvang van de terechtzitting als benadeelde partij in het strafproces gevoegd door middel van indiening van het voorgeschreven formulier bevattende de opgave van een vordering tot vergoeding van door haar geleden schade ten gevolge van het aan verdachte in de zaak met parketnummer 17/880086-07 onder 3. primair telastegelegde en bewezenverklaarde feit alsmede de gronden waarop deze berust.
De rechtbank is van oordeel dat de gestelde schade voldoende aannemelijk is geworden en in zodanig verband staat met het door verdachte gepleegde strafbare feit, dat deze aan hem als een gevolg van zijn handelen kan worden toegerekend. De rechtbank acht de vordering, die onvoldoende door verdachte en diens raadsman is weersproken, derhalve gegrond en voor toewijzing vatbaar.
De rechtbank acht daarnaast oplegging van de schadevergoedingsmaatregel aangewezen.
[slachtoffer 3] heeft zich voor de aanvang van de terechtzitting als benadeelde partij in het strafproces gevoegd door middel van indiening van het voorgeschreven formulier bevattende de opgave van een vordering tot vergoeding van door hem geleden schade ten gevolge van het aan verdachte in de zaak met parketnummer 17/880086-07 onder 4. telastegelegde en bewezenverklaarde feit alsmede de gronden waarop deze berust.
De rechtbank is van oordeel dat de gestelde schade voldoende aannemelijk is geworden en in zodanig verband staat met het door verdachte gepleegde strafbare feit, dat deze aan hem als een gevolg van zijn handelen kan worden toegerekend. De rechtbank acht de vordering, die onvoldoende door verdachte en diens raadsman is weersproken, derhalve gegrond en voor toewijzing vatbaar.
De rechtbank acht daarnaast oplegging van de schadevergoedingsmaatregel aangewezen.
Gereformeerde Kerk De Koepelkerk heeft zich voor de aanvang van de terechtzitting als benadeelde partij in het strafproces gevoegd door middel van indiening van het voorgeschreven formulier bevattende de opgave van een vordering tot vergoeding van door haar geleden schade ten gevolge van het aan verdachte in de zaak met parketnummer 17/880086-07 onder 5. telastegelegde en bewezenverklaarde feit alsmede de gronden waarop deze berust.
De rechtbank is van oordeel dat de benadeelde partij het voegingsformulier onvoldoende duidelijk heeft ingevuld. Uit het voegingsformulier blijkt niet dat het kerkbestuur [naam] heeft gemachtigd. Bovendien ontbreken de gegevens van voornoemd kerkbestuur en de gemachtigde. Ook is de gevorderde schade onduidelijk nu de bijgevoegde facturen op respectievelijk 23 en 22 mei 2007 gedateerd zijn, terwijl de schade in 2003 is veroorzaakt. De benadeelde partij zal daarom niet ontvankelijk worden verklaard in de vordering.
Namens [slachtoffer 5] heeft mr. S.A. Wilman zich voor de aanvang van de terechtzitting als benadeelde partij in het strafproces gevoegd door middel van indiening van het voorgeschreven formulier bevattende de opgave van een vordering tot vergoeding van door haar geleden schade ten gevolge van het aan verdachte in de zaak met parketnummer 17/885092-07 telastegelegde en bewezenverklaarde feit alsmede de gronden waarop deze berust.
De rechtbank is van oordeel dat de gestelde schade voldoende aannemelijk is geworden en in zodanig verband staat met het door verdachte gepleegde strafbare feit, dat deze aan hem als een gevolg van zijn handelen kan worden toegerekend. De rechtbank acht de vordering, die onvoldoende door verdachte en diens raadsman is weersproken, bij wijze van voorschot derhalve gegrond en voor toewijzing vatbaar.
De rechtbank acht daarnaast oplegging van de schadevergoedingsmaatregel aangewezen.
Toepassing van wetsartikelen
De rechtbank heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d, 36f, 45 (oud), 45, 57, 242, 310, 311 (oud), 311 en 416 van het Wetboek van Strafrecht.
DE UITSPRAAK VAN DE RECHTBANK LUIDT, RECHTDOENDE:
Verklaart het in de zaak met parketnummer 17/880086-07 onder 1. primair, 2., 3. primair, 4., 5., 6. en het in de zaak met parketnummer 17/885092-07 telastegelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar in voege als voormeld en verdachte deswege strafbaar.
Veroordeelt verdachte te dier zake tot:
Een gevangenisstraf voor de duur van vier jaren.
Bepaalt, dat van deze gevangenisstraf een gedeelte, groot één jaar niet zal worden tenuitvoergelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond, dat de veroordeelde zich voor het einde van een proeftijd, welke hierbij wordt vastgesteld op twee jaren, aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt of gedurende die proeftijd de hierna te vermelden bijzondere voorwaarde niet heeft nageleefd.
Stelt als bijzondere voorwaarde, dat de veroordeelde:
- zich bij het ingaan van de proeftijd meldt bij de Verslavingszorg Noord Nederland;
- ervoor zorgt dat hij gedurende de proeftijd bereikbaar is voor deze reclasseringsinstelling;
- zich gedurende de proeftijd gedraagt naar de voorschriften en aanwijzingen hem te geven door of namens genoemde reclasseringsinstelling, ook als dat het volgen van een ambulante behandeling inhoudt.
Draagt genoemde reclasseringsinstelling op de veroordeelde bij de naleving van de voorwaarden hulp en steun te verlenen.
Beveelt, dat de tijd door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en/of voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht.
Gelast de bewaring van de inbeslaggenomen goederen ten behoeve van de rechthebbende.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is telastegelegd dan het bewezenverklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Wijst de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2], gevestigd te [adres], toe en veroordeelt verdachte mitsdien tot betaling aan deze benadeelde partij van een bedrag van € 1.873,46 (zegge: eenduizend achthonderd drieënzeventig euro en zesenveertig eurocent).
Veroordeelt verdachte in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte de verplichting op aan de staat, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 2], te betalen een som geld ten bedrage van € 1.873,46 (zegge: eenduizend achthonderd drieënzeventig euro en zesenveertig eurocent), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 37 dagen, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft.
Bepaalt daarbij dat, indien verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de staat van een bedrag van € 1.873,46 ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 2], daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij dit bedrag te betalen komt te vervallen en vice versa, dat, indien verdachte aan de benadeelde partij het opgelegde bedrag heeft betaald, daarmee de verplichting tot betaling aan de staat van dit bedrag komt te vervallen.
Wijst de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 3], wonende te [adres], toe en veroordeelt verdachte mitsdien tot betaling aan deze benadeelde partij van een bedrag van € 1.453,59 (zegge: eenduizend vierhonderd drieënvijftig euro en negenenvijftig eurocent).
Veroordeelt verdachte in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte de verplichting op aan de staat, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 3], te betalen een som geld ten bedrage van € 1.453,59 (zegge: eenduizend vierhonderd drieënvijftig euro en negenenvijftig eurocent), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 29 dagen, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft.
Bepaalt daarbij dat, indien verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de staat van een bedrag van € 1.453,59 ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 3], daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij dit bedrag te betalen komt te vervallen en vice versa, dat, indien verdachte aan de benadeelde partij het opgelegde bedrag heeft betaald, daarmee de verplichting tot betaling aan de staat van dit bedrag komt te vervallen.
Bepaalt dat de benadeelde partij Gereformeerde Kerk De Koepelkerk niet ontvankelijk is in de vordering en dat deze slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.
Bepaalt dat deze benadeelde partij en verdachte ieder de eigen kosten draagt.
Wijst de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 5], d.t.v. mr. S.A. Wilman, Postbus 835, 8901 BP Leeuwarden, bij wijze van voorschot (ten aanzien van de immateriële kosten) toe en veroordeelt verdachte mitsdien tot betaling aan deze benadeelde partij van een bedrag van € 8.104,50 (zegge: achtduizend eenhonderdvier euro en vijftig eurocent), bestaande uit € 529,50 aan materiële kosten en € 7.575,00 aan immateriële kosten.
Veroordeelt verdachte in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte de verplichting op aan de staat, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 5], te betalen een som geld ten bedrage van € 8.104,50 (zegge: achtduizend eenhonderdvier euro en vijftig eurocent), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 70 dagen, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft.
Bepaalt daarbij dat, indien verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de staat van een bedrag van € 8.104,50 ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 5], daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij dit bedrag te betalen komt te vervallen en vice versa, dat, indien verdachte aan de benadeelde partij het opgelegde bedrag heeft betaald, daarmee de verplichting tot betaling aan de staat van dit bedrag komt te vervallen.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.H.M. Dölle, voorzitter, mr. J. de Vroome en mr. H. van der Werff, rechters, bijgestaan door D.P. Postma-Westerhof, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 1 oktober 2007.
Mr. De Vroome is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.