ECLI:NL:RBLEE:2007:BB4535

Rechtbank Leeuwarden

Datum uitspraak
1 oktober 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
223627 \ VZ VERZ 07-338
Instantie
Rechtbank Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst tussen de vereniging Christelijk Nationale School voor Basisonderwijs en haar directeur wegens disfunctioneren

In deze zaak heeft de vereniging Christelijk Nationale School voor Basisonderwijs (CNS) verzocht om ontbinding van de arbeidsovereenkomst met haar directeur, [werknemer], op grond van disfunctioneren. Het verzoek is ingediend op 29 juni 2007, en de behandeling vond plaats op 4 september 2007. De kantonrechter heeft vastgesteld dat [werknemer] sinds zijn indiensttreding op 1 augustus 2004, met een bruto salaris van € 3.670,- per maand, onvoldoende gelegenheid heeft gekregen om zijn functioneren te verbeteren. De Inspectie van het Onderwijs had de school sinds november 2005 onder geïntensiveerd toezicht geplaatst en had in verschillende rapportages kritiek geuit op zowel het functioneren van [werknemer] als het bestuur van de school. De kantonrechter oordeelde dat de kritiek op [werknemer] onvoldoende concreet was en dat hij niet de kans had gekregen om zijn functioneren te verbeteren. De kantonrechter concludeerde dat het verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst niet kon worden toegewezen, omdat het disfunctioneren van [werknemer] niet als grondslag voor ontbinding kon dienen. De kantonrechter wees het verzoek van CNS af en veroordeelde CNS in de proceskosten van [werknemer].

Uitspraak

RECHTBANK LEEUWARDEN
Sector kanton
Locatie Leeuwarden
zaak-/rolnummer: 223627 \ VZ VERZ 07-338
beschikking van de kantonrechter d.d. 1 oktober 2007
inzake
De vereniging Christelijk Nationale School voor Basisonderwijs,
hierna te noemen: CNS,
gevestigd te Wouterswoude,
verzoekster,
gemachtigde: mr. M.J.W. Hoek, advocaat te Alphen aan den Rijn,
tegen
[werknemer],
hierna te noemen: [werknemer],
wonende te [woonplaats],
verweerder,
gemachtigde: mr. J.G.N. Schreuders, werkzaam bij de Reformatorisch Maatschappelijke Unie Werknemers te Veenendaal.
Procesverloop
1.1. CNS heeft bij verzoekschrift, ingekomen ter griffie op 29 juni 2007, verzocht de tussen haar en [werknemer] bestaande arbeidsovereenkomst te ontbinden op grond van gewichtige redenen in de zin van artikel 7: 685 BW.
1.2. Het verweerschrift van [werknemer] is binnengekomen op 28 augustus 2007.
1.3. De behandeling ter terechtzitting heeft plaatsgevonden op 4 september 2007. Ter zitting hebben partijen hun standpunten nader toegelicht, waarbij hun gemachtigden gebruik hebben gemaakt van pleitnotities. Van het verhandelde ter zitting zijn aantekeningen gemaakt door de griffier.
1.4. De zaak is na de mondelinge behandeling enige tijd aangehouden voor schikkingsonderhandelingen tussen partijen. Bij faxbericht van 17 september 2007 heeft de gemachtigde van CNS medegedeeld dat er geen minnelijke regeling is bereikt en heeft hij verzocht om een beschikking te geven. De beschikking is vervolgens bepaald op heden.
Motivering
De vaststaande feiten
2. In deze procedure zal van de volgende vaststaande feiten worden uitgegaan.
2.1. [werknemer], geboren op 29 oktober 1963, is sedert 1 augustus 2004 in dienst bij CNS, in de functie van directeur, tegen een bruto salaris van € 3.670,- per maand, exclusief 8% vakantietoeslag. Op de arbeidsovereenkomst is van toepassing de CAO Reformatorisch PO 2006-2008. [werknemer] is een zogenaamde 'zij-instromer' die niet een onderwijskundige vooropleiding heeft. Het toenmalige bestuur van CNS heeft in 2004 een extern onderzoek laten verrichten naar de geschiktheid van [werknemer] voor het vervullen van de directeursfunctie. Op grond van de resultaten van dit onderzoek kon [werknemer] als directeur benoemd worden.
2.2. De richting c.q. identiteit van de school is al jaren een onderwerp van discussie en onenigheid binnen zowel de school, de ouders als de leden van de vereniging. Een deel van de achterban is voorstander van meer belijnd reformatorisch onderwijs en een schoolklimaat dat daarmee volledig in overeenstemming is. Een ander deel van de achterban is daarentegen voorstander van minder belijnd reformatorisch onderwijs en een in principe voor alle dorpsbewoners acceptabel schoolklimaat. Het conflict omtrent de identiteit van de school is (onder meer) een uitvloeisel van een koerswijziging in de jaren '90 van de vorige eeuw toen de school veranderde van een hervormde dorpsschool in een school met een duidelijk reformatorische grondslag. Ook binnen het personeelsbestand is deze richtingenstrijd tot uiting gekomen.
2.3. Sinds november 2005 is de school geplaatst onder geïntensiveerd toezicht van de Inspectie van het Onderwijs, in de vorm van een OKV-traject. De school werd door de Inspectie als 'zeer zwak' gekwalificeerd. In het kader van een OKV-traject dienen bestuur en directie van de school de door de Inspectie geschetste problemen binnen twee jaren te hebben opgelost, derhalve uiterlijk in november 2007.
2.4. Op 17 juli 2006 heeft de Inspectie een incidenteel onderzoek uitgevoerd op de school. Dit heeft plaatsgevonden op dezelfde dag dat de Inspectie de school bezocht voor een voortgangsgesprek in het kader van het OKV-traject. Aanleiding voor het incidenteel onderzoek waren de grote aantallen klachten die bij de Inspectie en vertrouwensinspecteurs in de periode juni-juli 2006 waren binnengekomen. Het incidenteel onderzoek had als doel zicht te krijgen op de aard van deze klachten en de achterliggende oorzaken. Naast deze inventarisatie is onderzocht in hoeverre leerlingen uit de bovenbouw zich sociaal veilig voelen op school. Verder is onderzocht hoe de teamleden de sociale veiligheid, het onderling functioneren, de samenwerking en de ondersteuning door de directeur ervaren. Op pagina 13 van het concept onderzoeksrapport d.d. 25 september 2006 concludeert de Inspectie als volgt:
'Op basis van dit incidenteel onderzoek komt de inspectie van het onderwijs tot de conclusie dat het bestuur van de CNS te Wouterswoude onvoldoende in staat is gebleken als bindende factor voor de verschillende geledingen binnen de school te fungeren. Ook heeft het bestuur onvoldoende afstand genomen tot de in het incidenteel onderzoek beschreven problematiek. De inspectie constateert grote belemmeringen in de dagelijkse aansturing van de school. De inspectie draagt het bestuur op om binnen een termijn van 4 weken na vaststelling van het incidenteel onderzoek met een bestuurlijke reactie te komen (vaststelling week 45, bestuurlijke reactie uiterlijk week 49). De bestuurlijke reactie omvat een plan van aanpak over de wijze waarop de sociale veiligheid van leerlingen, ouders en leraren gegarandeerd wordt.
Op basis van bovenstaande conclusie en de voortgang van het proces van kwaliteitsverbetering zoals geconstateerd in de monitorgesprekken heeft de inspectie van het onderwijs onvoldoende vertrouwen in een positieve afloop van het OKV-traject. De geconstateerde problematiek in de aansturing over de schoolontwikkeling door bestuur en directie belemmert naar onze mening een effectieve aanpak. De gevonden verschillen binnen het team zijn geen basis voor de noodzakelijke kwaliteitsverbetering. De inspectie is daarom voornemens de school voor te dragen aan de minister voor een bestuurlijk traject indien op korte termijn geen verbetering komt in het proces van kwaliteitsverbetering.'
2.5. De Inspectie heeft genoemde rapportage op 29 september 2006 met het bestuur van de school besproken. Het bestuur heeft aangegeven de rapportage van het incidenteel onderzoek niet te onderschrijven. Op 15 november 2006 heeft de Inspectie een definitief rapport opgesteld, waarbij zij haar bevindingen gehandhaafd heeft. [werknemer] heeft bij brief aan de Inspectie van 29 december 2006 gereageerd op het rapport en zijn bezwaren hiertegen geuit.
2.6. De Inspectie heeft op 27 november 2006 de school bezocht voor een voortgangsgesprek in het kader van het OKV-traject. Tijdens dit gesprek is met de directie en het bestuur de voortgang besproken van het traject dat was ingezet om de kwaliteit van het onderwijs te verbeteren. In het hiervan opgemaakte verslag concludeert de Inspectie als volgt:
'Ondanks het feit dat het op bestuurlijk vlak bij voortduring onrustig blijft en er binnen het team verdeeldheid heerst over de te volgen koers, maakt de school op het gebied van zorg en begeleiding, aanbod taal/lezen in groep 3, didactiek, toetsanalyse en sociale veiligheid bij leerlingen een positieve ontwikkeling door. Binnen de school en op het plein is de rust weergekeerd. Ontwikkelingen in de bovenbouwgroepen verlopen sneller dan in de onderbouwgroepen. (…)De ontwikkelingen op het gebied van gedifferentieerd werken in de onderbouw zijn gestagneerd. In de kwartaalrapportage geeft de directie aan welke doelen op het gebied van kwaliteitszorg en sociale veiligheid gerealiseerd zijn; op deze twee gebieden is er sprake van enige vertraging.
(…)
Het ziekteverzuim onder leraren is in genoemde periode toegenomen. De ontwikkelingen op het gebied van gedifferentieerd werken in de onderbouw zijn gestagneerd. In de kwartaalrapportage geeft de directie aan welke doelen op het gebied van kwaliteitszorg en sociale veiligheid gerealiseerd zijn; op deze twee gebieden is sprake van enige vertraging. Het versterken van de sociale veiligheid van enkele leraren kent een hoge prioriteit.'
2.7. De meest recente functioneringsgesprekken tussen het bestuur en [werknemer] hebben plaatsgevonden in januari 2006 en januari 2007.
2.8. Bij brief van 16 november 2006 hebben 48 ouders uit de achterban van de school zich gewend tot de Staatssecretaris van Onderwijs met klachten omtrent de sociale veiligheid op de school alsmede de kwaliteit van het onderwijs. Naar aanleiding van deze brief hebben de betrokken ouders contacten gelegd met de plaatselijke en provinciale politiek en hebben gesprekken plaatsgevonden tussen het bestuur en diverse ouders met burgemeester Aalberts van de gemeente Dantumadeel alsmede Commissaris van de Koningin Nijpels. Op 21 december 2006 heeft er op het Provinciehuis in Leeuwarden een gesprek plaatsgevonden waarbij het toenmalige bestuur gesproken heeft over het aanstellen van een interim-bestuur. Het bestuur heeft hierna een ledenvergadering belegd op 6 februari 2007 te Damwoude, waarbij naast het bestuur en de leden ook de burgemeester en de Commissaris van de Koningin aanwezig waren, alsmede inspecteurs van de Inspectie en de vertrouwensinspecteur. Tijdens deze vergadering heeft de burgemeester met steun van de Commissaris van de Koningin voorgesteld om een interim-bestuur te benoemen dat onafhankelijk dient te zijn en alle formele bevoegdheden van het bestuur en de ledenvergadering zou ontvangen. Na bespreking van het voorstel is dit door 154 van de 158 leden aanvaard. Het interim-bestuur is aangetreden op 10 april 2007 en bestaat uit de leden [a] (voorzitter), [b] (secretaris) en [c] (penningmeester).
2.9. Het interim-bestuur heeft de opdracht gekregen van de ledenvergadering om een verbeterplan dan wel plan van aanpak op te stellen. Het interim-bestuur heeft diverse gesprekken gevoerd met alle betrokkenen, waaronder [werknemer] en de Inspectie. Uit het verslag dat is opgemaakt van een gesprek tussen het interim-bestuur en de Inspectie d.d. 19 april 2007 blijkt dat de Inspectie omtrent het functioneren van [werknemer] heeft opgemerkt:
'De directeur zou onderwijskundig bindend moeten zijn, er één team van moeten maken, terwijl het nu gepolariseerd is en daar heeft hij op cruciale momenten een rol in gehad. Het team herkent zich niet in de kwartaalrapportage van de directeur. Er is geen open cultuur, waardoor de teamleden onderwijskundige visies niet veilig op tafel kunnen leggen.
(…)
[werknemer] heeft uit het rapport incidenteel onderzoek onderdelen uitgelicht en daar teamleden mee geconfronteerd. Hierdoor zet de inspecteur wel vragen bij zijn leiderschap.
2.10. Op 27 april en 10 mei 2007 hebben er gesprekken plaatsgevonden tussen het interim-bestuur en [werknemer], waarbij [werknemer] desgevraagd te kennen heeft gegeven dat hij zich in staat acht om verder te kunnen functioneren als directeur van de school. In het verslag van 27 april 2007 staat zijdens het bestuur onder meer vermeld:
'Het bestuur ziet dat het de directeur niet ontbreekt aan tomeloze inzet, inspanning en intelligentie, maar de sterke kanten van directeur [werknemer] konden wel eens op een ander terrein liggen dan de school nodig heeft aan leidinggevende capaciteiten.'
(…)
De indruk bestaat dat de heer [werknemer] de problemen bagatelliseert. Er moet een situatie komen waarin mensen zich veilig voelen.
(…)
Mensen klagen dat hun klachten geen afhandeling krijgen via de directeur en dat ze daarom richting bestuur gaan.'
In het verslag van 10 mei 2007 staat zijdens het bestuur onder meer vermeld:
'De heer [werknemer] geeft naar het bestuur toe aan dat enkele uitspraken van het bestuur in de vorige vergadering hem hebben gekwetst, zoals:
- dat de kwaliteit van het onderwijs niet helemaal in orde zou zijn;
- dat hij klachten van het personeel zou bagatelliseren;
- dat er heel wat klachten binnenkomen.
Het interim-bestuur antwoordt hierop dat het bestuur heeft geconstateerd dat personeelsleden zich onveilig voelen en dat dit bij verschillenden heeft geleid tot ziekteverlof. Ook is gebleken dat vanuit een breed spectrum veel klachten zijn binnengekomen. Een bepaald patroon wordt voor het bestuur herkenbaar en baart zorgen.
(…)
Het bestuur stelt vast dat [werknemer] met veel mensen in conflict is. De heer [werknemer] ontkent dit, hoewel hij beaamt dat hij heel wat tegenkomt.'
2.11. Een deel van de leerkrachten van de school heeft aan het interim-bestuur te kennen gegeven het komende (lees: huidige) schooljaar niet terug te willen keren indien [werknemer] na de zomervakantie terugkeert op school. In de vergadering van het interim-bestuur met [werknemer] op 1 juni 2007 heeft het interim-bestuur aan [werknemer] medegedeeld dat hij heeft moeten vaststellen dat hij [werknemer] niet in staat acht om de problemen op de school het hoofd te bieden en dat er gestreefd wordt naar een beëindiging van het dienstverband per 31 juli 2007. [werknemer] heeft vervolgens aangegeven niet op de lijn van het bestuur te zitten. De mededeling van het interim-bestuur aan [werknemer] is bij het team en de achterban bekend geworden, waarna de onrust bij beide geledingen is vergroot. Vervolgens heeft het interim-bestuur [werknemer] op 26 juni 2007 geschorst. Sindsdien heeft [werknemer] zijn werkzaamheden als directeur van de school niet meer verricht. Er is thans een interim-directeur werkzaam op de school.
Het standpunt van CNS
3.1. CNS baseert haar verzoek op de hiervoor vermelde vaststaande feiten en stelt dat [werknemer] sinds de aanvang van het OKV-traject in november 2005 geruime tijd de gelegenheid heeft gehad zijn leiderschap te ontwikkelen, de eenheid binnen het team en de achterban van de school te herstellen, alsmede het onderwijskundige niveau van de school te verbeteren. Op al deze terreinen is hij echter tekortgeschoten. Kort samengevat gaat het om een gebrek aan onderwijskundig leiderschap. Het gebrekkige functioneren van [werknemer] -ter onderbouwing waarvan CNS zich beroept op de rapportages van de Inspectie- heeft geen verbetering te zien gegeven. Het interim-bestuur heeft daarom als onderdeel van haar plan van aanpak moeten besluiten om beëindiging van het dienstverband met [werknemer] na te streven. Met dit plan van aanpak streeft het interim-bestuur ernaar om de rust op school te herstellen, het onderling vertrouwen te herstellen en voorwaarden te scheppen om het voortbestaan van de school te garanderen. Het vorenstaande levert volgens CNS een verandering in de omstandigheden op, die rechtvaardigt dat de arbeidsovereenkomst tussen partijen op korte termijn wordt ontbonden.
3.2. In geval van ontbinding van de arbeidsovereenkomst is CNS bereid om aan [werknemer] een ontbindingsvergoeding te betalen ten bedrage van € 10.000,- bruto. Dit bedrag komt overeen met een vergoeding op basis van de kantonrechtersformule met toepassing van de c-factor c=0,6, nu de thans ontstane situatie in overwegende mate aan [werknemer] valt te verwijten.
Het standpunt van [werknemer]
4.1. [werknemer] stelt dat het verzoekschrift dient te worden bezien tegen de achtergrond van de hiervoor onder overweging 2.2. bedoelde richtingenstrijd. Een deel van de ouders heeft de koerswijziging van de school naar reformatorisch onderwijs nooit geaccepteerd. Ook onder het personeel is de richtingenstrijd van tijd tot tijd tot uiting gekomen. [werknemer] heeft getracht om beide delen van de achterban en beide delen van het personeel in één school bijeen te houden. Al snel na het aantreden van [werknemer] als directeur ontstond er een conflict tussen hem en zijn adjunct-directeur, langs de lijnen van de richtingenstrijd. Niet alleen het personeel, maar ook de achterban werd bij dit conflict betrokken. Tot het aantreden van het interim-bestuur in april 2007 heeft [werknemer] zich in dit conflict weten te handhaven. Een deel van de achterban heeft niet kunnen accepteren dat [werknemer] zich wist te handhaven als directeur en is daarom na het organiseren van acties binnen de vereniging overgegaan tot 'buitenparlementaire acties', hetgeen uiteindelijk heeft geresulteerd in de benoeming van genoemd interim-bestuur.
4.2. Het interim-bestuur is het eerste bestuur dat [werknemer] niet steunt. De voorgaande besturen zagen geen reden om het dienstverband met [werknemer] te beëindigen. Dit blijkt onder meer uit de verslagen van de functioneringsgesprekken die in januari 2006 en 2007 met [werknemer] zijn gevoerd, waaruit niet van slecht functioneren blijkt. Het leidinggeven aan de school in de conflictsituatie was verre van eenvoudig. Ondanks dat is [werknemer] er samen met de opeenvolgende besturen in geslaagd om de school naar behoren te laten functioneren. De toetsresultaten bleven op peil, de sociale veiligheid is verbeterd en ook onderwijskundig zijn er verbeteringen geboekt. Het kan [werknemer] niet verweten worden dat hij in ruim twee jaar tijd een zich al tientallen jaren voortslepend religieus getint conflict niet heeft weten op te lossen. Het is ook niet realistisch om te veronderstellen dat een nieuwe directeur de richtingenstrijd op de school wel kan oplossen.
4.3. [werknemer] betwist dat uit de rapportages van de Inspectie kan worden afgeleid dat hij niet naar behoren functioneerde als directeur. De Inspectie heeft dit verwijt op geen enkele wijze concreet gemaakt en met voorbeelden onderbouwd. Bovendien, voor zover in de rapportages al wordt verwezen naar zijn functioneren, dan dient dat in een adem genoemd te worden met het optreden van het bestuur. Ook de Inspectie realiseert zich blijkens haar rapportages dat de kern van het probleem niet bij [werknemer] ligt, maar bij het schisma in het team en de vereniging.
4.4. Het interim-bestuur heeft in het licht van het voorgaande ten onrechte besloten om beëindiging van het dienstverband met [werknemer] na te streven vanwege het feit dat hij niet de juiste man op de juiste plaats zou zijn. Men had eerst een richting en missie voor de school moeten formuleren en daarvoor draagvlak bij alle betrokkenen moeten zien te creeëren. Pas daarna had naar de positie van [werknemer] moeten worden gekeken. Het interim-bestuur heeft dan ook niet zorgvuldig gehandeld jegens [werknemer].
4.5 Gezien het vorenstaande is [werknemer] primair van mening dat de verzochte ontbinding van de arbeidsovereenkomst dient te worden afgewezen. Subsidiair, in geval van ontbinding van de arbeidsovereenkomst, maakt [werknemer] aanspraak op een ontbindingsvergoeding ten bedrage van € 54.000,- bruto. Bij de berekening van dit bedrag is [werknemer] uitgegaan van de correctiefactor c=3, nu hem geen disfunctioneren kan worden verweten en het interim-bestuur jegens hem onzorgvuldig heeft gehandeld door frontaal op zijn ontslag aan te koersen in plaats van andere maatregelen te nemen. Bovendien heeft [werknemer] in het kader van zijn indiensttreding bij CNS zijn vorige baan opgezegd en is hij verhuisd. Zijn bestaan dreigt nu te worden afgebroken, terwijl de arbeidsmarkt in het noorden niet florissant is en [werknemer] daarom in geval van ontslag genoodzaakt zal zijn terug te verhuizen naar het midden van het land.
De beoordeling van het geschil
5.1. De kantonrechter heeft zich ervan vergewist dat het verzoek geen verband houdt met het bestaan van een opzegverbod.
5.2. De kantonrechter stelt bij de beoordeling van dit verzoek het volgende voorop. Indien een werkgever van mening is dat een werknemer onvoldoende functioneert, dan dient hij zulks aan de werknemer in kwestie duidelijk te maken in één of meerdere -bij voorkeur schriftelijk vast te leggen- functioneringsgesprekken, waarbij de werkgever concreet aangeeft op welke punten het functioneren van de werknemer verbetering behoeft. Ook dient de werknemer in de gelegenheid te worden gesteld zijn eigen visie omtrent zijn functioneren te geven. Vervolgens dient de werknemer, daarbij ondersteund door zijn werkgever, gedurende een zekere periode een reële mogelijkheid te worden geboden om zijn functioneren te verbeteren. Pas als de werknemer, na in voldoende mate in de gelegenheid te zijn gesteld om zijn functioneren te verbeteren, er nog steeds geen blijk van geeft aan de functie-eisen te kunnen voldoen, kan het functioneren van de werknemer als grondslag voor ontbinding van de arbeidsovereenkomst dienen.
5.3. CNS baseert, zo heeft zij bij herhaling betoogd, het gestelde disfunctioneren van [werknemer] als directeur louter op de rapportages van de Inspectie. Dat de Inspectie sinds 2005 heeft vastgesteld dat de school onderwijskundig gezien van onvoldoende kwaliteit is, acht de kantonrechter op grond van deze rapportages voldoende aannemelijk. Naar het oordeel van de kantonrechter blijkt uit deze rapportages echter onvoldoende dat er sprake is van aanmerkelijk disfunctioneren van [werknemer]. In de conceptrapportage en de daaropvolgende definitieve rapportage naar aanleiding van het door de Inspectie uitgevoerde incidenteel onderzoek wordt met name kritiek geuit aan het adres van het toenmalige bestuur van de school, en waar de directeur ter sprake komt, is dit vaak in één adem met het bestuur. Uit deze rapportages kunnen in onvoldoende mate aanmerkelijke tekortkomingen in het functioneren van [werknemer] als directeur worden gedistilleerd. De Inspectie heeft namelijk niet voldoende concreet en specifiek, middels het geven van voorbeelden, onderbouwd waar aan [werknemer] verwijten kunnen worden gemaakt terzake zijn functioneren. Bovendien zijn de functioneringsgesprekken die -terwijl de school al in het door de Inspectie ingezette OKV-traject zat- met [werknemer] zijn gevoerd door het toenmalige bestuur in overwegende mate positief te noemen. Hier en daar wordt wel enige kritiek geuit, maar niet op een zodanige wijze dat hieruit kan worden afgeleid dat [werknemer] niet naar behoren zou functioneren.
5.4. De Inspectie heeft in april 2007 wel specifieke kritiek geuit op het functioneren van [werknemer] als directeur, hetgeen valt op te maken uit het verslag van het gesprek van de Inspectie met het interim-bestuur d.d. 19 april 2007. [werknemer], aldus de Inspectie, zou onderwijskundig niet bindend zijn en er niet in geslaagd zijn om één team te maken van het personeel aan wie hij leiding geeft. Volgens de Inspectie is het team gepolariseerd, en heeft [werknemer] daarin op cruciale momenten een rol gespeeld. De kantonrechter oordeelt daarover als volgt. Vast staat dat het team onderwijzers op school gepolariseerd is, in die zin dat men in twee kampen verdeeld is, waardoor de onderlinge verhoudingen ernstig verstoord zijn. Naar het oordeel van de kantonrechter heeft de Inspectie echter onvoldoende onderbouwd dat [werknemer] hier schuld aan heeft. Ook hier geldt dat de conclusies van de Inspectie onvoldoende onderbouwd zijn; het ontbreekt aan concrete en specifieke voorbeelden waaruit blijkt dat [werknemer] in relevante mate heeft bijgedragen aan de polarisatie binnen het team. Voorts is van belang dat voldoende aannemelijk is geworden dat de polarisatie binnen het team dient te worden gezien tegen de achtergrond van de hiervoor onder overweging 2.2. genoemde hevige en reeds vele jaren durende richtingenstrijd binnen het team alsook binnen de achterban van de school. In alle redelijkheid kan [werknemer] niet verweten worden dat hij er tot dusverre niet in is geslaagd om dit diepgewortelde conflict op te lossen. Daarbij geldt dat er reeds vóór het aantreden van [werknemer] sprake was van verdeeldheid onder het personeel.
5.5. Naar aanleiding van het hiervoor bedoelde gesprek tussen het interim-bestuur en de Inspectie heeft er een aantal gesprekken plaatsgevonden tussen het interim-bestuur en [werknemer] en heeft het interim-bestuur uiteindelijk besloten dat [werknemer] niet langer te handhaven is als directeur van de school. De kantonrechter stelt voorop dat het interim-bestuur bij het opstellen en realiseren van het door de ledenvergadering gewenste plan van aanpak in een uiterst lastige situatie zat, temidden van een omgeving die hevig verdeeld was en is. De kantonrechter is ervan overtuigd dat het interim-bestuur zijn taak tot dusver naar eer en geweten heeft uitgevoerd, in de hoop bij te dragen aan een oplossing voor de problemen binnen de vereniging. Dit alles laat echter onverlet dat het interim-bestuur te snel is geweest met het nastreven van de beëindiging van het dienstverband van [werknemer]. Er is namelijk niet voldaan aan het in overweging 5.2. genoemde 'stappenplan' voor het geval dat een werkgever een niet naar behoren functionerende werknemer wil ontslaan. Het interim-bestuur heeft na zijn aantreden [werknemer] in onvoldoende mate gewezen op concrete punten waar zijn functioneren verbetering behoeft, en heeft [werknemer] in vervolg daarop in onvoldoende mate de kans gegeven om binnen een zekere periode zijn functioneren te verbeteren. Ook is niet gebleken wat het interim-bestuur zelf heeft gedaan om de door hem gewenste verbetering in het functioneren van [werknemer] te realiseren. Ruim anderhalve maand na zijn aantreden heeft het interim-bestuur [werknemer] al de wacht aangezegd. Aldus lijkt er sprake van te zijn dat het interim-bestuur teneinde de in het voorjaar almaar groeiende onrust op en rond de school het hoofd te bieden, geen andere uitweg heeft gezien dan om -bij wege van noodmaatregel- de directeur eerst te schorsen en vervolgens te ontslaan. Een besluit dat in de gegeven omstandigheden -vanuit het gevoelen dat er 'iets moest gebeuren'- niet onbegrijpelijk was, doch zwaarder dient te wegen dat voordat een werknemer wegens disfunctioneren ontslagen kan worden, hij wel voldoende de kans moet hebben gehad om zijn functioneren te verbeteren. Nu dat niet het geval is, dient het belang van [werknemer] het zwaarst te wegen.
5.6. De kantonrechter komt dan ook tot de conclusie dat het aangevoerde disfunctioneren van [werknemer] als directeur van de school niet als grondslag voor een ontbinding van de arbeidsovereenkomst kan dienen. Nu dit de enige grondslag van het verzoek is, dient het verzoek te worden afgewezen.
5.7. Voorts wordt nog het volgende overwogen. Zoals hiervoor reeds is geoordeeld, is er sprake van een ernstig verstoorde arbeidsverhouding tussen de twee kampen in het team. Duidelijk is ook dat [werknemer] vanwege zijn wat meer belijnde opvattingen omtrent de positie van de school tot één van deze kampen behoort. Deze verstoorde arbeidsverhouding was er voorafgaand aan de rapportages van de Inspectie echter ook al. In zoverre leveren de verstoorde verhoudingen binnen het team nu dan ook geen gewijzigde omstandigheid op, die rechtvaardigt dat de arbeidsovereenkomst van [werknemer] op korte termijn wordt ontbonden.
5.8. Nu het verzoek van CNS zal worden afgewezen, bestaat er aanleiding om CNS te veroordelen in de proceskosten aan de zijde van [werknemer], zoals hierna te melden.
Beslissing
De kantonrechter:
wijst het verzoek van CNS af;
veroordeelt CNS in de kosten van het geding, tot op heden aan de zijde van [werknemer] begroot op € 500,00 wegens salaris gemachtigde.
Aldus gegeven te Leeuwarden en in het openbaar uitgesproken op 1 oktober 2007 door
mr. J.E. Biesma, kantonrechter, in tegenwoordigheid van mr. M. Postma als griffier.
c 119