2.1. [eiseres], geboren op 28 februari 1964, is met ingang van 1 juni 2005 op basis van een schriftelijke arbeidsovereenkomst in dienst getreden bij [gedaagde], in de functie van algemeen medewerkster. Bovenaan de arbeidsovereenkomst staat vermeld: oproepovereenkomst voor bepaalde tijd.
In de arbeidsovereenkomst zijn onder meer de volgende bepalingen opgenomen:
'ARTIKEL 1
Werkgever verklaart dat hij op enig moment behoefte zou kunnen hebben aan door werknemer te verrichten arbeid, met het oog op in zijn onderneming te verrichten werkzaamheden. Daarbij is het aan werkgever te bepalen of zich werkzaamheden voordoen die rechtvaardigen een beroep op de arbeid van werknemer te doen. Werkgever verbindt zich, indien werkzaamheden als bovenbedoeld aanwezig zijn, het verrichten daarvan aan werknemer aan te bieden. Werknemer verbindt zich in beginsel de werkzaamheden - na daartoe opgeroepen te zijn- te verrichten.
(…)
ARTIKEL 3
De arbeidsovereenkomst is van toepassing mits er oproepwerk voor handen is.
(…)
ARTIKEL 5
De arbeidsovereenkomst eindigt van rechtswege door het verloop van de tijd waarvoor zij is aangegaan en eindigt derhalve in elk geval op het moment dat er geen oproepwerk meer is. De arbeidsovereenkomst kan tussentijds door ieder der partijen worden opgezegd met inachtneming van de wettelijk voorgeschreven opzegtermijnen volgens het Burgerlijk Wetboek.'
De werkzaamheden van [eiseres] bestonden aanvankelijk voornamelijk uit het bezorgen van maaltijden. Later is zij ook werkzaamheden in de keuken van de maaltijdvoorziening gaan verrichten. Deze keukenwerkzaamheden zijn na de verhuizing naar een nieuw pand
-omstreeks april 2006- uitgebreid.
2.2. [eiseres] ontving naast haar werkzaamheden bij [gedaagde] aanvankelijk tevens een bijstandsuitkering van de gemeente Het Bildt. Medio 2006 heeft de sociale dienst contact opgenomen met [gedaagde] om te praten over de mogelijkheid om [eiseres] in het kader van een uitstroombaan op gesubsidieerde basis te laten werken. De sociale dienst heeft [gedaagde] in dat verband medegedeeld dat hij een subsidie van € 6.000,00 kon krijgen, indien hij [eiseres] in dienst zou nemen op basis van 32 uur per week voor de duur van negen maanden.
2.3. Hierop is de eerste arbeidsovereenkomst met ingang van 1 augustus 2006 verlengd voor bepaalde tijd, en wel voor de duur van negen maanden. In deze nieuwe arbeidsovereenkomst zijn de volgende bepalingen opgenomen:
'Artikel 1 aard dienstverband
De voorgaande arbeidsovereenkomst van werknemer, die sinds 1 juni 2005 in dienst is, wordt per 1 augustus 2006 verlengd met de duur van negen maanden. Het betreft de 1e verlenging. De arbeidsovereenkomst eindigt van rechtswege op 30 april 2007.
(…)
Artikel 2 Arbeidstijd
Voor een werknemer met een fulltime dienstverband bedraagt de normale arbeidstijd in 8 aaneengesloten weken 304 uren. Dit betekent een gemiddelde arbeidstijd van 38 uren per week.
(…)
Artikel 4 Opzegtermijn
(…)
Een dienstverband voor bepaalde tijd eindigt van rechtswege door het verstrijken van de afgesproken termijn. De door de werknemer in acht te nemen termijn van opzegging bedraagt één maand. De werknemer dient tegen het einde van de kalendermaand op te zeggen. Voor de werkgever is de duur van opzegging twee maanden. Voor een beëindiging van een dienstverband voor bepaalde tijd is in afwijking van het bepaalde in artikel 7A:1639f lid 3 van het Burgerlijk Wetboek geen opzegging nodig voor de beëindiging van een voor de eerste maal verlengde arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd. Indien de werkgever of de werknemer dit verlengde dienstverband voor bepaalde tijd niet wenst voort te zetten, moet hij de wederpartij hiervan tijdig schriftelijk in kennis te stellen. Onder tijdig wordt verstaan een termijn van 1 week bij een arbeidsovereenkomst van korter dan 6 maanden en een termijn van 1 maand bij een arbeidsovereenkomst van 6 maanden of langer.
Artikel 5 Functie
De werknemer wordt aangenomen in de bedrijfsfunctie van medewerkster.
(…)
Artikel 6 Salaris
Hij geniet een brutosalaris van € 1248,02 per maand op basis van 32 uren per week. De uitbetaling van het loon zal geschieden per maand onder verstrekking van een loonstrook.'
2.4. [eiseres] heeft zich op 8 april 2007 ziek gemeld na een val, die een handblessure als gevolg had. Sindsdien heeft zij geen werkzaamheden voor [gedaagde] meer verricht. [gedaagde] heeft [eiseres] niet ziek gemeld bij het UWV. [eiseres] heeft zich uiteindelijk zelf ziek gemeld bij het UWV bij brief van 27 juni 2007. In de maand mei 2007 is er nog een bedrag van
€ 1.786,48 netto aan [eiseres] betaald. Nadien is er geen loon meer aan haar betaald.
2.5. Bij brief aan [gedaagde] d.d. 25 juni 2007 heeft de gemachtigde van [eiseres] gesteld dat tussen partijen nog steeds een arbeidsovereenkomst van kracht is. Op grond van artikel 7:629 BW is aanspraak gemaakt op doorbetaling van loon tijdens arbeidsongeschiktheid. Voorts heeft [eiseres] zich in deze brief bereid verklaard en beschikbaar gesteld om, na hersteldmelding, haar werkzaamheden weer te verrichten. [gedaagde] heeft de loonbetaling aan [eiseres] echter niet hervat.
2.6. [eiseres] is op 13 juli 2007 bij arbo-arts Bakema van ArboDuo geweest voor een reïntegratieconsult. Naar aanleiding hiervan heeft Bakema bij brief van dezelfde datum onder meer het volgende aan [gedaagde] medegedeeld:
'(…)Haar ziekmelding dateert van 28 maart 2007. Zij heeft zich op 8 april 2007 ziek gemeld na een val met handblessure welke gehecht is. Ze is pas op 29 juni 2007 bij de arbodienst gemeld als zijnde ziek. (…) Hoewel hier geen sprake is van ziekte of gebrek, is er wel sprake mijns inziens van een verstoorde arbeidsrelatie. Dit valt niet onder de competentie van de arbodienst en ik adviseer u dan ook zo snel mogelijk met haar tot een oplossing te komen.'
In de bijbehorende probleemanalyse geeft de arbo-arts aan dat er zijns inziens geen sprake meer is van ziekte of gebrek.