ECLI:NL:RBLEE:2007:BB2626

Rechtbank Leeuwarden

Datum uitspraak
29 augustus 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
75726 / HA ZA 06-308
Instantie
Rechtbank Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verjaring van vordering in civiele procedure tussen Spektrum Financieringen B.V. en gedaagde

In deze civiele procedure, aangespannen door Spektrum Financieringen B.V. tegen een gedaagde, heeft de Rechtbank Leeuwarden op 29 augustus 2007 uitspraak gedaan over de verjaring van een vordering. De rechtbank heeft vastgesteld dat de vordering van Spektrum medio 1997 opeisbaar is geworden en inmiddels verjaard is. De gedaagde ontkende een aanmaning van 4 juni 1997 te hebben ontvangen, maar partijen waren het erover eens dat Spektrum pas in mei 2005 de eerstvolgende aanmaning heeft gestuurd. De rechtbank concludeert dat de vordering medio 2002 reeds verjaard was, omdat er in de tussenliggende periode geen stuitingshandelingen zijn verricht. De rechtbank heeft het verweer van Spektrum, dat slechts de maandelijkse termijnen tussen mei 1997 en mei 2000 zouden zijn verjaard, verworpen.

De rechtbank heeft Spektrum als de in het ongelijk gestelde partij veroordeeld in de proceskosten, die aan de zijde van de gedaagde zijn vastgesteld op EUR 1.731,00. Dit bedrag omvat onder andere het salaris van de procureur en het vast recht. De rechtbank heeft het vonnis uitvoerbaar bij voorraad verklaard. De uitspraak is gedaan door mr. G.A.M. Peper en in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier. De zaak betreft een civiele procedure waarin de rechtsvordering van Spektrum niet automatisch teniet is gegaan door een beroep op verjaring, maar waarbij de rechtbank oordeelt dat de gedaagde afstand heeft gedaan van zijn recht om een beroep op verjaring te doen door het treffen van een betalingsregeling en het nakomen daarvan.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK LEEUWARDEN
Sector civiel recht
zaaknummer / rolnummer: 75726 / HA ZA 06-308
Vonnis van 29 augustus 2007 (bij vervroeging)
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
SPEKTRUM FINANCIERINGEN B.V.,
gevestigd te 's-Gravenhage,
eiseres,
procureur mr. S.A. Roodhof,
advocaat mr. J.I. van Vlijmen te Rijswijk,
tegen
[gedaagde],
wonende te Leeuwarden,
gedaagde,
procureur mr. J.F. Rouwé-Danes.
Partijen zullen hierna Spektrum en [gedaagde] genoemd worden.
1. De procedure
1.1. De rechtbank heeft opnieuw kennis genomen van de stukken waaronder ook het tussenvonnis van 2 mei 2007 (hierna: het tussenvonnis). Het verdere verloop van de procedure blijkt uit:
- de door Spektrum ter comparitie overgelegde producties
- het proces-verbaal van comparitie van 15 augustus 2007
- de akte vermindering van eis.
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De beoordeling
2.1. De rechtbank neemt over hetgeen in het tussenvonnis is beslist. In dit tussenvonnis heeft de rechtbank een comparitie van partijen bevolen. Spektrum heeft zich ter comparitie uitgelaten over de verweren die door [gedaagde] bij conclusie van dupliek zijn gevoerd. Op haar stellingen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
2.2. De rechtbank stelt voorop dat, in tegenstelling tot hetgeen door [gedaagde] bij conclusie van dupliek is aangevoerd, in dit geval de rechtsvordering van Spektrum niet automatisch teniet is gegaan door een beroep op verjaring van die desbetreffende rechtsvordering. Na een beroep op verjaring blijft de verbintenis immers als een natuurlijke verbintenis bestaan. Door vervolgens afstand te doen van het beroep op verjaring wordt de oorspronkelijke verbintenis opnieuw bevestigd en kan de schuldeiser weer aanspraak maken op nakoming van die verbintenis. Voorgaande leidt ertoe dat de vordering ook weer rechtens afdwingbaar is.
2.3. Van belang is thans het antwoord op de vraag of [gedaagde] al dan niet afstand heeft gedaan van het hem toekomende recht een beroep op verjaring te doen. Naar het oordeel van de rechtbank dient deze vraag bevestigend te worden beantwoord. Zij overweegt daartoe het volgende. Zoals in het tussenvonnis is overwogen, staat vast dat de rechtsvordering tot nakoming van de overeenkomst van geldlening, zoals deze op 16 april 1981 tussen partijen is gesloten, in 1987 is verjaard. Op 26 mei 1994 heeft [gedaagde] vervolgens een brief gestuurd aan Spektrum, waarin onder meer het volgende is vermeld: "Het is toch absurd dat na 13 jaar dat het faillissement heeft plaatsgevonden een zogenaamd financieringsmaatschappijtje met 'n opgekochte vordering op de proppen komt, die dan ook allang is verjaard". De rechtbank begrijpt deze passage aldus, dat [gedaagde] een beroep doet op verjaring van de vordering. Na deze brief is er tussen partijen echter meermalen schriftelijk contact geweest over een mogelijke betalingsregeling en de hoogte van de te betalen termijnen. Ter comparitie heeft [gedaagde] erkend dat hij vervolgens ook gedurende enkele jaren maandelijks daadwerkelijk een bedrag van fl. 50,00 aan Spektrum heeft voldaan, hetgeen mede blijkt uit het door Spektrum ter comparitie overgelegde betalingsoverzicht. Hieruit leidt de rechtbank af dat er, anders dan [gedaagde] bij conclusie van dupliek heeft gesteld, na de briefwisseling in 1994 wel een betalingsregeling tussen [gedaagde] en Spektrum tot stand is gekomen. De rechtbank is van oordeel dat [gedaagde] door aldus te handelen, namelijk door het treffen van een (nieuwe) betalingsregeling en het gedurende enkele jaren nakomen daarvan, wetende dat hij het recht had een beroep op verjaring te doen, afstand heeft gedaan van zijn recht.
2.4. Door Spektrum is ter comparitie een overzicht van de door [gedaagde] in het kader van de afbetalingsregeling verrichte betalingen overgelegd. Nu [gedaagde] niet langer ontkent deze betalingen aan Spektrum te hebben verricht, leidt de rechtbank uit dit overzicht af dat [gedaagde] in ieder geval tot en met april 1997 maandelijks een bedrag van fl. 50,00 heeft voldaan. Daarna zijn de betalingen gestopt. De vraag of en wanneer vervolgens het gehele bedrag waarop de betalingsregeling ziet ineens opeisbaar wordt indien in gebreke wordt gebleven met nakoming van de afbetalingsregeling, is naar het oordeel van de rechtbank een kwestie van uitleg van de getroffen afbetalingsregeling in relatie tot het oorspronkelijk tussen partijen gesloten contract. In het oorspronkelijk op 16 april 1981 tussen partijen gesloten contract is ten aanzien van die opeisbaarheid opgenomen dat al hetgeen nog verschuldigd is in zijn geheel opeisbaar wordt indien de geldnemer achterstallig is in de betaling van twee of meer vervallen termijnen en hij, na in gebreke te zijn gesteld, nalatig blijft in de volledige nakoming van zijn verplichtingen. Ter comparitie heeft Spektrum zich ten aanzien van de opeisbaarheid beroepen op zogenaamde regelingsvoorwaarden die (door middel van een brief van 12 oktober 1994) op de tussen partijen overeengekomen betalingsregeling van toepassing zouden zijn verklaard. Spektrum heeft naar het oordeel van de rechtbank echter niet voldoende gemotiveerd gesteld dat er in die desbetreffende regelingsvoorwaarden een andere regeling met betrekking tot de opeisbaarheid van het gehele bedrag is overeengekomen dan die welke is neergelegd in de algemene voorwaarden bij het oorspronkelijke contract. In dat kader overweegt de rechtbank voorts nog dat Spektrum deze regelingsvoorwaarden desgevraagd niet ter zitting heeft kunnen overleggen. Bovendien wordt in de brief van 25 mei 2005 en de verdere correspondentie met [gedaagde] door Spektrum steeds verwezen naar het oorspronkelijk tussen partijen gesloten contract ("contractnr. 20212831 (2670)") en wordt eraan gerefereerd dat het gehele saldo (dus inclusief de resterende hoofdsom) opeisbaar is. De rechtbank zal er derhalve van uitgaan dat op de in 1994 overeengekomen betalingsregeling de oorspronkelijke voorwaarden van toepassing zijn.
2.5. Naar het oordeel van de rechtbank is de vordering van Spektrum medio 1997 opeisbaar geworden en derhalve thans verjaard. Zij overweegt daartoe het volgende.
Spektrum heeft ter comparitie gesteld dat zij [gedaagde], via een incassobureau, op 4 juni 1997 schriftelijk tot nakoming van de afbetalingsregeling heeft aangemaand en [gedaagde] ook daarna in gebreke is gebleven met de nakoming daarvan. [gedaagde] ontkent deze brief te hebben ontvangen. Partijen zijn het erover eens dat Spektrum de eerstvolgende brief na juni 1997 pas in mei 2005 heeft gestuurd en dat in de tussenliggende periode door Spektrum geen (stuitings-)handelingen zijn verricht.
Ook wanneer de rechtbank er derhalve veronderstellenderwijs van uitgaat dat [gedaagde] daadwerkelijk op 4 juni 1997 door Spektrum is aangemaand, is de vordering van Spektrum inmiddels verjaard. Nadat [gedaagde] in gebreke is gesteld en vervolgens nalatig bleef in het nakomen van de overeengekomen betalingsregeling, is het restant van de vordering immers kort daarna (medio 1997) in haar geheel opeisbaar geworden. Nu Spektrum pas in mei 2005 de eerstvolgende aanmaning heeft gestuurd (en de verjaring in de tussenliggende periode ook niet op andere wijze is gestuit), was de vordering derhalve medio 2002 reeds verjaard.
Gelet op het vorenoverwogene treft het verweer van Spektrum, dat slechts de maandelijkse termijnen tussen mei 1997 en mei 2000 zouden zijn verjaard en de overige termijnen thans opeisbaar zijn, geen doel.
2.6. Spektrum zal als de in het ongelijk te stellen partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van [gedaagde] worden vastgesteld op:
- betaald vast recht EUR 93,75
- in debet gesteld vast recht 281,25
- salaris procureur 1.356,00 (3,0 punt × tarief EUR 452,00)
Totaal EUR 1.731,00
3. De beslissing
De rechtbank
3.1. wijst de vordering af,
3.2. veroordeelt Spektrum in de proceskosten, aan de zijde van [gedaagde] tot op heden vastgesteld op EUR 1.731,00, aldus te voldoen:
- aan de griffier door overmaking van EUR 1.449,75 op rekeningnummer 19.23.06.103 ten name van MvJ Leeuwarden, onder vermelding van "proceskostenveroordeling" en "nummer HA ZA 06-308" en,
- aan [gedaagde] een bedrag van EUR 281,25 (door hem betaald vast recht),
3.3. verklaart dit vonnis wat betreft de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. G.A.M. Peper en in het openbaar uitgesproken op 29 augustus 2007 in tegenwoordigheid van de griffier.?