ECLI:NL:RBLEE:2007:BB2602

Rechtbank Leeuwarden

Datum uitspraak
29 augustus 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
77079 / HA ZA 06-513
Instantie
Rechtbank Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Geschil over de uitleg van een overeenkomst inzake bouwrijp maken van grond tussen Veenstra's Bouwbedrijf B.V. en Gemeente Littenseraad

In deze zaak vordert Veenstra's Bouwbedrijf B.V. (hierna: Veenstra BV) betaling van een factuur van € 179.371,08 van de Gemeente Littenseraad (hierna: de Gemeente) voor werkzaamheden die volgens Veenstra BV zijn uitgevoerd in het kader van het bouwrijp maken van kavels in het project Boomgaard te Easterein. De vordering is gebaseerd op een overeenkomst van 4 juli 2003 tussen de Gemeente, Veenstra BV en de directeur van Veenstra BV. De Gemeente heeft de factuur onbetaald gelaten, wat heeft geleid tot deze procedure.

De rechtbank heeft de feiten en het verloop van de procedure vastgesteld, waarbij onder andere de dagvaarding, conclusies van antwoord, repliek en dupliek zijn besproken. De rechtbank heeft de overeenkomst van 4 juli 2003 geanalyseerd, waarbij de bepalingen over vergoedingen en kosten zijn beoordeeld. Veenstra BV stelt dat de Gemeente haar (impliciet) heeft opgedragen om werkzaamheden te verrichten, maar de Gemeente betwist dit.

De rechtbank concludeert dat de uitleg van Veenstra BV over de overeenkomst niet strookt met de taalkundige uitleg van de bepalingen. Artikel 5 van de overeenkomst stelt dat de grondeigenaar een opslag moet betalen aan de Gemeente voor gemaakte kosten, maar vermeldt niet dat de Gemeente aan Veenstra BV moet betalen. De rechtbank oordeelt dat Veenstra BV niet heeft aangetoond dat de Gemeente een opdracht heeft verstrekt voor de werkzaamheden en dat de vorderingen van Veenstra BV daarom worden afgewezen. Veenstra BV wordt veroordeeld in de proceskosten.

De beslissing van de rechtbank is als volgt: de vordering van Veenstra BV wordt afgewezen, en Veenstra BV wordt veroordeeld in de proceskosten van de Gemeente, vastgesteld op € 4.010,-- voor verschotten en € 6.394,50 voor salaris. De proceskostenveroordeling is uitvoerbaar bij voorraad.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK LEEUWARDEN
Sector civiel recht
zaaknummer / rolnummer: 77079 / HA ZA 06-513
Vonnis van 29 augustus 2007
in de zaak van
de besloten vennootschap VEENSTRA'S BOUWBEDRIJF B.V.,
gevestigd te Easterein,
eiseres,
procureur mr. P. Tuinman,
advocaat mr. M.T. van Daatselaar te Paterswolde,
tegen
de publiekrechtelijke rechtspersoon
GEMEENTE LITTENSERADIEL,
zetelend te Wommels,
gedaagde,
procureur mr. W.H.C. Bulthuis.
Partijen zullen hierna Veenstra BV en de Gemeente genoemd worden.
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding
- de conclusie van antwoord
- de conclusie van repliek
- de conclusie van dupliek
- de akte uitlating van Veenstra BV tevens houdende wijziging c.q. vermeerdering van eis
- de akte van de Gemeente
- de pleidooien van 19 juni 2007 en de ter gelegenheid daarvan overgelegde pleitnotities van partijen.
1.2. Partijen hebben producties overgelegd. Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De feiten
2.1. Veenstra BV is een aannemersbedrijf op het gebied van grond-, water- en wegenbouw. [directeur] is haar directeur.
2.2. Op 7 maart 2000 heeft de Gemeente met de besloten vennootschap Bouwgroep 2000 BV een intentieovereenkomst gesloten met betrekking tot de ontwikkeling door Bouwgroep 2000 van diverse percelen, gezamenlijk aangeduid als Fase III van de Boomgaard (hierna ook: het plangebied) te Easterein. [directeur] was (mede) directeur van Bouwgroep 2000 BV. Tot het vervolgens sluiten van een realisatieovereenkomst tussen de Gemeente en Bouwgroep 2000 BV is het niet gekomen. Het is Bouwgroep 2000 BV niet gelukt om aan de eis van de Gemeente te voldoen de gronden van [directeur] te verwerven. [directeur] was eigenaar van in het plangebied gelegen grond van circa 17.000 m². Ook de Gemeente had in het plangebied grond in eigendom. De intentieovereenkomst is op 3 juni 2002 ontbonden.
2.3. Om in het plangebied woningbouw te kunnen realiseren, heeft de Gemeente onderhandelingen gevoerd met Veenstra BV en [directeur]. De onderhandelingen hebben geresulteerd in een overeenkomst van 4 juli 2003 tussen enerzijds [directeur] en Veenstra BV en anderzijds de Gemeente. De Gemeente heeft daarbij (onder meer) de [directeur] in eigendom toebehorende grond gekocht voor € 9,00/m². Van bedoelde 17.000 m² grond, die [directeur] in het plangebied had, heeft [directeur] circa 4000 m² grond in eigendom behouden.
2.4. De overeenkomst van 4 juli 2003 luidt, voor zover hier van belang:
"3. Aan de grondeigenaar c.q. aan de vennootschap worden vergoed de kosten (prijspeil ten tijde van het nog op te maken bestek bouwrijp maken) van de door hem c.q. door de vennootschap bekostigde riolering, gelegen in de aan de gemeente over te dragen grond, mits de staat waarin de riolering zich bevindt naar het oordeel van de gemeente voldoet aan de eisen zoals die gelden op het moment van bouwrijp maken. (…)
4. Andere dan de onder punt 3 genoemde kosten komen niet voor vergoeding in aanmerking.
5. De grondeigenaar betaalt op het moment van oplevering van het bouw- en woonrijp maken aan de gemeente over de kavels (…) per m² een opslag voor de door de gemeente te maken kosten, verband houdende met het bouw- en woonrijp maken en het realiseren van het uitbreidingsplan en het realiseren van bovenwijkse voorzieningen. Het totaal van deze kosten wordt omgeslagen op de bouwkavels met uitzondering van kavel 2. In bijlage 1 wordt een niet-limitatief overzicht gegeven van wat hieronder valt. De gemeente zal de grondeigenaar op diens verzoek alle relevante informatie omtrent de berekening van de opslag verstrekken.
6. De gemeente zal nader vroegtijdig overleg plegen met de grondeigenaar en de vennootschap over de bebouwingsvoorschriften vermeld in het voorontwerp bestemmingsplan, waarvoor de door de gemeente gemaakte verkavelingstekening d.d. 29-05-220 kenmerk C36-1 het uitgangspunt is. Bij dit overleg zal de gemeente rekening houden met het belang van de eigenaar en de vennootschap woningen te realiseren, voor een zodanige prijs, dat een voor eigenaar c.q. vennootschap commercieel aanvaardbare uitkomst ontstaat."
2.5. Veenstra BV heeft de Gemeente begin juni 2005 een factuur gestuurd voor een bedrag van € 179.371,08 met (onder meer) de volgende omschrijving:
"Deze factuur betreft, de gemaakte kosten uitgevoerd tijdens de Bouwgroepfase (…), en o.a. planvoorbereiding, een deel van het bouwrijp maken van betreffend uitbreidingsplan en een gedeeltelijke uitvoering van de bovenwijkse voorziening, even als de gemaakte kosten welke gemaakt zijn om tot de realisatie te komen."
Volgens de factuur is het overgrote deel van de gefactureerde werkzaamheden vóór 4 juli 2003 verricht.
2.6. De Gemeente heeft deze factuur onbetaald gelaten.
3. Het geschil
3.1. Veenstra BV vordert - na wijzing van eis - dat de rechtbank bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad:
primair de Gemeente veroordeelt tot het betalen aan Veenstra BV van een bedrag groot € 182.213,08 vermeerderd met de wettelijke rente over € 179.371,08 vanaf 9 juli 2005, althans vanaf 26 juni 2006 (de dag der dagvaarding) tot en met de dag der algehele voldoening;
subsidiair bepaalt dat de Gemeente ongerechtvaardigd is verrijkt voor een bedrag groot € 182.213,08 en dat de Gemeente dientengevolge gehouden is om aan Veenstra BV te voldoen een bedrag groot € 182.213,08 vermeerderd met de wettelijke rente over € 179.371,08 vanaf 9 juli 2005, althans vanaf 26 juni 2006 (de dag der dagvaarding) tot en met de dag der algehele voldoening;
alles met veroordeling van de Gemeente in de proceskosten, de kosten van het beslag daaronder begrepen.
3.2. De Gemeente voert verweer met conclusie tot afwijzing van de vordering, met veroordeling van Veenstra BV in de proceskosten, bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
4. De beoordeling
4.1. Veenstra BV vordert betaling van haar factuur van € 179.371,08. Zij stelt dat aan die factuur werkzaamheden ten grondslag liggen die de Gemeente haar (impliciet) heeft opgedragen. Volgens Veenstra BV volgt de opdracht die de Gemeente haar gegeven heeft tot het verrichten van werkzaamheden ter zake het bouwrijp maken van de kavels in het project Boomgaard te Easterein uit de artikelen 5 en 6 van de overeenkomst van 4 juli 2003, zowel ieder voor zich als in onderling verband bezien. De Gemeente betwist dat zij Veenstra BV een dergelijke opdracht heeft verstrekt.
4.2. Hoewel de inhoud van een overeenkomst niet alleen kan worden vastgesteld aan de hand van een taalkundige uitleg van de bewoordingen daarvan, maar ook aan de hand van de zin die partijen over en weer aan de bepalingen van de overeenkomst mochten toekennen en op hetgeen zij te dien aanzien redelijkerwijs van elkaar mochten verwachten, constateert de rechtbank dat de uitleg die Veenstra BV aan bedoelde artikelen geeft, lijnrecht tegenover de taalkundige uitleg van de bewoordingen daarvan staat. De taalkundige uitleg van beide artikelen strookt daarentegen met de uitleg die de Gemeente daaraan geeft.
4.3. In artikel 5 van de overeenkomst is uitdrukkelijk verwoord dat de grondeigenaar, dus [directeur], aan de Gemeente een opslag moet betalen voor de kosten die de Gemeente maakt voor het bouw- en woonrijp maken en het realiseren van het uitbreidingsplan en het realiseren van bovenwijkse voorzieningen. Artikel 5 rept niet over betalingen van de Gemeente aan Veenstra BV, terwijl de artikelen 3 en 4 van de overeenkomst wel betrekking hebben over kosten die de Gemeente aan [directeur] en/of Veenstra BV moet voldoen. In artikel 4 is vermeld dat aan [directeur] en/of Veenstra BV geen andere kosten worden vergoed dan de kosten die hij c.q. Veenstra BV heeft gemaakt met betrekking tot de riolering, zoals dat in artikel 3 is geregeld. Hoewel Veenstra BV ter gelegenheid van de pleidooien heeft aangevoerd dat de haar door de Gemeente voor de riolering betaalde vergoeding niet voldoet, staat vast dat dit geen onderdeel van de factuur uitmaakt waarvan Veenstra BV in deze procedure betaling vordert, zodat deze vergoeding hier geen verdere bespreking behoeft. Gelet op het vorenstaande kan zonder nadere toelichting, die ontbreekt, naar het oordeel van de rechtbank uit artikel 5 niet worden afgeleid dat de Gemeente gehouden zou zijn door Veenstra in dat verband gemaakte kosten te vergoeden, laat staan dat daaruit zou blijken dat de Gemeente aan Veenstra BV opdracht tot het verrichten van werkzaamheden heeft gegeven.
4.4. De beweerdelijk verstrekte opdracht volgt evenmin uit artikel 6 van de overeenkomst. De door de Gemeente gegeven uitleg dat hierin is bepaald dat de Gemeente overleg zal hebben met [directeur] en Veenstra BV over het ontwerp bestemmingsplan, opdat zoveel mogelijk met hun wensen rekening gehouden kan worden sluit aan bij de bewoordingen van dit artikel. Uit niets blijkt, ook niet impliciet, dat alhier door de Gemeente aan Veenstra BV een opdracht wordt verstrekt tot het verrichten van werkzaamheden ter zake het bouwrijp maken van de kavels.
4.5. Gelet op de gemotiveerde betwisting van de Gemeente van de door Veenstra BV gegeven uitleg aan de tussen partijen gesloten overeenkomst, lag het op de weg van Veenstra BV een aan de bewoordingen van de overeenkomst tegengestelde bedoeling van partijen feitelijk te onderbouwen, hetgeen Veenstra BV heeft nagelaten. Geoordeeld moet worden dat de voorwaarde naar haar taalkundige betekenis moet worden uitgelegd. De beweerdelijk door de Gemeente aan Veenstra BV verstrekte opdracht tot het verrichten van werkzaamheden ter zake van het bouwrijp maken van kavels in het project Boomgaard te Easterein, kan derhalve niet worden gebaseerd op de overeenkomst van 4 juli 2003. Veenstra BV heeft verder geen feiten en omstandigheden gesteld, waaruit kan worden afgeleid dat de Gemeente Veenstra BV anderszins een dergelijke opdracht heeft verstrekt.
4.6. De rechtbank begrijpt dat in de zienswijze van Veenstra BV in de tussen [directeur] en de Gemeente tot stand gekomen koopprijs van € 9,00/m² de kosten die Veenstra BV heeft gemaakt niet zijn verdisconteerd. Nog daargelaten dat Veenstra BV haar stelling verder niet heeft uitgewerkt, is de grond door [directeur] verkocht en niet door Veenstra BV. [directeur] is in deze procedure geen procespartij. Reeds hierom verwerpt de rechtbank dit door Veenstra BV gevoerde betoog. Hierop strandt ook de grondslag van ongerechtvaardigde verrijking die Veenstra BV -bij wijzing van eis- aan haar vordering ten grondslag heeft gelegd. Verarming van Veenstra BV is niet gesteld. Zoals Veenstra BV ten pleidooie heeft betoogd heeft ook naar de stellingen van Veenstra BV de -beweerde, door de Gemeente betwiste- verarming plaatsgevonden aan de zijde van [directeur].
4.7. Het voorgaande leidt tot de slotsom dat de rechtbank de vorderingen zal afwijzen. Veenstra BV zal als de in het ongelijk te stellen partij worden veroordeeld in de proceskosten.
5. De beslissing
De rechtbank
1. wijst het gevorderde af;
2. veroordeelt Veenstra BV in de proceskosten, tot aan deze uitspraak aan de zijde van de Gemeente vastgesteld op € 4.010,-- voor verschotten en op € 6.394,50 voor salaris;
3. verklaart de proceskostenveroordeling onder 2 uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. P.R. Tjallema en in het openbaar door de rolrechter uitgesproken op 29 augustus 2007.?