ECLI:NL:RBLEE:2007:BB2602
Rechtbank Leeuwarden
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Geschil over de uitleg van een overeenkomst inzake bouwrijp maken van grond tussen Veenstra's Bouwbedrijf B.V. en Gemeente Littenseraad
In deze zaak vordert Veenstra's Bouwbedrijf B.V. (hierna: Veenstra BV) betaling van een factuur van € 179.371,08 van de Gemeente Littenseraad (hierna: de Gemeente) voor werkzaamheden die volgens Veenstra BV zijn uitgevoerd in het kader van het bouwrijp maken van kavels in het project Boomgaard te Easterein. De vordering is gebaseerd op een overeenkomst van 4 juli 2003 tussen de Gemeente, Veenstra BV en de directeur van Veenstra BV. De Gemeente heeft de factuur onbetaald gelaten, wat heeft geleid tot deze procedure.
De rechtbank heeft de feiten en het verloop van de procedure vastgesteld, waarbij onder andere de dagvaarding, conclusies van antwoord, repliek en dupliek zijn besproken. De rechtbank heeft de overeenkomst van 4 juli 2003 geanalyseerd, waarbij de bepalingen over vergoedingen en kosten zijn beoordeeld. Veenstra BV stelt dat de Gemeente haar (impliciet) heeft opgedragen om werkzaamheden te verrichten, maar de Gemeente betwist dit.
De rechtbank concludeert dat de uitleg van Veenstra BV over de overeenkomst niet strookt met de taalkundige uitleg van de bepalingen. Artikel 5 van de overeenkomst stelt dat de grondeigenaar een opslag moet betalen aan de Gemeente voor gemaakte kosten, maar vermeldt niet dat de Gemeente aan Veenstra BV moet betalen. De rechtbank oordeelt dat Veenstra BV niet heeft aangetoond dat de Gemeente een opdracht heeft verstrekt voor de werkzaamheden en dat de vorderingen van Veenstra BV daarom worden afgewezen. Veenstra BV wordt veroordeeld in de proceskosten.
De beslissing van de rechtbank is als volgt: de vordering van Veenstra BV wordt afgewezen, en Veenstra BV wordt veroordeeld in de proceskosten van de Gemeente, vastgesteld op € 4.010,-- voor verschotten en € 6.394,50 voor salaris. De proceskostenveroordeling is uitvoerbaar bij voorraad.