RECHTBANK LEEUWARDEN
Sector kanton
zaak-/rolnummer: 204310 \ CV EXPL 06-5524
vonnis van de kantonrechter d.d. 21 augustus 2007
[a],
hierna te noemen: [a]
en
[voornaam] [a]-[b]
hierna te noemen: [a]-[b],
beiden wonende te [woonplaats],
gemachtigde: mr. S.L. Elzinga,
de besloten vennootschap Aegon Financiële Diensten B.V.,
hierna te noemen: Aegon,
gevestigd te Leeuwarden
Aegon,
gemachtigden: mr. B.W.G. van der Velden en mr. R. Hoorntje.
Procesverloop
1. Op de bij dagvaarding vermelde gronden hebben [a] en [a]-[b] gevorderd:
primair:
voor recht te verklaren dat de vliegwielovereenkomsten met nummers 16002440, 16002441 en 16002442, gesloten tussen [a] en [a]-[b] en Aegon, rechtsgeldig door [a] en [a]-[b] zijn vernietigd;
- Aegon te veroordelen tot terugbetaling aan [a] en [a]-[b] van hetgeen [a] en [a]-[b] uit hoofde van deze overeenkomsten aan Aegon hebben betaald, in totaal een bedrag van € 65.451,60, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de datum van vernietiging, zijnde 5 mei 2006, subsidiair vanaf de dag der dagvaarding, tot de dag der algehele voldoening, onder de verplichting van [a] en [a]-[b] tot terugbetaling van hetgeen zij uit hoofde van deze overeenkomsten hebben ontvangen;
- Aegon te veroordelen tot betaling aan [a] en [a]-[b] van een bedrag van € 11.350,05, bij wijze van schadevergoeding wegens onrechtmatige daad, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de dag der dagvaarding, tot de dag der algehele voldoening.
subsidiair:
voor recht te verklaren dat de vliegwielovereenkomsten met nummers 16002440, 16002441 en 16002442, gesloten tussen [a] en [a]-[b] en Aegon, rechtsgeldig door [a] en [a]-[b] zijn ontbonden;
- Aegon te veroordelen tot terugbetaling aan [a] en [a]-[b] van hetgeen [a] en [a]-[b] uit hoofde van deze overeenkomsten aan Aegon hebben betaald, in totaal een bedrag van € 65.451,60, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de datum van vernietiging, zijnde 5 mei 2006, subsidiair vanaf de dag der dagvaarding, tot de dag der algehele voldoening, onder de verplichting van [a] en [a]-[b] tot terugbetaling van hetgeen zij uit hoofde van deze overeenkomsten hebben ontvangen;
- Aegon te veroordelen tot betaling aan [a] en [a]-[b] van een bedrag van € 11.350,05, bij wijze van schadevergoeding wegens wanprestatie c.q. onrechtmatige daad.
meer subsidiair:
Aegon te veroordelen tot betaling aan [a] en [a]-[b] van:
- een bedrag van € 65.451,60, zijnde de inleg, bij wijze van schadevergoeding wegens onrechtmatige daad, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de dag der dagvaarding, tot de dag der algehele voldoening;
- een schadevergoeding, gelijk aan de som van de tot de datum van voortijdige beëindiging van de overeenkomsten nog verschuldigde leasetermijnen, vermeerderd met de boeterente, verminderd met de opbrengst van de aandelen en de door [a] en [a]-[b] ontvangen dividenduitkeringen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de dag der dagvaarding, tot de dag der algehele voldoening;
- een schadevergoeding van € 11.350,05, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de dag der dagvaarding, tot de dag der algehele voldoening;
met veroordeling van Aegon in de kosten van deze procedure.
Aegon heeft bij antwoord de vordering betwist.
Na repliek en dupliek is vonnis bepaald op de stukken, waarvan de inhoud als hier ingelast geldt.
Door [a] en [a]-[b] en door Aegon zijn producties in het geding gebracht.
2. Als gesteld en erkend, dan wel als niet of onvoldoende weersproken, alsmede op grond van de in zoverre onbetwiste inhoud der overgelegde producties staat het volgende vast.
2.1. [a] en [a]-[b] hebben op 10 januari 2001 via NBG Finance BV (hierna te noemen NBG) op door hen ondertekende aanvraagformulieren "Vliegwiel Producten" hun keuze kenbaar gemaakt voor drie overeenkomsten Vermogens Vliegwiel-extra met een maandtermijn van f. 1000,-- per overeenkomst en een vooruitbetaling van f 48.000,-- per overeenkomst.
2.2. Bij brieven van 16 januari 2001 heeft Aegon aan [a] en [a]-[b] bericht: "Zoals u op uw aanvraag voor het Vermogens Vliegwiel-extra heeft aangegeven, wilt u de eerste 60 maandtermijnen van uw contract ineens voldoen. Het bedrag dat vooruitbetaald dient te worden is: (…)
Na afloop van deze eerste 60 maanden zal de maandelijkse incasso conform artikel 3 plaatsvinden.".
2.3. Hierna - in maart 2001 - hebben [a] en [a]-[b] via NBG de overeenkomsten ter ondertekening ontvangen. De overeenkomsten zijn na ondertekening aan Aegon geretourneerd.
2.4. Hof & Van Zwol Accountants heeft bij brief van 22 maart 2001 aan NBG laten weten: "Als gemachtigde van de familie [a], zend ik u hierbij de Vliegwielovereenkomsten nr.s 16002440, 16002441 en 16002442 retour.
De overeenkomsten voldoen in het geheel niet aan de afspraken die tussen u en de familie [a] zijn gemaakt. De looptijd zou voor twee contracten 5 jaar zijn en voor de andere 7 of 7½ jaar. (…).".
2.5. Hierop heeft NBG telefonisch contact opgenomen met [a] en vervolgens bij brief van 27 maart 2001 de op 10 januari 2001 gemaakte afspraken schriftelijk bevestigd. De tekst hiervan luidt:
"- Als u f 48.000,-- eenmalig inlegt in een effectenlease constructie bij Aegon dan koopt Aegon voor een bedrag van f. 94.508,75 een gelijke hoeveelheid aandelen in de volgende fondsen: ABN AMRO, AHOLD, KONINKLIJKE OLIE en ING.
- U gaat dus een lening aan bij Aegon waarover u rente betaalt. Het geleende geldbedrag inclusief rente betaalt u af zodra u met de effectenlease constructie wilt stoppen.
- U kunt boetevrij stoppen met de effectenlease constructie na 7,5 jaar (zie artikel 4 van uw overeenkomst). Stopt u eerder, bijvoorbeeld na 5 jaar, dan dient u een boete (30% van de nog te betalen maandtermijnen) te verrekenen in uw uitbetaling. Als u met 5 jaar stopt dan dient u aan boete te verrekenen (30 maanden x f. 1000,-- x 30%) f. 9000,--.
- Als maatwerk constructie voor u heb ik voorgerekend wat in uw geval de uitkering zou bedragen bij een rendement van 10% incl. de boete. (…)
- Tevens ontvangt u dividend (…).".
[a] heeft deze brief voor "gezien en accoord" getekend.
2.6. De tussen Aegon en [a] en [a]-[b] tot stand gekomen overeenkomsten ten behoeve van het product Vermogens Vliegwiel-extra onder nummers 16002440, 16002441 en 16002442 (hierna te noemen de overeenkomsten) hebben allen een looptijd van 240 maanden en een totaal overeengekomen leasesom van € 109.084,80 per overeenkomst.
2.7. [a] en [a]-[b] hebben een bedrag van f. 144.236,34 voor de eerste 60 maandtermijnen, met een korting van 20 % op het totaal van 60 maandtermijnen, betaald op 3 april 2001;
2.8. [a] en [a]-[b] hebben in totaal een bedrag van € 4.907,17 aan dividend ontvangen.
2.9. De gemachtigde van [a] en [a]-[b] heeft bij brief van 5 mei 2006 de nietigheid c.q. vernietigbaarheid van de overeenkomsten ingeroepen.
3. De standpunten van partijen zullen hierna, voor zover van belang, kort worden weergegeven. Voor de uitvoerige standpunten van partijen verwijst de kantonrechter naar de processtukken.
Aegon aansprakelijk voor handelen tussenpersoon
4.1. [a] en [a]-[b] stellen dat NBG als tussenpersoon niet de juiste informatie heeft verstrekt noch de juiste zorg heeft betracht. Onder verwijzing naar de uitspraak van rechtbank Leeuwarden, sector kanton van 1 februari 2006 stellen [a] en [a]-[b] dat Aegon verantwoordelijk is voor de handelingen en uitlatingen van de tussenpersoon.
4.2. Aegon betwist dat [a] en [a]-[b] zich kunnen beroepen op de uitlatingen van de tussenpersoon die door [a] en [a]-[b] zelf is ingeschakeld en dus is opgetreden als haar adviseur. De tussenpersoon handelt in opdracht van de belegger en niet van de aanbieder. Ook de situatie waarin de tussenpersoon zich beperkt tot het bemiddelen bij het sluiten van de overeenkomsten tussen een belegger en een aanbieder van een effectenleaseproduct valt buiten reikwijdte van artikel 6: 76 BW.
4.3. De kantonrechter is van oordeel dat, anders dan Aegon meent, er wel aanleiding is om bij beantwoording van de vraag of een effecteninstelling aansprakelijk is voor gedragingen van een hulppersoon die zij heeft ingeschakeld bij het tot stand komen van overeenkomsten als de onderhavige, aansluiting te zoeken bij het bepaalde in art. 6:76 BW, te weten dat de schuldenaar die bij de uitvoering van een verbintenis gebruik maakt van andere personen, voor hun gedragingen op gelijke wijze aansprakelijk is als voor eigen gedragingen. Wanneer een effecteninstelling zich bij het aangaan van overeenkomsten van de bemiddeling van een tussenpersoon bedient, komen de gevolgen van gedragingen van deze tussenpersoon, tekortkomingen daaronder begrepen, op gelijke wijze voor rekening van de opdrachtgever als de gevolgen van zijn eigen gedragingen en tekortkomingen. Hierbij is niet van belang of de tussenpersoon al dan niet kan worden beschouwd als vertegenwoordiger van de opdrachtgever. Het gaat erom dat de bemiddeling geschiedt ten voordele van de opdrachtgever; nadelige gevolgen van gedragingen van de tussenpersoon behoren dan niet te worden afgewenteld op de wederpartij, maar dienen voor risico te komen van de opdrachtgever.
In het onderhavige geval heeft Aegon gebruik gemaakt van de diensten van NBG als cliëntenremisier, die daarmee naar het oordeel van de kantonrechter de belangen van Aegon heeft behartigd. Dat NBG, zoals Aegon heeft betoogd, is opgetreden als eigen adviseur van [a] en [a]-[b], is niet gebleken.
Dit leidt tot de gevolgtrekking dat de als cliëntenremisier aangeduide tussenpersoon bij het totstandkomen van de overeenkomsten heeft bemiddeld in opdracht en ten gunste van Aegon. Aegon dient daarom voor de gedragingen van deze tussenpersoon op gelijke wijze in te staan als voor eigen gedragingen.
5.1. [a] en [a]-[b] hebben gesteld dat zij hebben gedwaald. NBG/Aegon heeft [a] en [a]-[b] voorgehouden dat het product van Aegon zekerheid bood omtrent het rendement: met een maatwerkconstructie omtrent de financiële resultaten bij een "inleg" van driemaal f. 48.000,-- heeft NBG/Aegon dit onderbouwd. [a] en [a]-[b] hebben met NBG nadrukkelijk besproken dat twee overeenkomsten na verloop van 5 jaar zouden worden beëindigd en de derde na verloop van 7,5 jaar. Conform de maatwerkconstructie die hen is voorgehouden hadden de overeenkomsten er in moeten resulteren dat zij na verloop van 5 jaar tweemaal een bedrag van f. 61.959,31 uitgekeerd zouden krijgen. [a] en [a]-[b] menen dat Aegon een verkeerde voorstelling van zaken heeft gecreëerd met betrekking tot de aandelenlease-overeenkomst. [a] en [a]-[b] betwisten een brochure te hebben ontvangen. Volgens [a] en [a]-[b] zijn zij niet voldoende gewezen op de financiële risico's van het product en was hen op geen enkele wijze duidelijk dat zij er zelfs een schuld aan konden overhouden bij beëindiging na 5 respectievelijk 7,5 jaar. Bij een juiste voorstelling van zaken ten tijde van het sluiten van de overeenkomsten, zouden [a] en [a]-[b] de aandelenlease-overeenkomst niet gesloten hebben.
5.2. [a] en [a]-[b] betwisten dat hun vordering tot vernietiging wegens dwaling is verjaard. Deze termijn is aangevangen nadat hen bleek dat de aangeboden maatwerkconstructie niet uitkwam. In concreto was dit toen Aegon de leasetermijnen betreffende de maand februari 2006 wilden innen: deze konden niet worden voldaan uit de uitkering van de eerste twee contracten.
5.3. Aegon stelt dat het informatiemateriaal voldoende duidelijk was over de aard van het Vliegwiel-product en de daaraan verbonden risico's. Aegon heeft uitvoerig betoogd dat de kenmerken en de risico's van de Vliegwielproducten voldoende blijken uit dit informatiemateriaal. [a] en [a]-[b] hebben dan ook geen onjuiste voorstelling van zaken gehad bij het sluiten van de overeenkomsten.
5.4. Daarnaast stelt Aegon dat de vordering tot vernietiging op grond van dwaling is verjaard. [a] heeft, na het tekenen van de overeenkomsten, in maart 2001 de inhoud van de overeenkomsten besproken met zijn accountant. Deze accountant heeft de tussenpersoon verzocht de overeenkomsten ongedaan te maken. Nadat de tussenpersoon het product en de risico's zowel mondeling als schriftelijk heeft uitgelegd aan [a] en [a]-[b], hebben [a] en [a]-[b] besloten om de overeenkomsten in stand te houden. Op dat moment is de verjaringstermijn gaan lopen, doordat [a] en [a]-[b] op dat moment bekend moeten worden verondersteld met de aard van de overeenkomsten. De verjaringstermijn is in ieder geval gaan lopen in maart 2001 en is geëindigd in maart 2004. De buitengerechtelijke vernietiging is pas op 5 mei 2006 ingeroepen.
5.5. De kantonrechter oordeelt als volgt.
Een persoon die overweegt een overeenkomst aan te gaan, is tegenover de wederpartij gehouden om, binnen redelijke grenzen, maatregelen te nemen teneinde te voorkomen dat hij onder invloed van een onjuiste voorstelling van zaken met die overeenkomst instemt. Uit die verplichting volgt dat van een potentiële afnemer mag worden verwacht dat hij deze overeenkomst zorgvuldig leest alvorens ermee in te stemmen en zich naar vermogen inspant om de reikwijdte van zijn daaruit volgende verplichtingen en risico’s te begrijpen.
5.6. [a] en [a]-[b] hadden twijfels over de in maart 2001 gesloten aandelenlease-overeenkomsten, daarom besloten zij contact op te nemen met hun accountant. Na overleg met [a] en [a]-[b] heeft de accountant op 22 maart 2001 een brief aan de tussenpersoon [c] van NBG geschreven met het verzoek de aandelenlease-overeenkomsten ongedaan te maken. Hierna heeft [c] telefonisch contact opgenomen met [a] en vervolgens bij brief van 27 maart 2001 de op 10 januari 2001 gemaakte afspraken schriftelijk bevestigd. [a] en [a]-[b] hebben na onderzoek te hebben gedaan, besloten de aandelenlease-overeenkomsten toch in stand te houden. Met name uit de brief van NBG van 27 maart 2001 blijkt duidelijk dat er sprake was van een lening met renteverplichtingen voor de financiering ten behoeve van door [a] en [a]-[b] gekochte aandelen en van een verplichting tot het op enig moment voldoen van het aankoopbedrag. [a] en [a]-[b] wisten toen dat de overeenkomsten een looptijd hadden van 20 jaar, alsmede wat de consequenties waren wanneer zij deze voortijdig - na 5 of 7,5 jaar - zouden beëindigen. De overeenkomsten geven bovendien aan welke rente in rekening wordt gebracht en wat de totale leasesom is. Weliswaar heeft NBG een berekening gemaakt voor het geval het rendement 10% zou zijn, doch niet is gesteld of gebleken dat NBG dit rendement op enigerlei wijze gegarandeerd heeft. [a] en [a]-[b] wisten dat hun inleg werd aangewend voor de aanschaf van aandelen. Uit deze brief blijkt duidelijk wat de aard en kenmerken van de aandelenlease-overeenkomsten zijn. [a] en [a]-[b] hebben voldoende voorlichting gehad omtrent de aandelenlease-overeenkomsten middels de overeenkomsten, de brochures, het onderzoek door accountant en het telefonische contact met en de schriftelijke bevestiging door [c]. [a] en [a]-[b] hebben een juiste voorstelling van zaken gehad en hebben daardoor niet gedwaald.
5.7. Nu het beroep op dwaling niet slaagt, zal het beroep op verjaring ten aanzien van dwaling evenmin slagen.
6.1. [a] en [a]-[b] stellen dat Aegon de verplichting had enerzijds om informatie te verstrekken over het aangeboden product, en anderzijds om informatie in te winnen bij haar potentiële cliënten omtrent hun financiële positie, ervaring en beleggingsdoelstellingen, voortvloeiend uit de algemene en bijzondere zorgplicht. Daarnaast had Aegon moeten waarschuwen voor specifieke risico's van de lease-overeenkomst en had zij moeten ingrijpen of waarschuwen toen de aandelenkoersen zodanig daalden dat er een negatief saldo dreigde te ontstaan.
6.2. Aegon betwist de algemene zorgplicht te hebben geschonden jegens [a] en [a]-[b]. Aegon heeft [a] en [a]-[b] duidelijke en transparante informatie verstrekt over de kenmerken van het Vliegwiel en de daaraan verbonden risico's. Tevens betwist Aegon dat er een bijzondere zorgplicht zou gelden. De Commissie van Beroep DSI heeft een norm ontwikkeld: wanneer het aangaan van een lease-overeenkomst voor de belegger financieel onverantwoord is, mag de aanbieder deze overeenkomst niet aangaan met deze belegger. Deze norm geldt alleen voor restschuldproducten. Aangezien 'Vermogensvliegwiel overeenkomsten' aflossingsproducten zijn, heeft deze norm niet te gelden. [a] en [a]-[b] konden zelf bepalen of ze de maandelijkse termijnen, die vast stonden, konden betalen of niet. Mocht de bijzondere zorgplicht worden aangenomen, dan ontbreekt het causaal verband. Een zorgplicht wordt aangenomen als het financieel onverantwoord is een overeenkomst, als de onderhavige, te sluiten. Daarvan is niet gebleken: [a] en [a]-[b] wilden de VermogensVliegwiel-extra overeenkomsten aangaan om een hoger rendement te behalen op aanwezige financiële middelen.
6.3. Bij de beantwoording van de vraag of en in welke omvang op Aegon een zorgplicht rustte jegens [a] en [a]-[b], stelt de kantonrechter het volgende voorop. Doordat Aegon aan [a] en [a]-[b] het aanbod heeft gedaan om een
aandelenleaseovereenkomst te sluiten en [a] en [a]-[b] via het aanmeldingsformulier aan Aegon te kennen hebben gegeven hierop te willen ingaan en daarbij heeft verzocht om toezending van een leaseovereenkomst ter ondertekening, is tussen Aegon en [a] en [a]-[b] een rechtsverhouding ontstaan. Ook als partijen anders dan door "onderhandelingen" betrokken zijn bij het voorbereiden van een tussen hen te sluiten overeenkomst, zijn zij tot elkaar komen te staan in een rechtsverhouding die wordt beheerst door hetgeen uit de wet (in ruime zin) en de eisen van redelijkheid en billijkheid voortvloeit.
De stelling van Aegon dat de bijzondere zorgplicht in de onderhavige situatie geen gelding heeft, is onjuist, zoals de Hoge Raad in zijn arrest van 9 januari 1998, NJ 1999, 285, JOR 1998, 116, heeft beslist, namelijk: “dat de maatschappelijke functie van banken een bijzondere zorgplicht meebrengt, zowel jegens haar cliënten uit hoofde van de met hen bestaande contractuele verhouding, als ten opzichte van derden met wier belangen zij rekening behoort te houden op grond van hetgeen volgens ongeschreven recht in het maatschappelijk verkeer betaamt.” Derhalve dient tot uitgangspunt te worden genomen dat Aegon - als professionele en op het terrein van aandelenlease bij uitstek deskundig te achten dienstverlener - jegens particuliere, niet professionele, cliënten tot een bijzondere zorgplicht is gehouden.
6.4. De kantonrechter is van oordeel dat de zorgplicht van Aegon in elk geval twee elementen bevat, te weten een onderzoeks- en een informatieverplichting. In de eerste plaats rustte op Aegon de verplichting om bij [a] en [a]-[b] informatie in te winnen over hun financiële positie, teneinde te kunnen vaststellen of het aangaan van de aandelenlease-overeenkomsten in dit geval financieel verantwoord was of niet. In de tweede plaats was Aegon gehouden voldoende informatie te verstrekken over het product en de daaraan verbonden risico's.
6.5. Ten aanzien van het beroep van [a] en [a]-[b] op schending van de onderzoeksverplichting merkt de kantonrechter op dat het inwinnen van informatie betreffende de financiële situatie, de beleggingsdoelstelling en de beleggingservaring van de belegger op grond van deze bepaling slechts kan worden gevergd indien de persoonlijke omstandigheden van [a] en [a]-[b], Aegon, indien zij daarvan had kennis gedragen, [a] en [a]-[b] ervan had behoren te weerhouden de overeenkomsten aan te gaan. Daarvan is niet gebleken. In de precontractuele fase ging het slechts om de vraag of [a] en [a]-[b] in staat waren de overeengekomen maandtermijnen, die gedurende de looptijd steeds gelijk zouden blijven, te voldoen. Het was aan [a] en [a]-[b] om te beoordelen of zij tot die betalingen in staat waren. Niet is gesteld of gebleken dat [a] en [a]-[b] daartoe niet in staat waren of zijn. Het was ook niet financieel onverantwoord om deze overeenkomsten aan te gaan, gezien het vermogen waarover [a] en [a]-[b] beschikten in 2001. [a] en [a]-[b] werden door de overeenkomsten niet op onverantwoorde wijze blootgesteld aan de gevolgen van koersverliezen.
6.6. Het beroep van [a] en [a]-[b] op schending van de op Aegon rustende informatieverplichting kan ook geen doel treffen.
In beginsel is een financiële instelling zoals Aegon – als bij uitstek professioneel en deskundig op dit terrein – jegens particuliere, niet professionele, cliënten zoals [a] en [a]-[b], tot een bijzondere zorgplicht gehouden in geval van mogelijke grote risico's verbonden aan aandelenleaseconstructies.
In het onderhavige geval is van dergelijke risico's evenwel geen sprake. Immers: blijkens de overeenkomsten is het risico voor [a] en [a]-[b] ertoe beperkt dat zij aan het einde van de looptijd, op welk moment de leasesom geheel is afgelost, blijven zitten met in waarde gedaalde aandelen en daardoor geen enkel geldelijk gewin zullen ondervinden. Een dergelijk risico is eigen aan beleggen en mag bekend verondersteld worden. Of dit risico zich zou hebben voltrokken, zou overigens pas in 2021 kunnen worden beoordeeld.
Dat [a] en [a]-[b] zich thans geconfronteerd kunnen zien met een restschuld, is niet het gevolg van het gestelde risicovolle karakter van de overeenkomst maar van de mogelijke tussentijdse beëindiging door [a] en [a]-[b]. Deze restschuld is gebaseerd op beurskoersen ten tijde van de beëindiging.
6.7. Geoordeeld wordt derhalve dat van een toerekenbare tekortkoming dan wel een onrechtmatige daad zijdens Aegon geen sprake is en daarom zal de vordering tot vernietiging, ontbinding of schadevergoeding, wat er van de gestelde schade ook zij, worden afgewezen.
7. Het bovenstaande leidt er toe dat alle vorderingen van [a] en [a]-[b] zullen worden afgewezen.
8. [a] en [a]-[b] zullen als de in het ongelijk te stellen partij worden verwezen in de proceskosten.
Beslissing:
De kantonrechter:
wijst de vorderingen van [a] en [a]-[b] af;
veroordeelt [a] en [a]-[b] in de kosten van deze procedure, tot op heden aan de zijde van Aegon begroot op € 400,-- wegens salaris.
Aldus gewezen door mr. J.E. Biesma, kantonrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 21 augustus 2007 in tegenwoordigheid van de griffier.