ECLI:NL:RBLEE:2007:BB0879

Rechtbank Leeuwarden

Datum uitspraak
31 juli 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
224854 \ CV EXPL 07-4589
Instantie
Rechtbank Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • G.H. Varekamp-Vos
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verwijdering van roerende zaken buiten gehuurde bedrijfsruimte in kort geding

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Leeuwarden op 31 juli 2007 uitspraak gedaan in een kort geding tussen een verhuurder en een huurder van een bedrijfsruimte. De huurder, die een pizzeria exploiteert, had buiten het gehuurde terrein meubilair en andere roerende zaken geplaatst, wat in strijd was met de huurovereenkomst. De verhuurder vorderde in kort geding dat de huurder deze zaken zou verwijderen, omdat dit niet was toegestaan volgens de bepalingen van de huurovereenkomst. De huurovereenkomst stipuleerde dat het gehuurde uitsluitend gebruikt mocht worden als restaurantkeuken en voedselverkooppunt, en dat er geen voorraden of producten buiten het gehuurde mochten worden opgeslagen.

De huurder had echter diverse terrastafels, stoelen en plantenbakken buiten geplaatst, wat de indruk wekte dat er een terras was waar consumpties genuttigd konden worden. De verhuurder had de huurder eerder gesommeerd om deze zaken te verwijderen, maar de huurder had hieraan niet voldaan. De gemeente had de huurder ook gewaarschuwd dat zij zonder exploitatievergunning moest stoppen met het serveren van alcoholische dranken en dat het bestemmingsplan geen horeca-activiteiten toestond op de locatie.

De kantonrechter oordeelde dat de huurder in strijd handelde met de huurovereenkomst door de roerende zaken buiten te plaatsen. De rechter achtte het spoedeisend belang van de verhuurder voldoende aanwezig, mede gezien de brandveiligheidseisen en de uitstraling van het monumentale pand. De vordering van de verhuurder werd toegewezen, en de huurder werd veroordeeld om binnen 72 uur de roerende zaken te verwijderen, met een dwangsom van € 250,- per dag bij niet-naleving, tot een maximum van € 5.000,-. De huurder werd ook veroordeeld in de proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK LEEUWARDEN
Sector kanton
Locatie Leeuwarden
zaak-/rolnummer: 224854 \ CV EXPL 07-4589
vonnis van de kantonrechter ex art. 254 lid 4 Rv d.d. 31 juli 2007
inzake
[eiser],
hierna te noemen: [eiser],
wonende te [woonplaats],
eiser,
gemachtigde: mr. I. Grijpma,
tegen
[gedaagde],
hierna te noemen: [gedaagde],
wonende te [woonplaats],
gedaagde,
gemachtigde: drs. A. Flierman
Procesverloop
1.1. [eiser] heeft [gedaagde] in kort geding doen dagvaarden tegen de openbare zitting van 24 juli 2007.
1.2. [eiser] heeft toen op de bij dagvaarding vermelde gronden gevorderd dat de kantonrechter, bij vonnis voor zoveel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, [gedaagde] veroordeelt om binnen 24 uur na betekening van het vonnis alle roerende zaken eigendom van [gedaagde], zich bevindende buiten het gehuurde op het terrein van [eiser], te verwijderen en verwijderd te houden, op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 250,- per dag of deel van een dag dat [gedaagde] hiermee in gebreke blijft, met een maximum van € 25.000,-, met veroordeling van [gedaagde] in de kosten van het geding.
1.3. [gedaagde] heeft voorafgaand aan de mondelinge behandeling een conclusie van antwoord ingediend. Ter zitting hebben partijen hun standpunten nader toegelicht, waarbij de gemachtigde van [eiser] gebruik heeft gemaakt van pleitnotities. Van het verhandelde ter zitting zijn aantekeningen gemaakt door de griffier.
1.4. Partijen hebben producties overgelegd.
1.5. Het vonnis is bepaald op heden.
Motivering
De feiten
2. Als gesteld en erkend, dan wel als niet of onvoldoende weersproken, alsmede op grond van de in zoverre onbetwiste inhoud der overgelegde producties staat het volgende vast.
2.1. Tussen [eiser] als verhuurder en [gedaagde] als huurder bestaat een huurovereenkomst met betrekking tot een bedrijfsruimte in de voormalige zuivelfabriek "Trynwalden" aan de Rinia van Nautaweg 3 te Gytsjerk. Deze zuivelfabriek is een beschermd rijksmonument. In het gehuurde, dat een vloeroppervlak van 65 m² heeft, wordt door [gedaagde] een pizzeria geëxploiteerd onder de naam 'Pico Bello'. Aanvankelijk bestond er een huurovereenkomst tussen [eiser] en de heer [a]. Per 1 juli 2006 is er sprake geweest van een indeplaatsstelling van [gedaagde] als nieuwe huurder.
2.2. Blijkens artikel 1.2. van de huurovereenkomst mag het gehuurde uitsluitend worden gebruikt als " restaurantkeuken en voedselverkooppunt".
In artikel 9 van de huurovereenkomst is onder de noemer 'bijzondere bepalingen' onder meer het volgende bepaald:
'Er mogen geen voorraden of producten buiten het gehuurde worden opgeslagen. Onderverhuur of in gebruik worden afgestaan van het gehuurde is niet toegestaan. Het is niet toegestaan afval buiten op te slaan en de omliggende grond anders te gebruiken dan het parkeren van de auto(s) op de daarvoor bestemde parkeerplaats.'
2.3. [gedaagde] heeft het omliggende terrein bij het gehuurde gebruikt voor het plaatsen van verwijzingsborden naar de ingang van de pizzeria en voor de plaatsing van (terras)meubilair zoals stoelen, tafels en diverse plantenbakken. Ook heeft zij een vlechtscherm aan de muur van het gehuurde bevestigd, terwijl zij voorts een container, een vetton en een ijzeren stellage buiten tegen het pand heeft geplaatst. De andere huurders van delen van de oude zuivelfabriek hebben hun containers achter op het bedrijfsterrein geplaatst.
2.4. Bij brief van 28 juni 2007 is [gedaagde] door de gemachtigde van [eiser] gesommeerd om zich aan de huurovereenkomst te houden en de buiten het gehuurde geplaatste roerende zaken te verwijderen. Behalve het verwijderen van een auto met een reclametekst heeft [gedaagde] niet aan deze sommatie voldaan.
2.5. De gemeente Tytsjerksteradiel heeft [gedaagde] bij brief van 19 juli 2007 medegedeeld dat zij - nu zij niet over een exploitatievergunning horecabedrijf beschikt - per direct moet stoppen met het verstrekken, uitserveren, van (alcoholhoudende) dranken, die dan ter plaatse buiten worden genuttigd. Voorts is [gedaagde] er in deze brief uitdrukkelijk op gewezen, dat zij vanuit het gehuurde alleen maar kant-en-klare pizza's mag (laten) bezorgen of mag laten afhalen. Tenslotte is aan [gedaagde] medegedeeld dat het bestemmingsplan de uitoefening van horeca-activiteiten op de betreffende locatie niet toestaat.
De vordering
3. [eiser] legt aan zijn vordering tot verwijdering van de buiten op het omliggende terrein geplaatste roerende zaken ten grondslag dat [gedaagde] door plaatsing van deze zaken in strijd handelt met artikel 9 van de huurovereenkomst. [gedaagde] dient de huurovereenkomst dan ook correct na te komen. Daarbij dient bedacht te worden dat de oude zuivelfabriek een rijksmonument is, waarvoor strenge eisen gelden. Zo mogen er geen containers tegen de muur gestald worden in verband met brandgevaar. Voorts zijn de overige huurders alsook [eiser] gebaat bij een goede uitstraling van het pand en een nette omgeving. De door [gedaagde] geplaatste zaken doen hier afbreuk aan. [eiser] betwist -in reactie op het verweer van [gedaagde]- uitdrukkelijk dat hij toestemming zou hebben verleend voor plaatsing van de buiten op het omliggende terrein geplaatste zaken. Verder is het onjuist dat [a] dezelfde zaken daar had geplaatst.
Het verweer
4. [gedaagde] stelt dat de plaatsing van de roerende zaken buiten op het omliggende terrein met instemming van [eiser] heeft plaatsgevonden. Ook [a], die het gehuurde op dezelfde wijze en met hetzelfde doel heeft gebruikt als [gedaagde], heeft roerende zaken buiten op het omliggende terrein geplaatst gehad. Andere huurders hebben eveneens zaken buiten geplaatst, zoals bloembakken en een losstaand vlechtscherm. Het is meten met twee maten om dit bij de anderen wel toe te staan en [gedaagde] te verbieden om zaken buiten op het omliggende terrein te plaatsen. [gedaagde] ontkent dat zij de buitenruimte bij het gehuurde als terras gebruikt, in de zin dat zij aldaar pizza's en dranken serveert. Zij stelt haar klanten slechts een prettige wachtfaciliteit te willen bieden. Ten slotte betwist [gedaagde] het spoedeisend belang bij de gevorderde voorziening, nu er al vanaf eind vorig jaar zaken buiten bij de pizzeria geplaatst staan.
De beoordeling van het geschil
5.1. Het spoedeisend belang bij de gevraagde voorziening wordt voldoende aanwezig geacht. Voldoende aannemelijk is geworden dat [gedaagde] reeds eind vorig jaar is begonnen met de plaatsing van enkele roerende zaken buiten op het omliggende terrein, maar dat deze ontwikkeling zich gaandeweg heeft uitgebreid en er steeds meer zaken buiten zijn neergezet. Het is logisch dat op een gegeven moment voor [eiser] de maat vol was. Mede gelet op de eisen van brandveiligheid, maar ook gelet op de uitstraling van het monumentale gebouw en het feit dat het zomerseizoen thans in volle gang is, heeft [eiser] een spoedeisend belang bij zijn vordering tot verwijdering van de buiten op het omliggende terrein geplaatste roerende zaken.
5.2. De kantonrechter stelt voorop dat artikel 9 van de huurovereenkomst verbiedt dat voorraden of producten buiten het gehuurde worden opgeslagen en dat het niet is toegestaan om afval buiten op te slaan en de omliggende grond anders te gebruiken dan voor het parkeren van de auto('s) op de daarvoor bestemde parkeerplaats. Door de hiervoor onder 2.3. bedoelde roerende zaken buiten op het omliggende terrein te plaatsen, handelt [gedaagde] dan ook in strijd met de huurovereenkomst. Om die reden is de vordering tot verwijdering van vorenbedoelde roerende zaken in beginsel toewijsbaar. Dit is alleen dan anders indien [eiser] zou hebben ingestemd met plaatsing van de roerende zaken buiten op het omliggende terrein. [gedaagde] heeft weliswaar gesteld dat [eiser] een dergelijke toestemming heeft gegeven, maar dit is door [eiser] uitdrukkelijk en gemotiveerd betwist. Er is dan ook bewijslevering op dit punt noodzakelijk, waarvoor binnen het bestek van dit kort geding geen plaats is. Daarmee is in deze procedure niet komen vast te staan dat [eiser] toestemming aan [gedaagde] heeft gegeven om de roerende zaken buiten op het omliggende terrein te plaatsen.
5.3. Het door [gedaagde] gedane beroep op het gelijkheidsbeginsel faalt. Aan [gedaagde] kan weliswaar worden toegegeven dat ook andere huurders roerende zaken buiten op het omliggende terrein hebben geplaatst, maar het gaat daarbij om hele andere zaken dan bij [gedaagde], zoals kleine plantenbakken bij en ter verfraaiing van de entree van de betreffende bedrijfsruimte. [eiser] heeft ter zitting aangegeven met plaatsing van dergelijke roerende zaken geen moeite te hebben. In het geval van [gedaagde] gaat het echter om diverse plantenbakken verspreid over het omliggende terrein en verder om meerdere terrastafels en -stoelen, waardoor voor voorbijgangers de indruk wordt gewekt dat er sprake is van een terras waar men iets kan consumeren. Wat het door een andere huurder geplaatste vlechtscherm betreft, is dit, anders dan bij [gedaagde], niet aan de muur bevestigd, maar gaat het om een losstaand scherm. Het brandrisico ter plaatse wordt hierdoor niet verhoogd.
5.4. Uit het vorenstaande volgt dat [gedaagde] de buiten op het omliggende terrein geplaatste roerende zaken dient te verwijderen en verwijderd dient te houden. De daartoe strekkende vordering is derhalve toewijsbaar, met dien verstande dat de roerende zaken binnen 72 uur na betekening van dit vonnis verwijderd dienen te zijn. Aan de uit te spreken veroordeling zal een dwangsom worden verbonden voor het geval [gedaagde] in gebreke blijft hieraan te voldoen. De kantonrechter zal een maximum aan de te verbeuren dwangsommen verbinden. Dit laat uiteraard onverlet, dat bij voortgaande overtreding van dit kort-geding-vonnis oplegging van hogere dwangsommen kan worden gevorderd dan wel hernieuwde oplegging van dezelfde dwangsommen. Het bedrag van zowel de dwangsom als het maximum staat in een redelijke verhouding tot de zwaarte van het geschonden belang en de beoogde werking van de dwangsomoplegging.
5.5. [gedaagde] zal als de grotendeels in het ongelijk te stellen partij in de kosten van het geding worden veroordeeld.
Beslissing
De kantonrechter, rechtdoende in kort geding:
veroordeelt [gedaagde] om binnen 72 uur na betekening van dit vonnis alle roerende zaken eigendom van [gedaagde], zich bevindende buiten het gehuurde op het terrein van [eiser], te verwijderen en verwijderd te houden;
bepaalt dat [gedaagde] voor iedere dag of gedeelte van een dag dat zij niet aan deze veroordeling voldoet een dwangsom verbeurt van € 250,-;
verbindt aan de aldus te verbeuren dwangsommen een maximum van € 5.000,-;
veroordeelt [gedaagde] in de kosten van het geding, tot op heden aan de zijde van [eiser] begroot op € 400,- aan salaris gemachtigde en € 190,31 aan verschotten;
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
wijst het meer of anders gevorderde af.
Aldus gewezen door mr. G.H. Varekamp-Vos, kantonrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 31 juli 2007 in tegenwoordigheid van de griffier.
c 119