vonnis
RECHTBANK LEEUWARDEN
zaaknummer / rolnummer: 76795 / HA ZA 06-467
MR. ROBERT VERDONK
in zijn hoedanigheid van curator in het faillissement van Aannemingsmaatschappij Westerbaan B.V.,
wonende te Heerenveen,
eiser,
procureur mr. R.M. Goudberg,
de vereniging
WONINGBOUWVERENIGING SMALLINGERLAND,
gevestigd te Drachten,
gedaagde,
procureur mr. A. Woertman.
Partijen zullen hierna de curator en WBVS genoemd worden.
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding
- de conclusie van antwoord
- de conclusie van repliek, tevens akte houdende vermeerdering van eis
- de conclusie van dupliek.
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.
2.1. Bij vonnis van deze rechtbank van 28 november 2002 is de besloten vennootschap Aannemingsmaatschappij Westerbaan B.V. in staat van faillissement verklaard met benoeming van eiser tot curator.
2.2. Bij kort-geding-vonnis van 30 december 2003 is de besloten vennootschap Brandhold B.V. -hierna: Brandhold- veroordeeld om aan de curator te voldoen een bedrag van € 329.035,00, te vermeerderen met kosten. Genoemd vonnis is bij arrest van het gerechtshof te Leeuwarden van 25 augustus 2004 bekrachtigd.
2.3. Op basis van de hiervoor sub 2.2. genoemde uitspraken heeft de curator bij exploit van 23 mei 2005 executoriaal derdenbeslag gelegd onder WBVS -voor wie Brandhold op dat moment bouwwerkzaamheden uitvoerde- en wel op alle vorderingen die Brandhold heeft of verkrijgt op WBVS, teneinde betaling te verkrijgen van een bedrag van € 251.329,82, zijnde het door Brandhold op voet van voormelde uitspraken aan de curator verschuldigde restantbedrag ten tijde van de beslaglegging.
2.4. WBVS, althans haar bouwbegeleider Accolade Vastgoed B.V., heeft de curator naar aanleiding van het door de curator gelegde derdenbeslag medegedeeld, dat zij vreesde dat de voltooiing van het bouwproject door Brandhold in gevaar zou komen indien WBVS niet meer rechtstreeks zou (mogen) betalen aan Brandhold omdat Brandhold daardoor niet meer aan haar financiële verplichtingen jegens haar schuldeisers (te weten de leveranciers van bouwmaterialen voor het project) zou kunnen voldoen.
2.5. Tussen de curator en de advocaat van WBVS heeft vervolgens (voor zover hier van belang) de navolgende brief- en faxwisseling plaatsgevonden.
2.6. Faxbericht van 24 mei 2005 van de curator aan de advocaat van WBVS:
(…) U gaf aan dat u verwacht dat Brandhold, gezien het feit dat de daadwerkelijke betalingen aan haar door het beslag niet meer mogen worden gedaan, alsdan hoogstwaarschijnlijk de bouw ten behoeve van uw cliënte verder zal staken. (…)
Desalniettemin heb ik aangegeven dat ik "niet bij voorbaat afwijzend sta" tegenover een regeling die erop neerkomt dat met de belangen van uw cliënte zoveel mogelijk rekening wordt gehouden voorzover de belangen van de boedel dat mogelijk maken. Indien u terzake een voorstel wilt doen, neem ik aan dat ik hierover nog van u verneem. (…)
2.7. Brief van 1 juni 2005 van de curator aan de advocaat van WBVS:
(…) U gaf aan dat uw cliënte bereid is een bedrag van € 125.000 in 5 termijnen te betalen. Op deze wijze zou voorkomen worden dat Brandhold niet langer aan haar financiële verplichtingen verder zal kunnen voldoen (het totale nog aan haar te betalen bedrag zou immers rond de € 340.000,- belopen) waardoor de bouw van het gehele project voor uw cliënte in gevaar zou kunnen komen.
U gaf daarbij echter tevens aan dat uw cliënte die betaling uitsluitend wilde verrichten onder de ING Bank (omdat die ook jegens uw cliënte aanspraak zou hebben gemaakt op pandrecht van de vordering van Westerbaan op Brandhold), dan wel naar een derderekening.
Ik heb u mijnerzijds aangegeven dat voor mij weliswaar het bedrag en de termijnbetalingen bespreekbaar zijn maar voor mij onacceptabel is dat onder de ING bank of op een derderekening wordt betaald nu ik immers over een tweetal executoriale titels beschik maar op generlei wijze het pandrecht van de bank erken. (…).
U gaf daarop - tot mijn verrassing- aan dat uw cliënte indien zij niet op de ING rekening of op een derderekening kan betalen "Plan B" in werking zou treden hetgeen zou betekenen dat uw cliënte tot ontbinding van het contract met Brandhold B.V. zal overgaan. (…)
2.8. Faxbericht van 2 juni 2005 van de curator aan de advocaat van WBVS:
(…) U heeft mij aangegeven dat uw cliënte de ontbinding van de aannemingsovereenkomst tussen haar en Brandhold BV zou wensen in te roepen. Indien zij daartoe overgaat zou ik u willen verzoeken mij dit te berichten, daar ik er als beslaglegger uiteraard belang bij heb zulks alsdan te vernemen. (…)
Verder merk ik op dat ik voornemens ben de ING Bank voor te stellen de kwestie rond haar beweerdelijke pandrecht via een executie kort geding maar aan de voorlopige voorzieningenrechter voor te leggen, zodat we in ieder geval een voorlopig oordeel over die beweerdelijke rechten kunnen krijgen.
Ik ben bereid een dergelijk voorstel aan de bank te doen onder opschorting van de executie onder uw cliënte (…) mits ik van u mag vernemen dat uw cliënte niet tot ontbinding zal overgaan.
Op deze wijze ontstaat dan op relatief korte termijn duidelijkheid over het geschil tussen de bank en de curator zonder dat uw cliënte hiervan verder "de dupe" van hoeft te worden, maar dan geldt uiteraard wel dan indien de voorzieningenrechter tot het oordeel mocht komen dat het door de bank in deze te vragen verbod van executie dient te worden afgewezen, u niet tot ontbinding overgaat, maar de eertijds met de bank geaccordeerde termijnen aan de boedel zal voldoen. (…)
2.9. Faxbericht van 3 juni 2005 van de advocaat van WBVS aan de curator:
(…) In uw laatstgenoemde brief geeft u -kortgezegd- aan akkoord te gaan met een regeling welke inhoudt dat cliënte bij de 5 nog volgende termijnen van Brandhold B.V. telkens een gedeelte van die termijn, zijnde een bedrag ad € 25.000,-- per termijn, oftewel in totaliteit € 125.000,--, aan u zal voldoen.
Ik verzoek u mij schriftelijk per fax te willen bevestigen dat zulks juist is. Tevens verzoek ik u mij te willen bevestigen dat met betaling van het hiervoor genoemde bedrag, cliënte terzake van het door u gelegde executoriale derdenbeslag, volledig gekweten zal zijn, de betalingen bevrijdend hebben plaatsgevonden en u cliënte (in verband met de kwestie van de ING Bank) uitdrukkelijk vrijwaart. (…)
2.10. Brief van 7 juni 2005 van de curator aan de advocaat van WBVS:
Bij fax van 3 juni jl. heb ik u -per kerende post- laten weten te kunnen instemmen met de regeling zoals daarin door u namens uw cliënte verwoord. (…)
2.11. Faxbericht van 5 augustus 2005 van de advocaat van WBVS aan de curator:
(…) Voorts laat ik u voor de goede orde nog weten dat, zoals reeds vermeld, er sprake is van een aanmerkelijke vertraging in de werkzaamheden. Dientengevolge zal cliënte dan ook binnenkort wellicht de overeenkomst met Brandhold B.V. ontbinden. (…)
2.12. Bij brief van 18 augustus 2005 heeft de advocaat van WBVS onder meer het volgende aan Brandhold medegedeeld:
(…)
Ondertussen constateert cliënte dat de voortgang stokt en uw onderaannemers niet bereid zijn de door hen te verrichten werkzaamheden te hervatten. Cliënte wenst op uiterlijk vrijdag a.s. van u te vernemen op dit punt. Mocht u alsdan geen c.q. onvoldoende zekerheid kunnen geven of per maandag a.s. de uitvoering zal worden hervat en het werk tijdig kan worden opgeleverd, dan bericht ik u hierbij dat cliënte alsdan tot buitengerechtelijke ontbinding van bovengenoemde aannemingsovereenkomst overgaat wegens een tekortschieten in de correcte nakoming daarvan. U dient deze brief derhalve op te vatten als een ingebrekestelling. (…) Mag ik uiterlijk vrijdag 19 augustus 2005 17.00 uur van u vernemen? (…)
2.13. Bij e-mailbericht van 25 augustus 2005 heeft de advocaat van WBVS onder meer het volgende aan Brandhold medegedeeld:
(…) Uit de inhoud van uw brief leidt de woningbouwvereniging af dat Brandhold B.V. in gebreke zal blijven deugdelijk te presteren en ontbindt zij hierbij (nogmaals) de met Brandhold B.V. gesloten overeenkomst terzake de 13 appartementen te Burgum. (…)
2.14. WBVS heeft drie maal een bedrag van € 25.000,00 aan de curator voldaan. De twee laatste betalingen van elk € 25.000,00 heeft WBVS niet aan de curator voldaan.
2.15. Bij vonnis van deze rechtbank van 27 oktober 2005 is Brandhold in staat van faillissement verklaard. Er is in dat faillissement geen uitkering aan de (concurrente) crediteuren te verwachten.
3.1. De vordering van de curator strekt er -na vermeerdering van eis- toe, dat de rechtbank, bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad:
Primair:
WBVS zal veroordelen om aan de curator te betalen:
I. in hoofdsom een bedrag van € 50.000,00
II. vermeerderd met de wettelijke rente over:
a. een bedrag van € 25.000,00 vanaf 25 juli 2005;
b. een bedrag van € 25.000,00 vanaf 24 oktober 2005;
III. de buitengerechtelijke kosten ad € 1.200,00;
Subsidiair:
IV. te vernietigen de tussen de curator en WBVS gesloten overeenkomst van 3 juni 2005;
V. WBVS zal veroordelen om aan de curator te voldoen een bedrag van € 176.000,00, te vermeerderen met de daarover verschuldigd rente vanaf 1 december 2006;
Primair en subsidiair:
WBVS zal veroordelen in de kosten van het geding.
4. Het geschil en de beoordeling
4.1. Primair strekt de vordering van de curator tot nakoming van de overeenkomst van 3 juni 2005.
4.2. Partijen verschillen van mening omtrent de uitleg van de tussen hen gesloten overeenkomst van 3 juni 2005, zoals neergelegd in het sub 2.9 genoemde faxbericht van 3 juni 2005 van de advocaat van WBVS aan de curator.
4.3. Volgens de curator is met de overeenkomst van 3 juni 2005 een zelfstandige en directe verplichting van WBVS jegens de curator in de plaats gekomen van de verplichting van WBVS om op basis van het door de curator gelegde derdenbeslag aan de curator te voldoen hetgeen WBVS aan Brandhold B.V. verschuldigd is. Tegenover de door de curator verkregen zekerheid omtrent het door WBVS aan hem te betalen bedrag -te weten een in vijf termijnen te betalen bedrag van € 125.000,00- heeft de curator zijnerzijds genoegen genomen met betaling door WBVS van een lager bedrag dan waarop hij, uitgaande van het bedrag waarop het beslag doel had getroffen- eventueel aanspraak had kunnen maken.
De curator heeft voorts (subsidiair) aangevoerd, dat gegeven de feiten en omstandigheden waaronder de overeenkomst van 3 juni 2005 tot stand is gekomen, alsmede gelet op hetgeen partijen daarmee beoogd hebben te regelen, de overeenkomst van 3 juni 2005 niet de mogelijkheid aan WBVS open liet om zich eenzijdig aan de overeenkomst van 3 juni 2005 te kunnen onttrekken door zich op basis van de (niet nakoming van de) overeenkomst tussen Brandhold en WBVS van haar verplichtingen jegens de curator bevrijd te achten. Een dergelijk beroep zou bovendien gelet op de gegeven feiten en omstandigheden volgens de curator in strijd zijn met de redelijkheid en billijkheid. De curator heeft in dit verband verwezen naar het sub 2.8 bedoelde faxbericht van 2 juni 2005. Bij conclusie van repliek heeft de curator hier aan toegevoegd, dat WBVS door een afspraak met de curator te maken die juist moest voorkomen dat WBVS zich genoodzaakt zou zien de ontbinding jegens Brandhold in te roepen, zij jegens de curator afstand van recht heeft gedaan -althans haar recht heeft verwerkt- om zich alsnog op ontbinding van de overeenkomst met Brandhold te beroepen. Op grond van het voorgaande stelt de curator zich op het standpunt dat de ontbinding van de overeenkomst tussen WBVS en Brandhold hem niet regardeert, zodat hij op basis van de overeenkomst van 3 juni 2005 betaling vordert van de twee laatste termijnen van elk € 25.000,00.
4.4. WBVS heeft weersproken dat met de overeenkomst van 3 juni 2005 een zelfstandige en directe verplichting van WBVS jegens de curator in de plaats is gekomen van de verplichting van WBVS om op basis van het door de curator gelegde derdenbeslag aan de curator te voldoen hetgeen WBVS aan Brandhold verschuldigd is. Slechts is overeengekomen dat WBVS niet de volledige termijnen die zij aan Brandhold verschuldigd is/zou worden aan de curator behoefde te voldoen, maar slechts een bedrag van € 25.000,00 per termijn, derhalve in totaal maximaal € 125.000,00. Gelet op de ontbinding van de overeenkomst met Brandhold, is WBVS niet gehouden de laatste twee (onderhouds)termijnen aan Brandhold te voldoen en is zij dus ook niet gehouden om ter zake daarvan twee maal een bedrag van € 25.000,00 aan de curator te voldoen, aldus WBVS. De achtergrond van de overeenkomst was (enkel), dat de voltooiing van het bouwproject door Brandhold in gevaar zou komen indien WBVS niet meer rechtstreeks zou (mogen) betalen aan Brandhold omdat Brandhold daardoor niet meer aan haar financiële verplichtingen jegens haar schuldeisers (te weten de leveranciers van bouwmaterialen voor het project) zou kunnen voldoen. In dat geval lag ontbinding van de overeenkomst met Brandhold in de rede, in welk geval WBVS ook geen bedrag aan de curator verschuldigd zou zijn. WBVS heeft daarbij nog opgemerkt dat ten tijde van het leggen van het derdenbeslag reeds sprake was van een aanmerkelijke vertraging in de nakoming van de overeenkomst door Brandhold, zodat er reeds op dat moment een grond voor ontbinding van de overeenkomst tussen WBVS en Brandhold aanwezig was. Wat betreft het subsidiaire standpunt van de curator heeft WBVS onder verwijzing naar het voorgaande aangevoerd, dat een ontbinding door WBVS van de overeenkomst tussen Brandhold en WBVS wel tegen de curator kan worden ingeroepen.
4.5. Naar het oordeel van de rechtbank heeft de curator uit de hiervoor onder 2 vermelde brief- en faxwisseling mogen begrijpen dat WBVS zich verbonden heeft om in totaliteit een bedrag van € 125.000,00 aan de curator te voldoen, welk bedrag in vijf termijnen zou worden betaald en welk bedrag verschuldigd is ongeacht een eventuele ontbinding van de overeenkomst tussen Brandhold en WBVS. Indien er al sprake is van een dergelijke ontbinding -hetgeen de curator heeft weersproken met als argument dat er door WBVS geen redelijke termijn bij de ingebrekestelling van Brandhold in acht is genomen- dient deze ontbinding naar het oordeel van de rechtbank voor risico van WBVS te blijven. WBVS heeft de hiervoor bedoelde overeenkomst met de curator gesloten zonder daarbij enig voorbehoud te maken. Met name gelet op de inhoud van het sub 2.8 bedoelde faxbericht van de curator aan de advocaat van WBVS van 2 juni 2005 -waarin de curator aangeeft, dat hij er van uitgaat dat door WBVS niet tot ontbinding van de overeenkomst met Brandhold zal worden overgegaan- had het naar het oordeel van de rechtbank op de weg van WBVS gelegen om -indien gewenst- uitdrukkelijk een dergelijk voorbehoud te bedingen. De omstandigheid dat WBVS er zelf voor heeft gekozen om de overeenkomst met Brandhold te ontbinden, kan dan ook niet tegen de curator te worden ingeroepen. Op grond van het voorgaande zal de primaire vordering strekkende tot betaling van een bedrag van € 50.000,00 worden toegewezen.
4.6. De gevorderde buitengerechtelijke incassokosten van € 1.200,00 zullen worden afgewezen. De curator heeft nagelaten om -conform het rapport "Voorwerk II"- zijn vordering op dit punt nader te onderbouwen door een specificatie in het geding te brengen van de aan de beweerdelijk verrichte buitengerechtelijke werkzaamheden bestede uren en/of het toepasselijke uurtarief.
4.7. WBVS zal als de in het ongelijk te stellen partij worden veroordeeld in de kosten van het geding.
5.1. veroordeelt WBVS om aan de curator een bedrag van € 50.000,00 te voldoen, te vermeerderen met de wettelijke rente over een bedrag van € 25.000,00 vanaf 25 juli 2005 tot aan de dag der algehele voldoening, alsmede met de wettelijke rente over een bedrag van € 25.000,00 vanaf 24 oktober 2005 tot aan de dag der algehele voldoening,
5.2. veroordeelt WBVS in de kosten van het geding, aan de zijde van de curator vastgesteld op € 1.209,87 aan verschotten en op € 1.788,00 aan salaris procureur,
5.3. verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.4. wijst af het anders of meer gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. G.A.M. Peper en in het openbaar door de rolrechter uitgesproken op 4 juli 2007.?