ECLI:NL:RBLEE:2007:BA7452

Rechtbank Leeuwarden

Datum uitspraak
5 juni 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
AWB06/1292
Instantie
Rechtbank Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Winstuitdeling aan aandeelhouder door wijziging vordering op dochtervennootschap

In deze zaak heeft de Rechtbank Leeuwarden op 5 juni 2007 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiser, een aandeelhouder van Beheer B.V., en de inspecteur van de Belastingdienst. De zaak betreft een navorderingsaanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen voor het jaar 2002, waarbij eiser een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 42.314 en een belastbaar inkomen uit aanmerkelijk belang van € 100.472 had. De inspecteur legde een boete op van € 12.559, die eiser aanvecht.

De rechtbank heeft vastgesteld dat eiser in 2002 een volwaardige vordering op Beheer B.V. had, die door de inspecteur werd omgezet in een onvolwaardige vordering op de inmiddels geliquideerde dochtervennootschap [Y] B.V. De rechtbank oordeelt dat deze wijziging heeft geleid tot een winstuitdeling aan eiser, wat in strijd is met de fiscale wetgeving. De rechtbank concludeert dat de inspecteur terecht een navorderingsaanslag heeft opgelegd, omdat er sprake was van een nieuw feit dat navordering rechtvaardigt.

Eiser heeft betoogd dat hij de vereiste aangifte heeft gedaan, maar de rechtbank oordeelt dat hij niet aan zijn aangifteverplichtingen heeft voldaan. De rechtbank stelt vast dat de inspecteur niet heeft aangetoond dat er sprake was van opzet, maar wel van grove schuld aan de zijde van eiser. De opgelegde boete wordt daarom verminderd van 50% naar 25% van de nagevorderde belasting, en vastgesteld op € 5.651. De rechtbank verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak op bezwaar die betrekking heeft op de boetebeschikking, en gelast dat de Staat der Nederlanden het door eiser betaalde griffierecht vergoedt.

Uitspraak

RECHTBANK LEEUWARDEN
Sector bestuursrecht, belastingkamer
Procedurenummer: AWB06/1292
Uitspraakdatum: 5 juni 2007
Uitspraak als bedoeld in afdeling 8.2.6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in het geding tussen
[eiser], wonende te [woonplaats], eiser,
en
de inspecteur van de Belastingdienst/Noord/kantoor Groningen, verweerder.
Procesverloop
1.1. Verweerder heeft aan eiser voor het jaar 2002 een navorderingsaanslag (aanslagnummer [nummer].H.27) inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen opgelegd, berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 42.314 en een belastbaar inkomen uit aanmerkelijk belang van € 100.472, alsmede bij beschikking een boete van € 12.559.
1.2. Verweerder heeft bij in één geschrift vervatte uitspraken op bezwaar van 1 mei 2006 de navorderingsaanslag en de boetebeschikking gehandhaafd.
1.3. Eiser heeft daartegen bij brief van 30 mei 2006, ontvangen bij de rechtbank op 31 mei 2006, beroep ingesteld.
1.4. Verweerder heeft de op de zaak betrekking hebbende stukken overgelegd en een verweerschrift ingediend.
1.5. Eiser heeft vóór de zitting nadere stukken ingediend. Deze stukken zijn in afschrift verstrekt aan verweerder.
1.6. Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 13 maart 2007 te Leeuwarden.
Eiser is daar in persoon verschenen. Namens verweerder zijn verschenen drs J. Robertus en J. Hut.
1.7. Partijen hebben ter zitting een pleitnota voorgedragen en exemplaren daarvan overgelegd aan de rechtbank en aan elkaar. Verweerder heeft verklaard geen bezwaar te hebben tegen overlegging van de bij de pleitnota van eiser behorende bijlagen.
Motivering
Feiten
Op grond van de stukken van het geding en het verhandelde ter zitting staat het volgende vast:
2.1. Eiser, geboren in 1946, genoot in het jaar 2002 loon uit dienstbetrekking. Hij bezat alle aandelen in [X] Beheer B.V. (hierna: Beheer B.V.). Beheer B.V. is op 12 oktober 1995 opgericht. Eiser is enig aandeelhouder. Het doel van Beheer B.V. is het beheren van een stamrechtkapitaal en het doen van stamrechtuitkeringen.
Tot 1 november 1995 was eiser in dienstbetrekking werkzaam bij een derde. Toen deze dienstbetrekking werd beëindigd is eiser een stamrecht toegekend van f.300.000. Er is vervolgens een stamrechtovereenkomst tot stand gebracht en het bedrag van f.300.000 is in Beheer B.V. gestort.
2.2. In de jaarrekening over 1996 van Beheer B.V. is vermeld dat het aandelenkapitaal van f.40.000 in een rekening-courantverhouding met eiser is geboekt.
2.3. Tot 1 januari 1997 genoot eiser winst uit onderneming uit een eenmanszaak welke handelde onder de naam [Y]. De eenmanszaak is met ingang van 1 januari 1997 tegen boekwaarden ingebracht in [Y] B.V. Deze besloten vennootschap is op 12 augustus 1997 opgericht door Beheer B.V.
Het doel van [Y] B.V. is het exploiteren van een handelsdrukkerij, het ontwikkelen van direct mailing concepten, mailingen en databeheer voor derden en alles wat daarmee verband houdt.
2.4. In de als eenmanszaak gedreven onderneming [Y] werd over het jaar 1996 een verlies geleden van f.81.570.
2.5. Ten tijde van de inbreng van de eenmanszaak in [Y] B.V. had eiser in de eenmanzaak een negatief kapitaal van f.78.436 en een lening van f.28.610. Deze bedragen alsmede het te storten aandelenkapitaal ad f.40.000 zijn op de openingsbalans van [Y] B.V. geboekt in rekening-courant als schuld van eiser aan de vennootschap. Binnen de fiscale eenheid wordt deze schuld van in totaal f.147.046 geboekt als een schuld aan Beheer B.V. Deze debetstand beloopt afgerond f.223.477 per 31 december 1997, f.229.811 per 31 december 1998 en f.221.854 per 31 december 1999.
2.6. Met ingang van 12 augustus 1997 is sprake van een fiscale eenheid voor de vennootschapsbelasting tussen Beheer B.V. en [Y] B.V.
2.7. [Y] B.V. is op 18 juli 2000 failliet verklaard. Het faillissement is op 21 mei 2002 opgeheven bij gebrek aan baten. [Y] B.V. is daarna ontbonden.
2.8. Van [Y] B.V. zijn vanaf 1999 geen jaarstukken meer opgemaakt. Bij de aangifte vennootschapsbelasting voor het jaar 1999 zijn jaarstukken van Beheer B.V. gevoegd; deze jaarstukken hebben als dagtekening 18 oktober 2001 en vermelden een schuld van eiser aan Beheer B.V. van f.221.854.
2.9. Na de ontbinding van [Y] B.V. wordt bij verweerder op 4 februari 2003 een verbeterde aangifte vennootschapsbelasting 1999 met verbeterde jaarstukken over 1999 van Beheer B.V. ingediend in dier voege dat op de balans per 31 december 1999 de schuld ad f.221.854 van eiser aan Beheer B.V. is gewijzigd in een vordering van eiser op Beheer B.V. van f.28.600. De beginbalans is niet gewijzigd. In de oorspronkelijk ingediende jaarstukken over 1999 was een vordering van Beheer B.V. vermeld op eiser van f.221.854 en een vordering op [Y] B.V. van f.90.983.
2.10. In de verbeterde jaarstukken is in de toelichting bij de balans over de rekening-courant met eiser het volgende vermeld:
Saldo per 1 januari 1999 f.229.811,37
Af: correctie 1997 verrekening eenmanszaak f. 74.365,79
correctie 1997 saldo [Y] "147.046,00
correctie 1998 lening aan [Y] " 22.000,00
correctie l998 lening aan [Y] " 15.000,00
"258..411,79
Saldo per 31 december 1999 -/- 28.600,42
Dezelfde wijzigingen zijn verwerkt in de rekening-courant-relatie tussen Beheer B.V. en [Y] B.V. Als gevolg daarvan wordt de vordering die Beheer B.V. op [Y] B.V. had verhoogd van f.90.983 naar f.316.438.
2.11. Verweerder heeft de verbeterde aangifte 1999 met de daarbij gevoegde verbeterde jaarstukken aangemerkt als een bezwaarschrift tegen de aanslag vennootschapsbelasting voor het jaar 1999 dan wel tegen de verliesbeschikking vennootschapsbelasting voor dat jaar.
2.12. Op 4 februari 2003 zijn aan verweerder de jaarstukken over 2000 van Beheer B.V. toegezonden waarin een belastbaar bedrag van negatief f.373.485 was vermeld.
Bij brief van 15 september 2003 bericht verweerder de toenmalige gemachtigde van Beheer B.V. als volgt.
Zoals ik u reeds telefonisch heb medegedeeld ben ik van plan het bij de aanslag vennootschapsbelasting 2000 vastgestelde verlies aan te passen. De reden daarvoor is het volgende.
In de aangifte heeft u de vordering in rekening-courant op de dochtervennootschap [Y] BV geheel ten laste van het resultaat gebracht, dit wegens het faillissement van de dochtervennootschap. Ook het opgeofferd bedrag ad f.40.000 is om deze reden afgeboekt.
Beide bedragen hadden niet afgeboekt mogen worden. Ten tijde van het faillissement van [Y] BV bestond de fiscale eenheid tussen [X]beheer BV en [Y] BV nog. In fiscale zin was er dus geen sprake van een onderlinge rekening-courantverhouding en deelneming. (.....)
Ik zal het vastgestelde verlies verlagen met f.356.438 en nader vast stellen op f.17.048.
2.13. De gemachtigde reageert hierop bij brief van 30 september 2003 als volgt.
Naar aanleiding van uw brief, d.d. 15 september 2003, het volgende.
In het nog af te werken rapport van 2001, zullen we de rekening-courant verhouding corrigeren naar de juiste posities. Over een eventuele vordering van [X] Beheer B.V. richting de heer [eiser], zullen dan duidelijke afspraken worden gemaakt. Het is van de heer [eiser] nooit de bedoeling geweest moedwillig een en ander foutief te corrigeren.
2.14. Met dagtekening 8 november 2003 is het verlies nader vastgesteld op f.17.048.
2.15. Op 25 april 2005 is de aangifte vennootschapsbelasting voor het jaar 2003 van Beheer B.V. ingediend. Bij deze aangifte is de jaarrekening 2003 gevoegd, welke is opgesteld door een accountantskantoor. In deze jaarstukken is per 1 januari 2003 met de vermelding 'correctie afboeking faillissement [Y]' een correctie aangebracht op het beginvermogen ten bedrage van € 100.472.
2.16. De aanslag vennootschapsbelasting 2003 ten name van Beheer B.V. is conform de aangifte opgelegd waarbij het verlies voor dat jaar is vastgesteld op € 8.119.
2.17. Bij brief van 6 december 2004 bericht verweerder aan eiser dat hij voornemens is een navorderingsaanslag inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen 2002 op te leggen met een boete van 50%. In deze brief is onder meer vermeld dat uit de toelichting op de gecorrigeerde jaarrekening 1999 blijkt dat bedragen worden overgeboekt van de rekening-courantvordering op eiser naar de rekening-courant vordering op [Y] B.V. en dat de volwaardige schuld die eiser had aan Beheer B.V. daarmee is getransformeerd tot een schuld van eiser aan de inmiddels failliete [Y] B.V. waarmee Beheer een volwaardige vordering heeft omgezet in een waardeloze vordering. Verweerder stelt in deze brief dat de vordering van de moedervennootschap naar de failliete dochtervennootschap is verplaatst om eiser van zijn schuld aan Beheer B.V. te bevrijden en dat dit is gebeurd vanwege de aandeelhoudersrelatie. Verweerder stelt zich op het standpunt dat sprake is van een uitdeling tot een bedrag van € 100.472 (f.221.411).
Namens eiser heeft de accountant gereageerd bij brief van 23 december 2004 waarin wordt verzocht af te zien van de navordering. Na een reactie van verweerder van 20 januari 2005 verzoekt de accountant van eiser op 1 februari 2005 om uitstel voor verdere motivering tot 1 maart 2005. Deze motivering is neergelegd in een schrijven van 1 maart 2005
2.18. Met dagtekening 1 juli 2005 is de onderhavige navorderingsaanslag opgelegd met, bij beschikking, een boete van 50 procent.
Nadat tijdig bezwaar is ingesteld en nadat er diverse brieven zijn gewisseld vermeldt de accountant in een brief van 9 december 2005 aan verweerder dat het aangegeven inkomen van eiser over 2002 gecorrigeerd dient te worden met € 37.645.
Na een onderzoek van de controlerend ambtenaar op het kantoor van de accountant komt verweerder tot de slotsom dat de navorderingsaanslag niet te hoog is. Van het onderzoek is een rapport opgemaakt. In dit rapport is vermeld dat de gestelde uitdeling tot een bedrag van in totaal € 48.574 niet wordt bestreden.
2.19. De aangifte vennootschapsbelasting van Beheer B.V. voor het jaar 2000 is op 30 december 2002 door verweerder ontvangen en de ontvangst daarvan is op 3 januari 2003 administratief geregistreerd.
2.20. Bijlage 37 bij het verweerschrift is een kopie van een ongedateerd schrijven van eiser aan de heer Heikens Jr. (de rechtbank begrijpt Heijs/de toenmalige adviseur van eiser) waarin onder meer het volgende is vermeld.
Is het mogelijk dat ik (alsnog) een salarisvordering (op papier) inbreng, waardoor de rekeningcourantverhouding eventueel recht getrokken kan worden.
Bijlage 38 bij het verweerschrift is een kopie van een schrijven d.d. 10 februari 2001 van eiser aan de curator in het faillissement van [Y] B.V. waarin eiser zich op het standpunt stelt dat hij nog achterstallig loon en huur van [Y] B.V. wil vorderen.
Geschil
3.1. Het geschil betreft het antwoord op de volgende vragen.
Is sprake van een nieuw feit dat navordering rechtvaardigt?
Heeft eiser de vereiste aangifte gedaan?
Is de onderhavige navorderingsaanslag terecht en tot het juiste bedrag opgelegd?
Heeft verweerder terecht een boete opgelegd en zo ja, is die boete niet te hoog?
3.2. Eiser concludeert tot gegrondverklaring van het beroep, vernietiging van de uitspraak op bezwaar en vernietiging van de navorderingsaanslag.
Verweerder concludeert tot ongegrondverklaring van het beroep.
Beoordeling van het geschil
4.1. Verweerder heeft gesteld dat de aangifte inkomstenbelasting welke eiser voor het onderhavige jaar heeft ingediend een verzorgde indruk maakt en voorts dat bij automatische selectie geen risico's werden geconstateerd op grond waarvan die aangifte traditioneel zou moeten worden beoordeeld. Dit laatste acht de rechtbank aannemelijk.
De oorspronkelijk aan eiser opgelegde aanslag in de inkomstenbelasting voor het jaar 2002 is conform de ingediende aangifte met dagtekening 23 juli 2003 opgelegd.
4.2. Op 4 februari 2003 is een verbeterde aangifte vennootschapsbelasting 1999 met verbeterde jaarstukken over 1999 van Beheer B.V. ingediend; deze stukken zijn door de belastingdienst aangemerkt als een bezwaarschrift tegen de aanslag vennootschapsbelasting voor het jaar 1999. Bij de aangifte vennootschapsbelasting voor het jaar 2000 van Beheer B.V. waren zogenoemde standaardjaarstukken gevoegd waarin een negatief belastbaar bedrag van f.373.486 is vermeld.
De jaarrekening over 2000 van Beheer B.V. is eveneens op 4 februari 2003 aan de belastingdienst gezonden. Deze jaarrekening sluit aan bij voormelde standaardjaarstukken.
4.3. Over het verloop van deze bezwaarprocedure heeft de aanslagregelend ambtenaar aantekeningen gemaakt welke zijn neergelegd in een notitie die als bijlage 14 bij het verweerschrift is gevoegd.
Hieruit leidt de rechtbank af dat verweerder eerst begin september 2003 stukken had ontvangen van de zijde van eiser die konden leiden tot het oordeel dat de aan eiser oorspronkelijk opgelegde aanslag inkomstenbelasting voor het jaar 2002 te laag was vastgesteld.
Gelet op het vorenstaande is de rechtbank van oordeel dat de inspecteur beschikte over een navordering rechtvaardigend nieuw feit.
4.4. Uiteindelijk heeft de toenmalige gemachtigde van eiser in de brief van 9 december 2005 erkend dat het inkomen in elk geval € 37.645 te laag is vastgesteld. Eiser had aangifte gedaan van een inkomen van € 42.314. De rechtbank is van oordeel dat eiser zowel in absolute zin als in relatieve zin een te laag inkomen in zijn aangifte heeft verantwoord en derhalve niet de vereiste aangifte heeft gedaan.
4.5. Ingevolge het bepaalde in artikel 27e van de Algemene wet inzake rijksbelastingen verklaart de rechtbank het beroep dan ongegrond tenzij is gebleken dat en in hoeverre de uitspraak op het bezwaar onjuist is. Het ligt derhalve op de weg van eiser om overtuigend te doen blijken dat de uitspraak van verweerder niet in stand kan blijven.
4.6. Uit de feiten die hiervoor onder 2.5. tot en met 2.15. zijn vermeld leidt de rechtbank af dat bedragen welke eiser in rekening-courant schuldig was aan Beheer B.V. in de zogenoemde verbeterde jaarstukken zijn getransformeerd in een vordering van Beheer B.V. op de in 2002 na het faillissement ontbonden vennootschap [Y] B.V. Gesteld noch gebleken is dat voormelde vorderingen welke Beheer B.V. had op haar aandeelhouder onvolwaardig waren. Het staat voorts vast dat [Y] B.V. geen schulden meer zal voldoen, derhalve ook niet de schuld aan Beheer B.V. die is ontstaan door de correcties die zijn aangebracht in de oorspronkelijke jaarstukken. Door dit handelen is Beheer B.V. verarmd nu zij een volwaardige vordering op haar aandeelhouder heeft verruild voor een onvolwaardige vordering op een niet meer bestaande dochtervennootschap. Hierdoor is eiser als aandeelhouder van Beheer B.V. verrijkt. Immers is eiser bevrijd van de schuld die hij aan Beheer B.V. had. De rechtbank is van oordeel dat Beheer B.V. en eiser zich ervan bewust moeten zijn geweest dat Beheer B.V. verarmde en haar aandeelhouder werd verrijkt. Hetgeen eiser heeft aangevoerd kan niet leiden tot een ander oordeel op dit punt.
4.7. Zoals de Hoge Raad heeft beslist in zijn arrest van 1 november 1989, nr 25 774, gepubliceerd in BNB 1990/64, dient voor de beoordeling van de vraag of van een winstuitdeling sprake is tevens tot de winst te worden gerekend het gedeelte van de vorderingen van de crediteuren dat niet meer verhaalbaar is.
4.8. Desgevraagd heeft verweerder gesteld dat eiser tevens crediteur is van Beheer B.V. in verband met de stamrechtverplichting en dat dit deel van de schulden van de vennootschap niet meer betaald zal kunnen worden. De rechtbank is van oordeel dat dit geen onjuist uitgangspunt is van verweerder zodat, mede gelet op het vorenstaande, sprake is geweest van een uitdeling van winst door Beheer B.V. aan haar aandeelhouder.
4.9. Verweerder heeft zich primair op het standpunt gesteld dat de uitdeling f.221.411 (f.147.046 + f.74.365 - zie hiervoor onder 2.10.) beloopt. Op eiser rust de last overtuigend aan te tonen dat dit bedrag te hoog is. Daarin is hij niet geslaagd. Verweerder stelt zich naar het oordeel van de rechtbank terecht op het standpunt dat in het bedrag van f.147.046 een bedrag van f.40.000 is begrepen (zie 2.2. hiervoor) welk bedrag eiser in 1997 schuldig is gebleven aan Beheer B.V. Eiser heeft niet bewezen dat dit anders is. Ook overigens heeft eiser niet aannemelijk gemaakt, laat staan overtuigend aangetoond dat verweerder het bedrag van de uitdeling te hoog heeft vastgesteld.
4.10. Verweerder heeft zich op het standpunt gesteld dat de beslissing om een volwaardige vordering op eiser te wijzigen in een waardeloze vordering op [Y] B.V. is genomen in het tweede halfjaar 2002. De rechtbank heeft geen reden verweerder hierin niet te volgen.
Eiser heeft niet aangetoond dat verweerder ten onrechte ervan is uitgegaan dat het belastbare feit zich in 2002 heeft voorgedaan. De stelling van eiser dat de navorderingstermijn als neergelegd in artikel 16, lid 3 dan wel lid 4, van de Algemene wet inzake rijksbelastingen is verstreken snijdt derhalve geen hout en wordt verworpen.
4.11. Van de zijde van verweerder is naar aanleiding van het tegen de onderhavige navorderingsaanslag ingediende bezwaarschrift in maart 2006 een onderzoek ingesteld ten kantore van de toenmalige adviseur van eiser waarvan met dagtekening 6 april 2006 een rapport is opgemaakt. De rechtbank verwerpt de stelling van eiser dat dit onderzoek niet deugdelijk is geweest. Hetgeen eiser op dit punt heeft gesteld is daartoe onvoldoende. Overigens is de navorderingsaanslag die thans in geding is niet opgelegd naar aanleiding van dit onderzoek maar is het onderzoek ingesteld om het bezwaar van eiser nader te beoordelen.
4.12. Voorzover eiser heeft bedoeld te stellen dat verweerder enig algemeen beginsel van behoorlijk bestuur heeft geschonden is de rechtbank van oordeel dat eiser onvoldoende concrete feiten heeft gesteld om te oordelen dat daarvan sprake is geweest terwijl van een dergelijke schending ook overigens niet is gebleken.
4.13. In artikel 67e van de Algemene wet inzake rijksbelastingen, voor zover hier van belang, is het volgende bepaald.
1. Indien het met betrekking tot een belasting welke bij wege van aanslag wordt geheven aan opzet of grove schuld van de belastingplichtige is te wijten dat de aanslag tot een te laag bedrag is vastgesteld of anderszins te weinig belasting is geheven, vormt dit een vergrijp ter zake waarvan de inspecteur hem, gelijktijdig met de vaststelling van de navorderingsaanslag, een boete kan opleggen van ten hoogtste 100 percent van de in het tweede lid omschreven grondslag voor de boete.
2. De grondslag van de boete wordt gevormd door:
a. het bedrag van de navorderingsaanslag (….)
In §25 van het Besluit Bestuurlijke Boeten Belastingdienst 1998 (het BBBB) is onder meer het volgende bepaald.
1.Vergrijpboeten kunnen alleen worden opgelegd indien sprake is van grove schuld of opzet. (….)
Grove schuld is een in laakbaarheid aan opzet grenzende mate van verwijtbaarheid en omvat mede grove onachtzaamheid.
2. In geval van grove schuld legt de inspecteur een vergrijpboete op van 25 procent.
In §27 van het BBBB is bepaald dat met betrekking tot belastingen die bij wege van aanslag worden geheven de inspecteur gelijktijdig met het vaststellen van de navorderingsaanslag een vergrijpboete oplegt indien het aan opzet of grove schuld van belanghebbende is te wijten dat de aanslag tot een te laag bedrag is vastgesteld of anderszins te weinig belasting is geheven.
4.14. Verweerder, op wie in deze de bewijslast rust, heeft naar het oordeel van de rechtbank niet aannemelijk gemaakt dat in het onderhavige geval sprake is geweest van opzet van de zijde van eiser. Gelet op hetgeen hiervoor onder 4.13. is vermeld is de boete derhalve tot een te hoog bedrag opgelegd.
4.15. De rechtbank is van oordeel dat verweerder voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat van de zijde van eiser sprake is geweest van grove schuld en dat als gevolg daarvan de oorspronkelijk voor het jaar 2002 aan eiser opgelegde aanslag tot een te laag bedrag is vastgesteld. Naar het oordeel van de rechtbank is sprake van grove onachtzaamheid van eiser als gevolg waarvan de oorspronkelijk aan eiser voor het jaar 2002 opgelegde aanslag tot een te laag bedrag is vastgesteld. Daarbij neemt de rechtbank in aanmerking dat eiser had behoren te beseffen dat de aangebrachte correcties in de rekening-courantverhouding fiscale gevolgen zouden hebben.
Daarbij slaat de rechtbank voorts acht op hetgeen is vermeld in het hiervoor onder 2.20. vermelde schrijven van eiser en de brief van eiser aan de curator in het faillissement van [Y] B.V., eveneens hiervoor onder 2.20. geciteerd. Uit laatstgenoemde brief leidt de rechtbank af dat eiser daarin bedoelt te stellen dat hij zijn schuld aan [Y] B.V. wil compenseren met de gestelde loon- en huurvorderingen waarvan het bestaan overigens niet aannemelijk is gemaakt.
4.16. De opgelegde boete beloopt 50 procent. Daarbij is verweerder uitgegaan van opzet. Nu naar het oordeel van de rechtbank sprake is van grove schuld van eiser dient de boete te worden verminderd. Voor dat geval acht de rechtbank een boete van 25 procent van de nagevorderde belasting passend en geboden.
4.17. Bij brief van 6 december 2004 heeft verweerder aangekondigd dat hij een boete zal opleggen. De redelijke termijn als bedoeld in artikel 6, eerste lid, van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden, is daarmee aangevangen. De dagtekening van de onderhavige uitspraak is 5 juni 2007. Zoals de Hoge Raad heeft beslist in zijn arrest van 22 april 2005, nr. 37 984, gepubliceerd in BNB 2005/337, heeft voor de berechting van een zaak in eerste aanleg als uitgangspunt te gelden dat deze niet binnen een redelijke termijn geschiedt indien de rechtbank niet binnen twee jaar nadat die termijn is aangevangen uitspraak doet, tenzij sprake is van nader genoemde bijzondere omstandigheden.
Gelet op het vorenstaande is in het onderhavige geval sprake van een overschrijding van de termijn van twee jaar. Van bijzondere omstandigheden die een verlenging van die termijn rechtvaardigen is niet gebleken. De rechtbank is van oordeel dat de overschrijding van de termijn aan verweerder dient te worden toegerekend. Voor dat geval zal de rechtbank de boete verminderen met 10 procent en vaststellen op € 5.651.
Gelet op het vorenoverwogene dient het beroep gegrond te worden verklaard.
De rechtbank merkt nog op dat de beschikking vaststelling verlies voor het jaar 2000 ten name van Beheer B.V. niet kan worden betrokken in het onderhavige geschil.
Proceskosten
De rechtbank ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling op de voet van artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht nu eiser ter zitting heeft verklaard daarvan af te zien.
Beslissing
De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt de uitspraak op bezwaar die ziet op de boetebeschikking;
- vermindert de boete tot € 5.651 en bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van
het vernietigde besluit;
- gelast dat de Staat der Nederlanden (Ministerie van Financiën) het door eiser betaalde
Griffierecht van € 38 vergoedt.
Deze uitspraak is gedaan op 5 juni 2007 door mr. B.A.E.G.Geel-Cieraad , mr. U. van Houten en mr. J.W.Keuning, rechters, en op dezelfde dag in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van mr. M. Hiemstra, griffier.
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum:
- hoger beroep instellen bij het gerechtshof te Leeuwarden (belastingkamer), Postbus 1704, 8901 CA Leeuwarden.
Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:
1 - bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd.
2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. een dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;
d. de gronden van het hoger beroep.