ECLI:NL:RBLEE:2007:BA6589

Rechtbank Leeuwarden

Datum uitspraak
31 mei 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
07/822 en 07/823
Instantie
Rechtbank Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening+bodemzaak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening en beroep inzake subsidieaanvraag voor toeristische e-business

In deze zaak heeft de Rechtbank Leeuwarden op 31 mei 2007 uitspraak gedaan in een verzoek om een voorlopige voorziening en een beroep tegen een besluit van het college van gedeputeerde staten van Fryslân. Verzoekster, Bookall B.V., gevestigd te Sneek, had bezwaar gemaakt tegen de niet-ontvankelijkverklaring van haar bezwaarschrift met betrekking tot een subsidieaanvraag voor het project 'Toeristische E-business in Fryslân' (TEF) dat aan de VVV Ameland was verleend. De rechtbank oordeelde dat verzoekster niet als belanghebbende kon worden aangemerkt, omdat het project TEF zich niet richtte op hetzelfde marktsegment als het boekingssysteem dat verzoekster had ontwikkeld. De voorzieningenrechter concludeerde dat de verschillen tussen het project TEF en het boekingssysteem van verzoekster zodanig waren dat de verleende subsidie niet gericht was op het ontstaan van een concurrerend aanbod. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en wees het verzoek om een voorlopige voorziening af. De uitspraak is gedaan op basis van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), waarbij de voorzieningenrechter zich baseerde op de relevante artikelen en jurisprudentie. De rechtbank oordeelde dat verzoekster niet voldeed aan de vereisten om als belanghebbende te worden aangemerkt, en dat er geen termen aanwezig waren om een partij te veroordelen in de proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK LEEUWARDEN
Sector bestuursrecht
Procedurenummers: AWB 07/822 en 07/823
uitspraak van 31 mei 2007 van de voorzieningenrechter op grond van artikel 8:84 en 8:86 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb)
inzake het geding tussen
Bookall B.V.,
gevestigd te Sneek,
verzoekster,
gemachtigde: mr. I. van der Meer, advocaat te Leeuwarden,
en
het college van gedeputeerde staten van Fryslân,
verweerder,
gemachtigde: mr. J.V. van Ophem, advocaat te Leeuwarden.
Procesverloop
Bij brief van 21 maart 2007 heeft verweerder verzoekster mededeling gedaan van een besluit op bezwaar waarbij het bezwaarschrift van verzoekster met toepassing van art. 1:2 lid 1 Awb niet-ontvankelijk is verklaard.
Verzoekster heeft tegen dit besluit bij brief van 3 april 2007 een beroepschrift ingediend. Tevens heeft verzoekster zich bij brief van gelijke datum tot de voorzieningenrechter gewend met het verzoek om op grond van art. 8:81 lid 1 Awb een voorlopige voorziening te treffen.
Het verzoek is ter zitting behandeld op 25 april 2007. Voor verzoekster
zijn verschenen de gemachtigde alsmede [naam] en [naam]. Namens verweerder zijn gemachtigde en M.D. Ledegang en J.J. Lottgering verschenen. Namens de VVV Ameland die op de voet van art. 8:26 Awb als [belanghebbende] aan het geding deelneemt zijn verschenen [[naam]], [[naam]] en [naam].
Motivering
Op grond van art. 8:81 lid 1 Awb kan de voorzieningenrechter van de rechtbank die bevoegd is of kan worden in de hoofdzaak, op verzoek een voorlopige voorziening treffen indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist.
Ten aanzien van de ontvankelijkheid van het verzoek overweegt de voorzieningenrechter dat niet is gebleken van beletselen om verzoekster te kunnen ontvangen. Voorts is genoegzaam aangetoond dat verzoeker een spoedeisend belang heeft bij de gevraagde voorlopige voorziening.
Indien, zoals in het onderhavige geval, het verzoek om een voorlopige voorziening wordt gedaan terwijl beroep bij de rechtbank is ingesteld, kan de voorzieningenrechter op grond van art. 8:86 lid 1 Awb onmiddellijk uitspraak doen in de hoofdzaak, indien hij van oordeel is dat na de zitting nader onderzoek redelijkerwijs niet kan bijdragen aan de beoordeling van de zaak. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter is dit het geval. De voorzieningenrechter zal daarom onmiddellijk uitspraak doen in de hoofdzaak.
De voorzieningenrechter baseert zich bij zijn oordeelsvorming op onderstaande feiten en omstandigheden.
Bij subsidieaanvraagformulier van 1 september 2006 heeft de VVV Ameland verweerder verzocht om in aanmerking te worden gebracht voor subsidie voor het project "Toeristische E-business in Fryslân". Bij brief van 1 november 2006 heeft verweerder positief op die aanvraag beslist en de VVV Ameland op grond van het Regionaal Innovatie Programma Fryslân ("Fryslan Fernijt") een subsidie onder voorwaarden toegekend van € 174.375,--.
Namens verzoekster is tegen dat besluit een bezwaarschrift ingediend dat bij het bestreden besluit niet-ontvankelijk is verklaard omdat verzoekster volgens verweerder niet als belanghebbende in de zin van art. 1:2 lid 1 Awb kan worden aangemerkt. Verzoekster heeft op in beroep aangevoerde gronden het standpunt van verweerder bestreden.
De voorzieningenrechter overweegt ter zake het volgende.
Ingevolge art. 1:2 lid 1 Awb wordt onder belanghebbende verstaan degene wiens belang rechtstreeks bij een besluit is betrokken. Onder een rechtstreeks betrokken belang dient te worden verstaan een belang dat persoonlijk, objectief bepaalbaar, concreet en actueel is en dat een eigen belang betreft waarin de betrokkene direct is geraakt. Gelet op jurisprudentie van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State ( AbRvS 17 mei 2001, AB 2002, 58 en AbRvS 14 februari 2007, LJN AZ8484) dient, wil verzoekster op grond van haar concurrentiepositie als belanghebbende bij verlening van subsidie worden aangemerkt, sprake te zijn van de volgende vereisten: de subsidie dient rechtstreeks te zijn gericht op het met de bedrijfsactiviteiten van verzoekster concurrerende aanbod; het aanbod richt zich op hetzelfde marktsegment als waarop verzoekster actief is en als gevolg het verstrekken van de subsidie dreigt voor verzoekster omzetverlies.
Het project "Toeristische E-business in Fryslân" (TEF) waarvoor aan de VVV Ameland subsidie is verleend heeft blijkens de stukken als doel om te komen tot een zogenoemde informatie/boekingsparaplu via internet: een toerist wordt de mogelijkheid geboden om zijn vakantie via één kanaal integraal te boeken (zowel de accommodatie als bootkaartje, fietsverhuur, restaurant, excursie e.d.). Daartoe dienen zogenoemde interfaces te worden gebouwd om diverse al dan niet bestaande (boekings-)systemen met elkaar te laten communiceren. Het project is verder bedoeld om ervaring op te doen met nieuwe boekingsmethoden via mobiele telefoon of terminal en met een digitale toeristenpas. Het project wordt uitgevoerd in samenwerking met de VVV Lauwersland/kantoor Dokkum terwijl TNO ICT en de Internetacademie in Leeuwarden als adviseurs optreden. De software wordt geleverd door het bedrijf Feratel. Het project richt zich nadrukkelijk op Ameland en het Lauwersland gebied en dient als opstap/voorbereiding voor een Fryslânbreed systeem.
Verzoekster heeft blijkens de stukken zelf een boekingssysteem ontwikkeld onder de naam www.bookfriesland.nl. Verzoekster probeert met name de kleine Friese recreatieondernemers aan zich te binden om zodoende de boekingen ten behoeve van de bedrijven van deze ondernemers via haar site te laten lopen. De site is sinds januari 2007 in gebruik en maakt het mogelijk om direct online te boeken.
De voorzieningenrechter is van oordeel dat de verschillen tussen het project TEF en het boekingssysteem van verzoekster zodanig zijn dat niet kan worden gezegd dat de verleende subsidie is gericht op het ontstaan van een concurrerend aanbod. Zo bestaat het project TEF, naast een integraal boekingssysteem voor diverse toeristische accommodaties en activiteiten, uit nieuwe boekingsmethoden via mobiel telefoon en terminal en de introductie van een digitale toeristenpas. Hoewel het accent ligt op het integrale boekingssysteem is het project in zijn totaliteit breder van opzet dan het systeem van verzoekster. Verder biedt verzoekster aan Friese recreatieondernemers haar boekingssysteem aan terwijl het project TEF juist mede tot doel heeft de bestaande boekingssystemen -waaronder ook die van verzoekster zou kunnen worden gebracht- onder één paraplu te brengen. Er is derhalve geen sprake van een centraal boekingsysteem maar van een systeem waarbij de aanbieders met behoud van eigen werkwijze en boekingssystemen in gezamenlijkheid hun aanbod kunnen ontsluiten voor de degene die via internet zijn vakantie wil boeken. Ook in dat opzicht verschilt het project TEF met het systeem van verzoekster. Verzoekster kan worden nagegeven dat recreatieondernemers in Friesland er wellicht de voorkeur aan zullen geven indien zij zich rechtstreeks kunnen aansluiten bij een systeem dat een portaalfunctie vervult in plaats van zich aan te melden voor een internetboekingssysteem als dat van verzoekster, maar dat maakt verzoekster op grond van haar concurrentiepositie nog geen belanghebbende in de zin van art. 1:2 lid 1 Awb. Ook al zou verzoekster nadeel ondervinden van dit systeem dan nog voldoet verzoekster niet aan het hiervoor vermelde vereiste.
Verder kan niet worden gezegd dat het project TEF zich op hetzelfde marktsegment richt als verzoekster. Het project TEF richt zich op Ameland en Lauwersland terwijl verzoekster heel Friesland tot haar werkgebied rekent. Weliswaar wordt met de pilot van de VVV Ameland beoogd het systeem te zijner tijd in heel Friesland in te zetten, maar of dat ook daadwerkelijk zal plaatsvinden is van diverse factoren afhankelijk, waaronder een succesvolle introductie van het project.
Nu niet is gesteld en evenmin is gebleken dat verzoekster uit andere hoofde
als belanghebbende bij het bestreden besluit kan worden aangemerkt, heeft verweerder het bezwaarschrift van verzoekster terecht en op goede gronden niet-ontvankelijk verklaard. Het beroep dient daarom ongegrond te worden verklaard. Gelet hierop dient het verzoek om een voorlopige voorziening te worden afgewezen.
De rechtbank acht geen termen aanwezig een partij te veroordelen in de proceskosten.
Beslissing
De voorzieningenrechter:
- verklaart het beroep ongegrond (AWB 07/823);
- wijst het verzoek om een voorlopige voorziening af (AWB 07/822).
Aldus gegeven door mr. C.H. de Groot, voorzieningenrechter, en in het openbaar uitgesproken op 31 mei 2007 in tegenwoordigheid van mr. B.M. van der Doef als griffier.
w.g. B.M. van der Doef
w.g. C.H. de Groot
Tegen de uitspraak in het verzoek om een voorlopige voorziening (AWB 07/822) kan geen rechtsmiddel worden aangewend. Tegen de uitspraak in de hoofdzaak (AWB 07/823) staat voor partijen het rechtsmiddel hoger beroep open. Gelijke bevoegdheid komt toe aan andere belanghebbenden, zulks behoudens het bepaalde in art. 6:13 juncto 6:24 Awb.
Indien u daarvan gebruik wenst te maken dient u binnen zes weken na de dag van verzending van de uitspraak een brief (beroepschrift) alsmede een afschrift van deze uitspraak te zenden aan:
de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Postbus 20019
2500 EA Den Haag
In het beroepschrift vermeldt u waarom u de uitspraak niet juist vindt.