ECLI:NL:RBLEE:2007:BA4735

Rechtbank Leeuwarden

Datum uitspraak
24 april 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
17/880310-06 VEV
Instantie
Rechtbank Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Mensensmokkel en oplichting van minderjarige meisjes door verdachte

In deze zaak heeft de Rechtbank Leeuwarden op 24 april 2007 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van mensensmokkel en oplichting. De verdachte, geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats], was gedetineerd in PI Noord te Leeuwarden. Tijdens de zitting op 10 april 2007 was de verdachte aanwezig, bijgestaan door zijn advocaat, mr. T. Sönmez. De rechtbank heeft gelet op de inhoud van de dagvaarding en het onderzoek ter terechtzitting. De verdachte werd beschuldigd van het in vereniging plegen van mensensmokkel en oplichting, waarbij hij minderjarige meisjes uit Nigeria ronselde en hen onder valse voorwendselen naar Nederland bracht. De rechtbank oordeelde dat de inbreuk op het telefoongeheim van de verdachte gerechtvaardigd was door het belang van de bescherming van de meisjes.

De rechtbank achtte de telasteleggingen bewezen, waarbij de verdachte zich schuldig had gemaakt aan het in vereniging plegen van mensensmokkel en oplichting. De rechtbank overwoog dat de verdachte op grove wijze misbruik had gemaakt van de kwetsbare positie van de meisjes, die in Nederland hoopten op een beter leven. De verdachte had hen instructies gegeven om contact met hem op te nemen na hun aankomst in Nederland, en bij zijn arrestatie waren er drie minderjarige meisjes in zijn woning aangetroffen. De rechtbank vond de gepleegde feiten ernstig en oordeelde dat de verdachte niet alleen de rechtsorde had geschonden, maar ook de positie van echte politieke vluchtelingen had benadeeld.

Bij de strafbepaling hield de rechtbank rekening met de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder deze waren gepleegd, en de persoon van de verdachte. De rechtbank legde een gevangenisstraf van drie jaren op, waarbij de tijd die de verdachte in voorlopige hechtenis had doorgebracht in mindering zou worden gebracht. De rechtbank verklaarde niet bewezen wat aan de verdachte meer of anders was telastegelegd en sprak hem daarvan vrij. De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer, bestaande uit de voorzitter en twee rechters, en werd openbaar uitgesproken.

Uitspraak

RECHTBANK LEEUWARDEN
Sector straf
parketnummer 17/880310-06
verkort vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 24 april 2007 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats],
wonende te [adres],
thans gedetineerd in PI Noord, lokatie "De Blokhuispoort" te Leeuwarden, Blokhuisplein 40.
De rechtbank heeft gelet op het ter terechtzitting gehouden onderzoek van 10 april 2007.
De verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. T. Sönmez, advocaat te Rotterdam.
Telastelegging
Aan dit vonnis is een door de griffier gewaarmerkte fotokopie van de dagvaarding gehecht, waaruit de inhoud van de telastelegging geacht moet worden hier te zijn overgenomen.
In de telastelegging voorkomende schrijffouten of kennelijke misslagen worden verbeterd gelezen. De verdachte is hierdoor niet in zijn belangen geschaad.
Op schriftelijke vordering van de officier van justitie ter terechtzitting is de telastelegging overeenkomstig het bepaalde in artikel 314a Wetboek van Strafvordering gewijzigd, zoals in die vordering staat omschreven. Een door de griffier gewaarmerkte fotokopie van die vordering is aan dit vonnis gehecht. De inhoud daarvan moet als hier ingevoegd worden beschouwd.
Bespreking verweer
De raadsman heeft ten aanzien van het onder 1. telastegelegde het verweer gevoerd dat de eisen van proportionaliteit en subsidiairiteit niet in acht zijn genomen. Volgens de raadsman was er op het moment van het geven van het bevel tot opnemen van telecommunicatie geen sprake van verdenking van een misdrijf dat een ernstige inbreuk op de rechtsorde oplevert. Eén en ander zou volgens de raadsman moeten leiden tot bewijsuitsluiting.
De rechtbank overweegt hieromtrent het volgende. Uit het verhandelde ter terechtzitting is gebleken dat gedurende een aantal maanden een groot aantal Nigeriaanse ama's -allen meisjes- kort nadat zij in Nederland waren aangekomen met onbekende bestemming uit hun opvanghuis verdwenen. Uit eerdere onderzoeken was reeds gebleken dat er meerdere personen betrokken waren bij deze verdwijningen. Naar het oordeel van de rechtbank rechtvaardigen deze omstandigheden de vrees dat de betreffende meisjes onder dwang naar Nederland zijn gebracht en na hun verdwijning in de prostitutie terecht zijn gekomen. Naar het oordeel van de rechtbank was er, anders dan door de raadsman is betoogd, dan ook sprake van verdenking van een misdrijf dat een ernstige inbreuk op de rechtsorde oplevert.
Door het plaatsen van een telefoontap werd weliswaar inbreuk gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van verdachte, maar deze inbreuk werd gerechtvaardigd door het grotere belang dat daar tegenover stond, namelijk het voorkomen dat deze ama's tot slaaf zouden worden gemaakt. Het belang van de ama's, namelijk het behouden van hun persoonlijke vrijheid, acht de rechtbank van aanzienlijk groter belang dan het schenden van het telefoongeheim van verdachte. De rechtbank merkt verder nog op dat de telefoonnummers het enige aanknopingpunt waren dat de politie had om op het spoor van de bij de verdwijningen betrokken personen te komen. Het onderzoek vorderde daarom dringend de toepassing van het bijzondere opsporingsmiddel als bedoeld in de artikelen 126m en volgende van het Wetboek van Strafvordering.
Het verweer van de raadsman wordt dan ook verworpen.
Bewezenverklaring
De rechtbank acht het onder 1. en 2. telastegelegde bewezen, met dien verstande dat:
1.
hij in de periode van 19 juni 2006 tot en met 8 oktober 2006 te Leeuwarden en Vlaardingen en Schiphol en elders in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, telkens anderen, te weten
[naam 1], geboren op 24 februari 1990, en
[naam 2], geboren op 6 november 1990, en
[naam 3], geboren op 26 augustus 1990, en
[naam 4], geboren op 5 juni 1990, en
[naam 5], geboren op 8 augustus 1990, en
[naam 6], geboren op 17 mei 1990, en
[naam 7] geboren op 23 maart 1990,
behulpzaam is geweest bij het verschaffen van toegang tot of doorreis door en verblijf in Nederland of die anderen daartoe gelegenheid, middelen of inlichtingen heeft verschaft terwijl verdachte en/of zijn mededaders telkens wisten dat die toegang of die doorreis en verblijf wederrechtelijk was, immers hebben verdachte en/of zijn mededaders telkens de voornoemde anderen, te weten een aantal minderjarige meisjes geld en/of telefoonnummers van verdachte en/of zijn mededaders overhandigd/meegegeven en geïnstrueerd dat zij asiel moesten aanvragen en, na plaatsing op een tijdelijk opvangadres, vervolgens contact moesten leggen via die telefoonnummers en, nadat er telefonisch contact was gelegd en/of vervolgens onderhouden, die anderen opgehaald/laten ophalen van de opvangplaats waar die anderen op dat moment verbleven en een aantal van die anderen in de woning van verdachte en zijn mededaders ondergebracht en instructies gegeven en laten geven, van welke feiten verdachte en zijn mededaders een beroep of gewoonte hebben gemaakt;
2.
hij in de periode van 23 januari 2002 tot en met 8 oktober 2006 te Schiphol en elders in Nederland meermalen met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en een samenweefsel van verdichtsels, telkens de Staat der Nederlanden heeft bewogen tot de afgifte van eten en/of drinken en/of zakgeld, hebbende verdachte met vorenomschreven oogmerk -zakelijk weergegeven- telkens opzettelijk valselijk en/of bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid gezegd en/of vermeld te zijn genaamd [verdachte], geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] en/of de Sierra Leoonse nationaliteit te bezitten en/of verklaard dat hij, verdachte, niet in het bezit was van een geldig nationaal paspoort, zulks terwijl hij, verdachte, via Lagos in Nigeria was ingereisd op een Nigeriaans paspoort ten name van [naam], welk paspoort eveneens bleek voorzien van een pasfoto van hem, verdachte, waardoor de Staat der Nederlanden telkens werd bewogen tot bovenomschreven afgifte.
De verdachte zal van het meer of anders telastegelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Kwalificatie
Het bewezene levert op de misdrijven:
1. een beroep of gewoonte maken van het in vereniging met meerdere personen plegen van mensensmokkel,
2. oplichting, meermalen gepleegd.
Strafbaarheid verdachte
De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.
Strafmotivering
De rechtbank neemt bij de bepaling van de hierna te vermelden strafsoort en strafmaat in aanmerking:
- de aard en de ernst van de gepleegde feiten;
- de omstandigheden waaronder deze zijn begaan;
- de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken en deze naar voren komt uit het uittreksel uit het algemeen documentatieregister;
- de vordering van de officier van justitie tot veroordeling van verdachte terzake het onder 1. en 2. telastegelegde tot een gevangenisstraf van 30 maanden;
- het pleidooi van de raadsman.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan mensensmokkel. Verdachte maakte deel uit van een organisatie die in Nigeria minderjarige meisjes ronselde en vervolgens, onder een valse identiteit op een vliegtuig naar Schiphol zette, met de instructie om in Nederland asiel aan te vragen. Verder kregen de meisjes de instructie om, eenmaal in Nederland aangekomen, een aan hen gegeven telefoonnummer te bellen, om afspraken te maken zodat verdachte hen op kon halen, dan wel op kon laten halen. Bij de arrestatie van verdachte zijn drie minderjarige Nigeriaanse meisjes in zijn woning aangetroffen.
Uit de bewijsmiddelen is voorts gebleken dat verdachte, naast deze drie meisjes, nog twee andere meisjes in zijn woning heeft ondergebracht. Uit het verhandelde ter terechtzitting is gebleken dat verdachte voor zijn activiteiten geld kreeg.
Verdachte heeft aldus op grove wijze misbruik gemaakt van minderjarige meisjes die in hun geboorteland onder zeer armoedige omstandigheden leefden en hoopten op een beter leven. Verdachte heeft zich in het geheel niet bekommerd om de belangen van deze meisjes, maar zijn eigen belang voorop gesteld. Bovendien heeft verdachte het beleid van de Nederlandse overheid met betrekking tot illegaal verblijf gefrustreerd. De instroom van illegale vreemdelingen en de daarmee gepaard gaande overlast, ondermijnt bovendien het maatschappelijke draagvlak om politieke vluchtelingen, als bedoeld in de Conventie van Genève, ruimhartig op te vangen. Verdachte heeft aan deze ondermijning bijgedragen en de positie van echte politieke vluchtelingen ernstig benadeeld. De rechtbank is van oordeel dat voor een dergelijk strafbaar feit slechts een langdurige gevangenisstraf passend is.
Naast mensensmokkel heeft verdachte zich ook nog schuldig gemaakt aan oplichting van de Staat der Nederlanden, door bij zijn aankomst in Nederland een valse naam op te geven en in strijd met de waarheid te zeggen dat hij uit Sierra Leone kwam. Ook dit dient bij de bepaling van de strafmaat mee te worden gewogen.
De rechtbank is van oordeel dat de door de officier van justitie gevorderde gevangenisstraf onvoldoende recht doet aan de door verdachte gemaakte inbreuk op de rechtsorde. Verdachte heeft zijn slachtoffers als smokkelwaar behandeld en daarmee hun menselijke vrijheid en waardigheid, welke wordt beschermd door diverse mensenrechtenverdragen, geschonden. Gelet hierop is de rechtbank van oordeel dat slechts een gevangenisstraf van hierna te noemen duur passend is.
Toepassing van wetsartikelen
De rechtbank heeft gelet op de artikelen 57, 197a, 326 (oud) en 326 van het Wetboek van Strafrecht.
DE UITSPRAAK VAN DE RECHTBANK LUIDT, RECHTDOENDE:
Verklaart het onder 1. en 2. telastegelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar in voege als voormeld en verdachte deswege strafbaar.
Veroordeelt verdachte te dier zake tot:
Een gevangenisstraf voor de duur van drie jaren.
Beveelt, dat de tijd door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en/of voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is telastegelegd dan het bewezenverklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.H. Severein, voorzitter, mr. M.J. Dijkstra en mr. H. van der Werff, rechters, bijgestaan door L. Palstra, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 24 april 2007.