Motivering
Feiten
Op grond van de stukken van het geding en het verhandelde ter zitting staat het volgende vast:
2.1 Eiser, geboren op [geboortedatum], exploiteerde sinds jaren een akkerbouwbedrijf ter grootte van circa 31.50 ha. Het boekjaar van eisers bedrijf loopt van 1 mei tot en met 30 april.
2.2 Vanaf ultimo 1995 heeft eiser van de tot zijn bedrijf behorende grond circa 12,2 ha en circa 17,2 ha bij steeds éénjarige pachtcontracten verpacht. Eiser was voornemens om deze grond op deze wijze voor maximaal zes jaar te verpachten. Na ommekomst van deze zes jaar was hij van plan deze grond zelf weer voor eigen akkerbouw te gaan exploiteren.
2.3 Bij brief van 21 december 1995 heeft verweerder ermee ingestemd dat eiser zijn bedrijf wegens de verpachting van de grond per 31 december 1995 niet behoeft te staken. Hierbij heeft verweerder aangegeven dat tot staking en afrekening zal moeten worden overgegaan, wanneer eiser de verpachting van zijn grond na 31 december 2001 zal voortzetten.
2.4 Eiser heeft in januari 2002 van de tot zijn bedrijf behorende grond 12.20.30 ha voor een bedrag van € 221.499,-- verkocht aan een derde.
2.5 Bij schriftelijke pachtovereenkomst van 5 april 2002 heeft eiser 17.26 ha van de tot zijn bedrijf behorende grond voor de tijd van zes opeenvolgende jaren, ingaande op 1 juli 2001 en eindigende op 30 juni 2007, verpacht aan [pachter] (de pachter), die deze grond sinds ultimo 1995 bij éénjarige pachtcontracten van eiser pachtte. Deze schriftelijke reguliere pachtovereenkomst betreft een vastlegging en bevestiging van de door eiser en de pachter op 1 juli 2001 mondeling aangegane pachtovereenkomst. De pachter is ten tijde van de zitting ongeveer veertig jaar oud.
2.6 Het aangaan van de pachtovereenkomst per 1 juli 2001 betrof eisers eerste handeling in het kader van de geleidelijke liquidatie van zijn onderneming.
2.7 Ter zitting heeft eiser desgevraagd verklaard dat hij er bewust voor heeft gekozen om de 17.26 ha grond te verpachten in plaats van te verkopen aan een willekeurige derde. Hiervoor was redengevend dat hij de grond graag wilde behouden vanwege enerzijds zijn opvatting dat de grond als van oudsher aan zijn boerderij verbonden behoort te blijven en anderzijds zijn wens om de mogelijkheid open te houden om de grond in overleg met de pachter zelf te gaan gebruiken voor het houden van paarden. Omdat de pachter de grond niet langer bij éénjarige pachtcontracten - waarvan de laatste eindigde op 31 december 2001 - wenste te pachten, is eiser overgegaan tot het sluiten van de hiervoor onder punt 2.5 bedoelde pachtovereenkomst.
2.8 Volgens een door eisers taxateur en de rijkstaxateur gezamenlijk uitgevoerde taxatie bedraagt per 1 februari 2002 de waarde in het economische verkeer bij agrarische bestemming van de hiervoor onder punt 2.5 bedoelde 17.26 ha grond in vrij te aanvaarden staat € 24.500,-- per ha, ofwel in totaal € 422.870,--. Bij verpachte staat van deze grond bedraagt bedoelde waarde volgens de gezamenlijk uitgevoerde taxatie € 11.000,-- per ha, ofwel in totaal € 189.860,--.
2.9 Volgens een door de rijkstaxateur op 13 november 2000 opgemaakt taxatierapport bedraagt de waarde in het economische verkeer in vrij te aanvaarden staat van eisers grond met een grootte van 31.44.87 ha per 31 december 1995 ƒ 25.000,-- (€ 11.345,--) per ha, ofwel in totaal ƒ 786.217,-- (€ 356.770,--).
2.10 Bij de aanslagregeling heeft verweerder zich op het standpunt gesteld dat eiser zijn akkerbouwbedrijf in het (gebroken) boekjaar 2001/2002 heeft gestaakt. Verweerder heeft in de voor het jaar 2002 aan eiser opgelegde aanslag IB/PVV als stakingswinst een bedrag van € 461.526,-- begrepen. Bij de bepaling van de - niet onder de landbouwvrijstelling vallende - stakingswinst ter zake van de naar het privé-vermogen overgebrachte 17.26 ha grond is hij uitgegaan van de waarde van die grond in verpachte staat.
2.11 Bij de bestreden uitspraak heeft verweerder het standpunt ingenomen dat bij de overbrenging naar het privé-vermogen van de 17.26 ha grond moeten worden uitgegaan van de waarde van die grond in vrij te aanvaarden staat (€ 422.870,--) verminderd met de per 31 december 1995 getaxeerde waarde (€ 11.345 per ha). Bij de bestreden uitspraak heeft verweerder de te belasten (stakings)winst uit onderneming herrekend tot een bedrag van
€ 530.617,--, waarbij hij tevens enkele andere correcties ten opzichte van de bij de aanslagregeling vastgestelde stakingswinst in aanmerking heeft genomen.