ECLI:NL:RBLEE:2007:BA1893

Rechtbank Leeuwarden

Datum uitspraak
27 maart 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
06/617
Instantie
Rechtbank Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Ambtenarenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep op gelijkheidsbeginsel en functiewaardering van ambtenaren bij de Belastingdienst

In deze zaak hebben eisers, werkzaam bij de Belastingdienst, beroep ingesteld tegen besluiten van de Staatssecretaris van Financiën inzake de toepassing van het gelijkheidsbeginsel en functiewaardering. Eisers, die als gezagvoerder en werktuigkundige op het douanevaartuig Stormmeeuw werken, zijn ingeschaald in respectievelijk schaal 8 en schaal 7. Ze hebben verzocht om hun functies gelijk te waarderen aan die van collega's op andere douanevaartuigen, die in hogere schalen zijn ingeschaald. De rechtbank heeft op 27 maart 2007 uitspraak gedaan in deze zaak, waarbij de beroepen gegrond zijn verklaard en de bestreden besluiten zijn vernietigd.

De rechtbank oordeelde dat de Staatssecretaris niet voldoende had gemotiveerd waarom de functies van eisers niet gelijkwaardig waren aan die van hun collega's. De rechtbank stelde vast dat de verzoeken van eisers niet alleen betrekking hadden op het gelijkheidsbeginsel, maar ook op functiewaardering. De rechtbank vond dat de Staatssecretaris had moeten onderzoeken of de functies van eisers gelijkwaardig waren aan die van de collega's op de andere vaartuigen, en dat dit niet was gebeurd. Hierdoor was de besluitvorming niet zorgvuldig voorbereid en ontbrak een deugdelijke motivering.

De rechtbank heeft de Staat der Nederlanden (Ministerie van Financiën) veroordeeld tot vergoeding van het betaalde griffierecht en de proceskosten van eisers. De uitspraak biedt inzicht in de toepassing van het gelijkheidsbeginsel en de vereisten voor functiewaardering binnen de publieke sector, en benadrukt het belang van zorgvuldige besluitvorming door bestuursorganen.

Uitspraak

RECHTBANK LEEUWARDEN
Sector bestuursrecht
Procedurenummers: AWB 06/896, 06/897, 06/898, 06/899, 06/900, 06/949, 06/950, 06/1327, 06/1328, 06/1345, 06/1346 en 06/1347
uitspraak van 27 maart 2007 van de meervoudige kamer op grond van artikel 8:70 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb)
inzake het geding tussen
1.
[[.]
[eisers]
gemachtigde: mr. J. Choufoer-van der Wel, advocaat te 's-Gravenhage,
en
2.
[eisers]
gemachtigde: mr. J.L. van der Meer, werkzaam bij CNV Publieke Zaak, regiokantoor Assen,
eisers,
en
de Staatssecretaris van Financiën,
verweerder,
gemachtigden: mr. B.J.M. Oenema en G.L. Kuiperij, beiden werkzaam bij verweerders ministerie.
Procesverloop
Bij afzonderlijke brieven van 23 februari 2006 heeft verweerder eisers mededeling gedaan van zijn besluiten op bezwaar betreffende de toepassing van het gelijkheidsbeginsel.
Tegen deze besluiten hebben eisers beroep ingesteld.
De zaken zijn behandeld ter zitting van de rechtbank, gehouden op 22 februari 2007. Met uitzondering van [eisers] zijn eisers in persoon verschenen, bijgestaan door hun gemachtigden. Verweerder is verschenen bij genoemde gemachtigden.
Motivering
Eisers zijn werkzaam bij de belastingdienst als gezagvoerder (hierna ook: stuurman), onderscheidenlijk (scheeps)werktuigkundige (hierna ook: motordrijver) op het douanevaartuig Stormmeeuw. De gezagvoerders zijn ingeschaald in schaal 8 en de werktuigkundigen in schaal 7.
Bij besluiten van 23 december 2002 zijn eisers laatstelijk in het kader van de zogenoemde personele toedeling 'Belastingdienst straks' met ingang van 1 januari 2003 benoemd tot respectievelijk medewerker Douane/Stuurman en medewerker Douane/motordrijver bij de Belastingdienst/Douane Noord/kantoor Leeuwarden. Daarbij is eisers meegedeeld dat de bij hun functies behorende salarisschaal gelijk is gebleven.
Ten tijde van de besluiten van 23 december 2002 waren eisers werkzaam op het vaartuig Alexander Gogel. In maart 2003 is de Alexander Gogel vervangen door de Stormmeeuw. Bij de ingebruikname van de Stormmeeuw zijn de aanstellingen van eisers niet gewijzigd.
Bij afzonderlijke brieven hebben eisers eind augustus 2004 verweerder verzocht om op grond van het gelijkheidsbeginsel hun functies hetzelfde te waarderen als de functies van hun collega's op de douanevaartuigen Visarend en Zeearend, die bij de ingebruikname van die vaartuigen in 2001 en in 2002 zijn ingeschaald in schaal 9 (gezagvoerder) en schaal 8 (werktuigkundige).
Bij afzonderlijke besluiten van 15 juni 2005 heeft verweerder deze verzoeken afgewezen.
Bij de bestreden besluiten heeft verweerder de door eisers tegen deze besluiten gemaakte bezwaren ongegrond verklaard. Daarbij heeft verweerder zich op het standpunt gesteld dat er, gelet op de technische gegevens van de vaartuigen, de vaar- en werkgebieden en de door de Scheepvaartinspectie gestelde eisen aan het varen binnen die vaargebieden, aantoonbare verschillen zijn tussen de Stormmeeuw enerzijds en de Visarend en de Zeearend anderzijds. Op grond van deze verschillen zijn volgens verweerder de vereiste kennis en kunde, handelingsvrijheid en verantwoordelijkheid van de functies stuurman/gezagvoerder en werktuigkundige niet gelijk of gelijkwaardig, zodat geen sprake is van identiek situaties.
Eisers stellen zich ook in beroep op het standpunt dat zij als gezagvoerders en werktuigkundigen op de Stormmeeuw dezelfde werkzaamheden uitvoeren als de gezagvoerders en werktuigkundigen op de Visarend en de Zeearend. Zij ontkennen niet dat er verschillen tussen genoemde schepen bestaan, maar die verschillen rechtvaardigen volgens eisers niet het verschil in schaalniveau. Op de voor de functies onderscheidende kenmerken als zelfstandigheid, complexiteit en kundigheid zijn er volgens eisers geen verschillen.
De rechtbank overweegt als volgt.
Verweerder is er blijkens de stukken, en met name het verslag van een naar aanleiding van de onderhavige verzoeken op 8 maart 2005 met de bemanningsleden van de Stormmeeuw gehouden bijeenkomst, vanuit gegaan dat de verzoeken van eisers betrekking hebben op twee aspecten, te weten het toepassen van het gelijkheidsbeginsel en een functiewaardering. Alvorens op de verzoeken te beslissen, heeft verweerder op beide aspecten onderzoek laten verrichten. Het onderzoek naar de toepassing van het gelijkheidsbeginsel is uitgemond in een rapport getiteld "Onderzoek bezoldiging bemanning douanevaartuig Stormmeeuw". Wat het tweede aspect betreft heeft verweerder ervoor gekozen allereerst een oriënterende functiewaardering uit te voeren, omdat voor een functiewaardering in bepaalde gevallen een landelijk werkende commissie moet worden ingeschakeld. De uitkomst van dit onderzoek is neergelegd in een rapport getiteld "Indelingsrapport functiewaardering voor respectievelijk de Gezagvoerder/Stuurman en Scheepswerktuigkundige (SWK)".
Tijdens de op 8 maart 2005 gehouden bijeenkomst is met de bemanningsleden afgesproken dat zij uiterlijk 1 mei 2005 zouden laten weten of zij de procedure wilden voortzetten. Bij voortzetting van de procedure zou de indelingsrapportage worden aangemerkt als een voorgenomen waarderingsuitkomst als bedoeld in hoofdstuk 2, onder 1.2.1.1, van het Reglement Personeelsvoorschriften Belastingdienst.
Bij brief van 28 april 2005 hebben eisers sub 1 verweerder verzocht om een beslissing te nemen op hun verzoeken. Bij brief van 13 mei 2005 hebben eisers sub 2 een soortgelijk verzoek gedaan aan verweerder. Vervolgens heeft verweerder bij de in bezwaar gehandhaafde besluiten uitsluitend een beslissing genomen met betrekking tot de toepassing van het gelijkheidsbeginsel. Desgevraagd heeft verweerder ter zitting bevestigd dat het functiewaarderingstraject niet is voortgezet.
De rechtbank is van oordeel dat verweerder door zijn besluitvorming te beperken tot het gelijkheidsbeginsel niet heeft besloten op de grondslag van de verzoeken van eisers. De rechtbank is van oordeel dat deze verzoeken hadden moeten worden geduid als een verzoek om de functies van eisers te waarderen, waarbij tevens had moeten worden betrokken of sprake is van schending van het gelijkheidsbeginsel. In dit kader had verweerder - als hij daartoe zou overgaan - volgens de daarvoor geëigende procedure en met behulp van het toepasselijke functiewaarderingssysteem en de feitelijk opgedragen werkzaamheden de zwaarte van de functies van eisers en de daarbij behorende salarisschalen moeten bepalen. Vervolgens had verweerder moeten onderzoeken in hoeverre - uitgaande van de door de collega's van eiser op de vaartuigen Visarend en Zeearend uitgeoefende functies - sprake is van gelijke gevallen (die ongelijk behandeld worden). In dat verband had moeten worden onderzocht in hoeverre laatstgenoemde functies voor wat betreft de aard van de werkzaamheden op een lijn zijn te stellen met de door eisers vervulde functies. Naar verweerder ter zitting desgevraagd heeft bevestigd, heeft aan de onderhavige besluitvorming geen functievergelijking ten grondslag gelegen. In dit opzicht schieten de voorbereiding en de motivering van de door verweerder in bezwaar gehandhaafde besluiten (evenzeer) tekort.
Gelet op het vorenstaande is de rechtbank van oordeel dat de bestreden besluiten niet zorgvuldig zijn voorbereid en evenmin zijn voorzien van een deugdelijke motivering. De rechtbank zal daarom de beroepen gegrond verklaren en de bestreden besluiten vernietigen wegens strijd met artikel 3:2 en artikel 7:12, eerste lid, van de Awb.
Nu de beroepen gegrond zijn, dient de Staat der Nederlanden (Ministerie van Financiën), gelet op artikel 8:74, eerste lid, van de Awb, het door eisers betaalde griffierecht van in totaal € 1.692,00 (12 x € 141,00) te vergoeden.
Met toepassing van artikel 8:75 van de Awb veroordeelt de rechtbank verweerder in de proceskosten. Overeenkomstig het Besluit proceskosten bestuursrecht bedragen de proceskosten van eisers sub 1 en eisers sub 2 in totaal € 1.932,00 (2 x € 966,00) ter zake van door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand (beroepschrift 1 punt; verschijning ter zitting 1 punt; factor samenhangende zaken 1,5; gewicht van de zaak: gemiddeld; waarde per punt € 322,-). De rechtbank wijst de Staat der Nederlanden (Ministerie van Financiën) aan als de rechtspersoon die deze kosten moet vergoeden.
Beslissing
De rechtbank:
- verklaart de beroepen gegrond;
- vernietigt de bestreden besluiten;
- bepaalt dat de Staat der Nederlanden (Ministerie van Financiën) het betaalde griffierecht van € 1.692,00 aan eisers vergoedt;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eisers ten bedrage van € 1.932,00 aan eisers te vergoeden door de Staat der Nederlanden (Ministerie van Financiën).
Aldus gegeven door mr. E.C.R. Schut, voorzitter, mrs. E.M. Visser en A.J.G.M. van Montfort, rechters, en in het openbaar uitgesproken op 27 maart 2007, in tegenwoordigheid van mr. E. Pot als griffier.
w.g. E. Pot w.g. E.C.R. Schut
Tegen deze uitspraak staat voor partijen het rechtsmiddel hoger beroep open. Gelijke bevoegdheid komt toe aan andere belanghebbenden, zulks behoudens het bepaalde in artikel 6:13 juncto 6:24 van de Awb.
Indien u daarvan gebruik wenst te maken dient u binnen zes weken na de dag van verzending van de uitspraak een brief (beroepschrift) alsmede een afschrift van deze uitspraak te zenden aan:
de Centrale Raad van Beroep
Postbus 16002
3500 DA Utrecht
In het beroepschrift vermeldt u waarom u de uitspraak niet juist vindt.