ECLI:NL:RBLEE:2007:BA0965

Rechtbank Leeuwarden

Datum uitspraak
15 maart 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
AWB 06/679
Instantie
Rechtbank Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Btw-aftrek en ondernemerschap van stamrecht-bv in belastingrechtelijke context

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Leeuwarden op 15 maart 2007, staat de vraag centraal of een stamrecht-bv recht heeft op aftrek van voorbelasting over de periode waarin zij geen ondernemer is. De eiseres, opgericht op 3 oktober 2003, heeft een naheffingsaanslag omzetbelasting ontvangen over het tijdvak van 1 oktober 2003 tot en met 31 december 2003, opgelegd door de Belastingdienst. De naheffingsaanslag, ter hoogte van € 252, werd gehandhaafd na bezwaar. Eiseres stelde dat zij recht had op teruggaaf van btw op basis van haar statutaire doelstellingen, die onder andere het sluiten van stamrechtovereenkomsten en het verlenen van diensten op media-gebied omvatten.

De rechtbank oordeelde dat eiseres in de jaren 2002 tot en met 2005 geen omzet uit belaste prestaties had gerealiseerd en enkel een banksaldo had aangehouden. Dit werd gekwalificeerd als vermogensbeheer, wat niet onder de definitie van ondernemerschap valt volgens de Wet op de omzetbelasting 1968. De rechtbank concludeerde dat eiseres geen recht had op de gevraagde teruggaaf van btw, omdat zij niet aan de voorwaarden voor ondernemerschap voldeed. Bovendien werd het beroep op het vertrouwensbeginsel verworpen, omdat eiseres onjuiste informatie had verstrekt bij haar aanmelding als ondernemer.

De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en bevestigde de naheffingsaanslag. De uitspraak werd openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier, en partijen kregen de mogelijkheid om binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij het gerechtshof te Leeuwarden.

Uitspraak

RECHTBANK LEEUWARDEN
Sector bestuursrecht, belastingkamer
Procedurenummer: AWB 06/679
Uitspraakdatum: 15 maart 2007
Uitspraak als bedoeld in afdeling 8.2.6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in het geding tussen
[eiseres], gevestigd te [vestigingsplaats], eiseres,
en
de inspecteur van de Belastingdienst/Noord/kantoor Leeuwarden, verweerder.
Procesverloop
1.1 Verweerder heeft met dagtekening 30 november 2005 aan eiseres over het tijdvak 1 oktober 2003 tot en met 31 december 2003 een naheffingsaanslag omzetbelasting (aanslagnummer [nummer]) opgelegd tot een bedrag van € 252, vermeerderd met € 20 aan heffingsrente.
1.2 Verweerder heeft bij uitspraak op bezwaar van 10 februari 2006 de naheffingsaanslag gehandhaafd.
1.3 Eiseres heeft daartegen bij brief van 10 maart 2006, ontvangen bij de rechtbank op 13 maart 2006, beroep ingesteld.
1.4 Verweerder heeft de op de zaak betrekking hebbende stukken overgelegd en een verweerschrift ingediend.
1.5 Partijen hebben vóór de zitting nadere stukken ingediend. Deze stukken zijn telkens in afschrift verstrekt aan de wederpartij.
1.6 Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 12 januari 2007 te Leeuwarden.
Eiseres is daar verschenen, vertegenwoordigd door haar directeur [directeur]. Namens verweerder is verschenen mr. A.H.S. Salomons, bijgestaan door de heer H. van den Berg.
Motivering
Feiten
Op grond van de stukken van het geding en het verhandelde ter zitting staat het volgende vast:
2.1 Eiseres is op 3 oktober 2003 opgericht door haar directeur. Aanleiding voor de oprichting was een ontslagprocedure tussen Reed Business Information BV (hierna: Reed) en de bedoelde directeur. Onder het afsluiten van een stamrechtovereenkomst tussen eiseres en haar oprichter is de door Reed aan de oprichter toegekende ontslaguitkering uitbetaald aan eiseres. Eiseres heeft voldaan aan de verplichte inschrijving bij het Handelsregister van de Kamer van Koophandel te Leeuwarden en betaalt jaarlijks de verschuldigde inschrijvingskosten.
2.2 De statutaire doelstelling van eisers luidt:
"a. Het sluiten van stamrechtovereenkomsten en het doen van periodieke uitkeringen op grond van gemelde stamrechtovereenkomsten als bedoeld in artikel 11, lid 1, onderdeel g van de Wet op de Loonbelasting 1964, welke uitkeringen niet later ingaan dan in het jaar waarin de oprichter de leeftijd van vijfenzestig (65) jaar bereikt, of van periodieke uitkeringen die bij degene met wie hij duurzaam een gezamenlijke huishouding voert of heeft gevoerd en met wie geen bloed- of aanverwantschap in de rechte lijn bestaat, of aan zijn kinderen of pleegkinderen die de leeftijd van dertig jaar nog niet hebben bereikt, alsmede het (doen) verzekeren van deze stamrechten;
b. het exploiteren van mediabedrijven, alsmede het verlenen van diensten op media-gebied;
c. het verlenen van diensten op het gebied van management en fiscale advisering;
d. het deelnemen in, zich financieel interesseren bij-, toezicht uitoefenen op- en de directie voeren over andere ondernemingen en vennootschappen, het verstrekken van zekerheden tot voldoening van door die ondernemingen en vennootschappen van derden opgenomen leningen en kredieten, het beheren van pensioen- en lijfrentevoorzieningen, het beleggen van gelden en ander vermogen, zomede het verrichten of doen verrichten van alle andere werkzaamheden op commercieel en financieel gebied - evenwel met uitzondering van de uitoefening van het verzekeringsbedrijf en het bedrijf in het opnemen van gelden van derden -, alles in de ruimste zin van het woord."
2.3 Eiseres heeft in verband met haar oprichting twee facturen ontvangen:
- een factuur van de ING voor de kosten van een bankverklaring met daarop aan btw: € 8,55;
- een factuur van de notaris inzake de oprichtingskosten met daarop aan btw: € 243,01.
2.4 Eiseres heeft de onder 2.3 vermelde btw op haar (eerste) btw-aangifte over het vierde kwartaal van 2003 verantwoord en verzocht om teruggaaf van die btw. Onder voorbehoud van correctie bij later onderzoek heeft verweerder de verlangde teruggaaf verleend bij beschikking van 5 maart 2004.
2.5 Op 24 november 2003 heeft verweerder aan eiseres een formulier "Opgaaf gegevens startende onderneming" toegezonden waarin zij de vraag naar een omschrijving van haar bedrijfsactiviteiten heeft beantwoord met een verkorte weergave van haar statutaire doelstelling.
2.6 Eiseres heeft in de periode 2002 tot en met 2005 enkel een banksaldo aangehouden bij een bank waarover zij rente heeft ontvangen. De aangiften omzetbelasting over 2004 en 2005 betreffen steeds nihilaangiften, waarop geen verschuldigde of aftrekbare omzetbelasting is aangegeven.
2.7 Op 21 september 2005 heeft verweerder aan eiseres een vragenformulier toegezonden waarin wordt gevraagd naar haar activiteiten. Eiseres vermeldt daarop dat zij zich uitsluitend bezig houdt met vermogensbeheer, dat zij geen omzet op aangifte heeft verantwoord omdat er geen belaste activiteiten door haar zijn verricht, terwijl zij verder heeft aangegeven dat het niet bekend is of in de toekomst belaste activiteiten zullen worden ontplooid.
2.8 Sinds eind 2006/begin 2007 ontplooit eiseres op bescheiden schaal activiteiten gericht op het verlenen van fiscale rechtshulp, evenwel zonder dat daaruit omzet is gegenereerd.
2.9 Met de in dit geding bestreden naheffingsaanslag heeft verweerder de onder 2.4 vermelde teruggaaf gecorrigeerd.
Geschil
3.1 In geschil is het antwoord op de vraag of de naheffingsaanslag terecht is opgelegd, welke vraag eiseres ontkennend en verweerder bevestigend beantwoordt.
3.2 Eiseres is van mening dat sprake is van btw op algemene kosten, welke btw aftrekbaar is als voorbelasting omdat de in de doelomschrijving vermelde handelingen normaal belaste activiteiten zijn. Tevens stelt eiseres dat de naheffingsaanslag is strijd met het Europese recht is opgelegd. Voorts is de naheffingsaanslag volgens eiseres opgelegd in strijd met het vertrouwensbeginsel. Eiseres concludeert tot gegrondverklaring van het beroep, vernietiging van de uitspraak op bezwaar en vernietiging van de belastingaanslag.
3.3 Verweerder is van opvatting dat eiseres in de jaren 2002 tot en met 2005 geen omzet heeft aangegeven en dat daarom geen sprake is van ondernemerschap voor de omzetbelasting. Verder stelt hij zich op het standpunt dat geen sprake is van schending van het vertrouwensbeginsel, omdat de door eiseres bij het toekennen van een btwnummer verstrekte informatie onjuist, althans onvolledig was. Verweerder concludeert tot ongegrondverklaring van het beroep.
3.4 Partijen doen hun standpunten steunen op de gronden die daartoe door hen zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken.
Beoordeling van het geschil
4.1 De rechtbank overweegt dat eiseres sinds haar oprichting geen omzet uit (belaste) prestaties in de zin van de artikelen 3 en 4 van de Wet op de omzetbelasting 1968 heeft gerealiseerd nu vaststaat dat zij enkel een banksaldo heeft aangehouden waarover zij rente heeft ontvangen (zie 2.6), hetgeen moet worden aangemerkt als vermogensbeheer. Dit brengt mee dat eiseres in het tijdvak van naheffing op grond van het geheel van haar activiteiten niet is aan te merken als ondernemer. Aan het onder 2.8 vastgestelde, wat daar overigens van zij, kan niet de gevolgtrekking worden verbonden dat eiseres reeds gedurende het naheffingstijdvak ondernemer was. Derhalve kan eiseres geen aanspraak maken op teruggaaf van de haar in rekening gebrachte omzetbelasting.
4.2 Voor zover eiseres met haar stelling dat de in haar statutaire doelstelling opgesomde activiteiten in hoofdzaak normaal belaste handelingen vormen, heeft bedoeld te stellen dat het van meet af aan haar voornemen is geweest (belaste) prestaties te gaan verrichten, is de rechtbank van oordeel dat eiseres geen objectieve feiten en omstandigheden heeft gesteld, laat staan aannemelijk heeft gemaakt, die het bestaan van dat voornemen in het onderwerpelijke tijdvak ondersteunen, zodat zij evenmin op die grond in aanmerking komt voor de eerder genoemde teruggaaf.
4.3 Voor het stellen van prejudiciële vragen, zoals bepleit door eiseres, ziet de rechtbank geen aanleiding.
4.4 Gelet op hetgeen is vastgesteld onder 2.4 tot en met 2.7 faalt het beroep op het vertrouwensbeginsel, omdat eiseres bij haar aanmelding als ondernemer onjuiste, althans onvolledige informatie aan verweerder heeft verstrekt, terwijl de verleende teruggaaf voorts onder voorbehoud van correctie bij later onderzoek is verleend.
4.5 De rechtbank komt tot de slotsom dat de naheffingsaanslag terecht is opgelegd, zodat zij het beroep ongegrond zal verklaren.
Proceskosten
De rechtbank ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.
Beslissing
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan op 15 maart 2007 door mr. J.W. Keuning, voorzitter, mr. dr. P. van der Wal en mr. N.P. Witteveen, rechters, en op dezelfde dag in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van mr. M. Hiemstra, griffier.
Afschrift aangetekend
verzonden aan partijen op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum:
- hoger beroep instellen bij het gerechtshof te Leeuwarden (belastingkamer), Postbus 1704, 8901 CA Leeuwarden.
Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:
1 - bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd.
2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. een dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;
d. de gronden van het hoger beroep.