ECLI:NL:RBLEE:2007:BA0961

Rechtbank Leeuwarden

Datum uitspraak
22 februari 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
17/880320-06 VEV
Instantie
Rechtbank Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot moord met ernstige gevolgen voor slachtoffers

In deze zaak heeft de Rechtbank Leeuwarden op 22 februari 2007 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van poging tot moord op zijn ex-echtgenote en haar vriend. De verdachte, die op 22 oktober 2006 in Paesens handelde, heeft met voorbedachten rade zijn ex-echtgenote en haar vriend met een mes aangevallen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte, na kalm beraad en rustig overleg, zijn slachtoffers meermalen heeft gestoken, wat leidde tot ernstige verwondingen en psychische schade. De rechtbank heeft de verdachte strafbaar verklaard, aangezien er geen strafuitsluitingsgronden aanwezig waren.

Bij de strafbepaling heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn gepleegd, en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte licht verminderd toerekeningsvatbaar is, maar dat dit niet afdoet aan de ernst van de gepleegde feiten. De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie tot een gevangenisstraf van zes jaar niet toereikend geacht en heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van acht jaar. Daarnaast is het inbeslaggenomen mes verbeurd verklaard.

De rechtbank heeft ook de schadevergoedingsmaatregelen opgelegd aan de verdachte, waarbij hij verplicht is om schadevergoeding te betalen aan de benadeelde partijen, die beiden als gevolg van de aanval schade hebben geleden. De rechtbank heeft de vorderingen van de benadeelde partijen toegewezen, waarbij de verdachte is veroordeeld tot betaling van € 4426,68 aan de ex-echtgenote en € 1058,80 aan haar vriend. De rechtbank heeft de verplichtingen tot betaling aan de staat en de benadeelde partijen met elkaar in verband gebracht, zodat betaling aan de een de verplichting aan de ander kan opheffen.

Uitspraak

RECHTBANK LEEUWARDEN
Sector straf
parketnummer 17/880320-06
verkort vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d.
22 februari 2007 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats],
laatstelijk verblijvende te [adres],
thans gedetineerd in PI Noord, gevangenis De Marwei te Leeuwarden.
De rechtbank heeft gelet op het ter terechtzitting gehouden onderzoek van 8 februari 2007.
De verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. W. Boonstra, advocaat te Leeuwarden.
Telastelegging
Aan dit vonnis is een door de griffier gewaarmerkte fotokopie van de dagvaarding gehecht, waaruit de inhoud van de telastelegging geacht moet worden hier te zijn overgenomen.
In de telastelegging voorkomende schrijffouten of kennelijke misslagen worden verbeterd gelezen. De verdachte is hierdoor niet in zijn belangen geschaad.
Bewezenverklaring
De rechtbank acht het onder 1. primair en 2. primair telastegelegde bewezen, met dien verstande dat:
1. primair
hij op 22 oktober 2006, te Paesens, in de gemeente Dongeradeel, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk en met voorbedachten rade [slachtoffer 1] van het leven te beroven, met dat opzet en na kalm beraad en rustig overleg, die [slachtoffer 1], meermalen, met een mes, in zijn buik, althans in het lichaam, heeft gestoken/gesneden en na voornoemde handelingen die [slachtoffer 1] met kracht tegen zijn hoofd en borst, heeft geslagen en geschopt, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2. primair
hij op 22 oktober 2006, te Paesens, in de gemeente Dongeradeel, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk en met voorbedachten rade [slachtoffer 2] van het leven te beroven, met dat opzet en na kalm beraad en rustig overleg, die [slachtoffer 2], meermalen, met een mes, in haar borst, heeft gestoken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
De verdachte zal van het meer of anders telastegelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Kwalificatie
Het bewezene levert op de misdrijven:
1. primair Poging tot moord
2. primair Poging tot moord
Strafbaarheid verdachte
De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.
Strafmotivering
De rechtbank neemt bij de bepaling van de hierna te vermelden strafsoort en strafmaat in aanmerking:
- de aard en de ernst van de gepleegde feiten;
- de omstandigheden waaronder deze zijn begaan;
- de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken en deze naar voren komt uit het uittreksel uit het algemeen documentatieregister, het psychologisch rapport en psychiatrisch rapport en het voorlichtingsrapport van Reclassering Nederland;
- de vordering van de officier van justitie tot veroordeling van verdachte terzake het 1. primair en 2. primair telastegelegde tot een gevangenisstraf voor de duur van 6 jaar;
- het pleidooi van de raadsman.
De rechtbank heeft bewezen verklaard dat verdachte gepoogd heeft zijn echtgenote, met wie hij in scheiding lag en haar vriend met messteken te vermoorden.
Verdachte had reeds meerdere keren aangekondigd dat hij beide slachtoffers iets aan ging doen. En hoewel meerdere mensen tegen hem hadden gezegd dat hij dat niet moest doen, heeft verdachte een mes uit zijn woning gehaald, en is naar de woonplaats van beide slachtoffers gereden. Daar aangekomen heeft verdachte eerst nog in het plaatselijke cafe gekeken of beide slachtoffers daar misschien waren. Toen dit niet het geval bleek te zijn, is verdachte naar de woning van de slachtoffers gegaan en is daar naar binnengedrongen terwijl beide slachtoffers lagen te slapen. In de woning heeft verdachte zijn ex-echtgenote in de borst gestoken.
De man is zodanig door verdachte toegetakeld dat de darmen uit zijn buik puilden. Bovendien heeft verdachte hem, terwijl hij al zwaargewond op de grond lag, ook nog geschopt en geslagen.
Beide slachtoffers zijn tenauwernood aan de dood ontsnapt.
Verdachte heeft met de messteken de lichamen van de slachtoffers ernstig verminkt en hen bovendien ernstige psychische schade toegebracht, zoals uit het door hen ingediende schadeonderbouwingsformulier is gebleken. Verdachte heeft daarmee op brute wijze inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van de slachtoffers. Dit klemt des te meer nu de feiten zijn gepleegd in de woning van de vrouw, een plaats waarin zij zich met haar vriend veilig mocht en kon wanen.
Verdachte is multidisciplinair onderzocht. Volgens de psychiater is verdachte een krenkbare en zich deels afhankelijk opstellende man met een gestoorde agressiehuishouding, hetgeen in bijzondere omstandigheden tot een agressieve uitbarsting kan leiden. Hij acht verdachte -met zoveel woorden- geheel toerekeningsvatbaar en meent dat het zeer onwaarschijnlijk is dat hij zal recidiveren, nu er in casu sprake is van een uitzonderlijke samenloop van omstandigheden.
De psycholoog komt in grote lijnen tot vergelijkbare constateringen. Hij stelt dat de persoonlijkheid van verdachte wordt gekenmerkt door narcistische trekken, zonder dat er sprake is van een persoonlijkheidsstoornis. Verdachte is volgens hem vatbaar voor krenking en vernedering. Hij acht -anders dan de psychiater- verdachte licht verminderd toerekeningsvatbaar.
Ook de reclassering heeft zich in eenzelfde zin uitgelaten.
De deskundigen en de reclassering adviseren een gecombineerde gevangenisstraf, waarbij aan het voorwaardelijk gedeelte de bijzondere voorwaarde kan worden gekoppeld dat verdachte verplicht reclasseringscontact wordt opgelegd en voor zijn problematiek zal worden behandeld.
De rechtbank kan zich in de conclusies van de deskundigen vinden en maakt die tot de hare, zij het dat zij zich schaart achter de conclusie van de psycholoog dat verdachte licht verminderd toerekeningsvatbaar moet worden geacht.
In de strafadviezen kan de rechtbank zich echter in het geheel niet vinden. Verdachte heeft getracht twee mensen van het leven te beroven. Daarbij past slechts een vrijheidsstraf van zeer lange duur, waarbij de wet geen ruimte biedt daarvan een gedeelte voorwaardelijk op te leggen. Ook de hoogte van de door de officier van justitie gevorderde gevangenisstraf doet naar het oordeel van de rechtbank geen recht aan de ernst van de bewezenverklaarde feiten. Anders dan de officier van justitie acht de rechtbank de omstandigheid dat het bedrijf van verdachte door zijn detentie zeer waarschijnlijk failliet zal gaan en de omstandigheid dat verdachte zich na zijn detentie elders zal moeten vestigen, niet strafverminderend. Beide omstandigheden zijn het logische en voorzienbare gevolg van het handelen van verdachte. De rechtbank zal, anders dan de officier van justitie, één en ander dan ook niet bij de bepaling van de strafmaat meewegen.
Inbeslaggenomen goederen
De rechtbank acht het inbeslaggenomen mes vatbaar voor verbeurdverklaring nu de feiten hiermee zijn begaan en deze toebehoort aan verdachte.
Benadeelde partijen
[slachtoffer 1] heeft zich voor de aanvang van de terechtzitting als benadeelde partij in het strafproces gevoegd door middel van indiening van het voorgeschreven formulier bevattende de opgave van een voorlopige vordering ten bedrage van € 4426,68 tot vergoeding van door hem geleden schade ten gevolge van het aan verdachte onder 1. primair telastegelegde en bewezenverklaarde feit alsmede de gronden waarop deze berust.
De rechtbank is van oordeel dat de gestelde schade voldoende aannemelijk is geworden en in zodanig verband staat met het door verdachte gepleegde strafbare feit, dat deze aan hem als een gevolg van zijn handelen kan worden toegerekend. De rechtbank acht de vordering, die niet danwel onvoldoende door verdachte en diens raadsman is weersproken, derhalve gegrond en als voorschot voor toewijzing vatbaar.
De rechtbank acht daarnaast oplegging van de schadevergoedingsmaatregel aangewezen
[slachtoffer 2] heeft zich voor de aanvang van de terechtzitting als benadeelde partij in het strafproces gevoegd door middel van indiening van het voorgeschreven formulier bevattende de opgave van een voorlopige vordering ten bedrage van € 1058,80 tot vergoeding van door haar geleden schade ten gevolge van het aan verdachte onder 2. primair telastegelegde en bewezenverklaarde feit alsmede de gronden waarop deze berust.
De rechtbank is van oordeel dat de gestelde schade voldoende aannemelijk is geworden en in zodanig verband staat met het door verdachte gepleegde strafbare feit, dat deze aan hem als een gevolg van zijn handelen kan worden toegerekend. De rechtbank acht de vordering, die niet danwel onvoldoende door verdachte en diens raadsman is weersproken, derhalve gegrond en als voorschot voor toewijzing vatbaar.
De rechtbank acht daarnaast oplegging van de schadevergoedingsmaatregel aangewezen.
Toepassing van wetsartikelen
De rechtbank heeft gelet op de artikelen 33, 33a, 36f, 45, 57, 289 van het Wetboek van Strafrecht.
DE UITSPRAAK VAN DE RECHTBANK LUIDT, RECHTDOENDE:
Verklaart het onder 1. primair en 2. primair telastegelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar in voege als voormeld en verdachte deswege strafbaar.
Veroordeelt verdachte te dier zake tot:
Een gevangenisstraf voor de duur van acht jaar.
Beveelt, dat de tijd door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en/of voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht.
Verklaart verbeurd het inbeslaggenomen mes.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is telastegelegd dan het bewezenverklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Wijst de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1], wonende te [adres], bij wijze van voorschot, toe en veroordeelt verdachte mitsdien tot betaling aan deze benadeelde partij van een bedrag van € 4426,68 (zegge: vierduizend vierhonderd zesentwintig euro en achtenzestig eurocent).
Veroordeelt verdachte in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte de verplichting op aan de staat, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 1], te betalen een som geld ten bedrage van € 4426,68 (zegge: vierduizend vierhonderd zesentwintig euro en achtenzestig eurocent), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 52 dagen, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft.
Bepaalt daarbij dat, indien verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de staat van een bedrag van € 4426,68 ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 1], daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij dit bedrag te betalen komt te vervallen en vice versa, dat, indien verdachte aan de benadeelde partij het opgelegde bedrag heeft betaald, daarmee de verplichting tot betaling aan de staat van dit bedrag komt te vervallen.
Wijst de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2], wonende te [adres], bij wijze van voorschot toe en veroordeelt verdachte mitsdien tot betaling aan deze benadeelde partij van een bedrag van € 1058,80 (zegge: éénduizend en achtenvijftig euro en tachtig eurocent).
Veroordeelt verdachte in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte de verplichting op aan de staat, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 2], te betalen een som geld ten bedrage van € 1058,80 (zegge: éénduizend en achtenvijftig euro en tachtig eurocent) bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 21 dagen, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft.
Bepaalt daarbij dat, indien verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de staat van een bedrag van € 1058,80 ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 2], daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij dit bedrag te betalen komt te vervallen en vice versa, dat, indien verdachte aan de benadeelde partij het opgelegde bedrag heeft betaald, daarmee de verplichting tot betaling aan de staat van dit bedrag komt te vervallen.
Dit vonnis is gewezen door mr. G. Bracht, voorzitter, mr. M.R. De Vries en mr. H. van der Werff, rechters, bijgestaan door mr. J.D. Nijenhuis, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 22 februari 2006.