Motivering
Feiten
Op grond van de stukken van het geding en het verhandelde ter zitting staat het volgende vast:
2.1 Eiser exploiteert sinds 1 februari 1990 tezamen met zijn echtgenote mevrouw [echtgenote] in de vorm van een vennootschap onder firma aan de [adres] te [vestigingsplaats] een Chinees-Indisch restaurant onder de naam [naam] (de vennootschap). De omzet van de vennootschap bestaat voor ongeveer 1/3 deel uit maaltijden in het restaurant en voor ongeveer 2/3 deel uit afhaalmaaltijden. Het restaurant is iedere dag van 11.00 tot 22.00 ('s zomers tot 22.30 uur) geopend. Van de winst van de vennootschap wordt 60% toegedeeld aan eiser en 40% aan eisers echtgenote.
2.2 Eisers echtgenote verzorgt de dagelijkse administratie van de vennootschap.
2.3 Op 31 januari 1996 is een medewerker van verweerder bij de vennootschap op introductiebezoek geweest. Bij brief van 1 februari 1996 heeft de desbetreffende medewerker een weergave gegeven van de ter plaatse besproken onderwerpen. In deze brief is onder meer het volgende vermeld:
"De basisadministratie bestaat uit een drietal bonboeken in duplo;
? één bonboek voor afhaal
? twee bonboeken voor het restaurant
- blauw gekleurde bonnen voor diners
- roze gekleurde bonnen voor dranken.
Hiernaast hanteert men nog ongenummerde afrekeningsbonnen (in enkelvoud) in het restaurant.
(…)
Ter plaatse kan geen kascontrole worden uitgevoerd, hetgeen niet in overeenstemming is met artikel 52 van de Algemene wet.
Men dient derhalve op korte termijn maatregelen te nemen, ik denk bv. aan;
- een vast bedrag aan wisselgeld te hanteren en
- dagelijkse aantekening van (in dit geval) de afgeleide omzet.
Naderhand kan met behulp van de bonboeken interne controle op de omzet worden uitgeoefend.".
2.4 In het jaar 1997 heeft een controlemedewerker van verweerder een boekenonderzoek ingesteld bij de vennootschap. Hierbij is onderzocht de aanvaardbaarheid van de aangiften IB/PVV voor het jaar 1995, omzetbelasting over het tijdvak 1 januari 1995 tot en met 31 december 1995 en loonbelasting over het tijdvak 1 januari 1995 tot en met 31 december 1995. Tevens is in het onderzoek - kort gezegd - de opbrengstverantwoording inzake de speelautomaten betrokken. In het van dit boekenonderzoek op 16 juli 1997 opgemaakte rapport is in paragraaf 4.1.1 Kasverantwoording/geldbeweging het volgende vermeld:
"De vennootschap maakt gebruik van bonboeken voor de bestellingen. Deze bonboeken zijn bewaard gebleven. De opbrengsten die op de doorslagen van deze boeken staan worden dagelijks geteld en in een kladkasboekje vermeld. Per maand worden de totalen van deze dagelijkse boekingen op een kasstaat vermeld en aangevuld met gedane uitgaven. Kruisposten en privé-opnamen worden genoteerd. Volgens firmant [mevrouw] wordt de kas wekelijks gecontroleerd.
*Negatieve kassen heb ik niet getraceerd.
*Ik heb de bonboeken niet nageteld, deels uit practische overwegingen, deels uit het niet leesbaar zijn van deze boeken.
Met betrekking tot de bewaarplicht van de bonboeken heb ik met de accountant de volgende afspraak gemaakt:
- de bonboeken van het lopende en het vorige jaar zullen worden bewaard.".
In paragraaf 4.1.2 Brutowinst van evenbedoeld rapport is het volgende weergegeven:
"Uit de berekening voor de omzetbelasting blijkt, dat voor de omzet hoog een opslagpercentage wordt gehanteerd van 225. Voor de omzet laag resteert dan een percentage van 123. Ik heb dit besproken met firmant [mevrouw]. Zij verklaarde, dat er bij dit restaurant meer afhalers dan eters voorkomen, wat een drukkend effect op de winstmarge heeft door de lagere prijzen van de afhaalgerechten. Daarnaast is volgens haar sprake van een lagere prijskaart in vergelijking met andere gelijksoortige bedrijven.
*Ik heb geen aanwijzigen kunnen ontdekken, welke een verhoging van de omzet rechtvaardigen.
*Men is bij een controle afhankelijk van gegevens van derden, die in dit geval ontbreken.
*Ik stel voor de aangegeven omzet te volgen.".
2.5 Op 2 en 7 oktober 2003 en op 21 en 23 november 2003 hebben controlemedewerkers van verweerder zogenoemde waarnemingen ter plaatse bij de vennootschap gehouden. De op 2 oktober 2003 gehouden waarneming was aangekondigd, terwijl de andere drie waarnemingen onaangekondigd hebben plaatsgevonden. In de van deze waarnemingen opgemaakte rapporten staat onder meer vermeld:
"De kasontvangsten worden op de volgende wijze vastgelegd:
De kas wordt dagelijks opgemaakt aan de hand van de tafelbonnen en de afhaalbonnen.
De kasontvangsten worden genoteerd in een schrift gesplitst in afhaal/restaurant/drank.
Per maand wordt het saldo doorgebeld aan de boekhouder en wordt het geld gestort bij de bank." (waarneming 2 oktober 2003).
"In ons bijzijn werd gecontroleerd of het saldo kas ook inderdaad als zodanig aanwezig was. Er was geen verschil geconstateerd."(waarneming 7 oktober 2003).
"Het papiergeld werd door mevrouw [mevrouw] in ons bijzijn geteld"(waarneming 23 november 2003).
2.6 In maart 2004 heeft verweerder wederom een boekenonderzoek ingesteld bij de vennootschap. Hierbij is onderzocht de aanvaardbaarheid van de aangiften IB/PVV voor de jaren 1999 tot en met 2002, premie WAZ voor de jaren 1999 tot en met 2002 en omzetbelasting over het tijdvak 1 januari 1999 tot en met 31 december 2003, met dien verstande dat het onderzoek met betrekking tot de omzetbelasting over het tijdvak 1 januari 2003 tot en met 31 december 2003 beperkt was. Tijdens het boekenonderzoek heeft de desbetreffende controlemedewerker de administratie van de vennootschap voor de jaren 2001 en 2002 gecontroleerd. Daarbij heeft hij het volgende geconstateerd:
- Er zijn een drietal hotelbon-boeken tegelijk in gebruik: één voor het noteren van de bestelde maaltijden in het restaurant, één voor afhaalmaaltijden en één voor dranken. Aan het einde van de dag worden alle bonnen, waarop het bedrag staat vermeld dat de klant diende af te rekenen, getotaliseerd. De dagelijkse totaaltellingen worden, gesplitst in afhaal/restaurant/drank, vermeld in een schrift.
- Aan het eind van de maand wordt het maandtotaal van het schrift genoteerd in een kasboek (kaslijsten). Naast de omzet worden op deze kaslijsten ook de uitgaven, privé-opnamen en kruisposten genoteerd. De ontvangsten en uitgaven worden niet in chronologische volgorde op deze kaslijsten geboekt. De accountant boekt in het geautomatiseerde systeem alle mutaties op de laatste dag van de maand.
De controlemedewerker kon in het bijgehouden schrift of op de kaslijsten niet terugvinden dat - naar eisers echtgenote voorafgaand aan het boekenonderzoek heeft verklaard - de kas dagelijks werd gecontroleerd en dat geconstateerde verschillen werden verrekend met de fooienpot. Er waren geen telbriefjes aanwezig.
2.7 In mei 2001 is een pinapparaat aangeschaft. De volledige omzet - zowel de contante als de gepinde ontvangen bedragen - uit de bonboeken werd vanaf dat moment steeds - op dezelfde wijze als voorheen - op de kaslijsten geboekt. Deze geboekte omzet werd door de accountant overgenomen. Daarnaast boekte de accountant tevens de op de bankafschriften vermelde gepinde bedragen als omzet. Als gevolg hiervan werd een deel van de omzet dubbel verantwoord, hetgeen aan het einde van het jaar 2002 door de accountant werd geconstateerd. De accountant heeft in verband hiermee op 14 november 2003 bezwaar aangetekend tegen de aan eiser en zijn echtgenote opgelegde aanslagen IB/PVV voor het jaar 2001. Op 25 oktober 2004 heeft verweerder uitspraak gedaan op dit bezwaar. Hierbij heeft hij het bezwaar wegens termijnoverschrijding niet-ontvankelijk verklaard, het bezwaar aangemerkt als een verzoek om ambtshalve herziening en dit verzoek vervolgens afgewezen.
2.8 De controlemedewerker heeft geconstateerd dat vanuit de kas van de vennootschap in het jaar 2001 in totaal een bedrag van ƒ 369.656,-- (€ 167.743,--), waarvan na mei een bedrag van ƒ 298.262,-- (€ 135.345,--), op de bank is gestort. In het jaar 2002 is vanuit de kas in totaal een bedrag van € 122.065,-- op de bank gestort. Hieruit heeft de controlemedewerker de conclusie getrokken dat - ondanks dat de klanten gebruik maakten van het pinapparaat - er (grote) contante bedragen in de kas aanwezig waren geweest. Desgevraagd heeft de accountant aan hem hieromtrent verklaard dat in de jaren 2001 en 2002 sprake was van geleend geld. Ter grootte van de gepinde bedragen zouden leningen zijn aangegaan. Op 3 mei 2001 zou in contanten een lening van ƒ 60.000,-- (€ 27.227,--) aan de vennootschap zijn verstrekt, terwijl op 10 september 2001 en op 18 december 2001 in contanten leningen van respectievelijk ƒ 10.000,-- (€ 4.538,--) en ƒ 26.000,-- (€ 11.798,--) aan de vennootschap zouden zijn verstrekt. Deze verstrekte leningen van in totaal ƒ 96.000,-- (€ 43.563,--) waren niet in de kasadministratie verwerkt. Tijdens het opmaken van de jaarstukken voor het jaar 2001 was de accountant niet op de hoogte van deze geldleningen, zodat deze leningen evenmin in het jaarrapport voor het jaar 2001 waren vermeld. In het jaar 2002 zouden in de maanden januari tot en met mei en in november tot een bedrag van in totaal € 37.500,-- in contanten leningen aan de vennootschap zijn verstrekt. Er heeft geen verwerking van deze leningen in de kasadministratie plaatsgevonden. De accountant heeft bij het opmaken van de jaarstukken voor het jaar 2002 deze leningen wel op de balans vermeld.
2.9 Indien geen rekening zou worden gehouden met de hiervoor bedoelde geldleningen en - hetgeen eisers echtgenote heeft nagelaten - in de kasadministratie voor de jaren 2001 en 2002 de gepinde bedragen als kruisposten zouden worden tegen geboekt, zouden er negatieve kassen zijn ontstaan ter grootte van ongeveer de beweerdelijke geleende bedragen.
2.10 Zowel in maart 2001 als in juli 2001 is eiser naar China geweest. Hoewel alle privé-uitgaven van eiser en zijn echtgenote via de administratie van de vennootschap lopen, is de controlemedewerker niet gebleken dat de privé-opnamen in genoemde maanden hoger waren dan in andere maanden.
2.11 De boekhouding van de vennootschap werd voor de jaren 2000 en 2001 op dezelfde wijze gevoerd als voor de jaren 1999 en 2000. Ook voor het jaar 1995 werd de boekhouding op overeenkomstige wijze gevoerd.
2.12 Blijkens de door de accountant opgemaakte jaarstukken van de vennootschap bedragen voor de jaren 1999 tot en met 2002 de brutowinstpercentages van de inkoopwaarde respectievelijk 144 procent, 168 procent, 134 procent en 147 procent. Hierbij is voor het jaar 2001 uitgegaan van de door de accountant ná de indiening van het bezwaarschrift berekende jaarcijfers.
2.13 Uit door verweerder overgelegde branchedocumentatie blijkt dat het brutowinstpercentage bij een Chinees-Indisch restaurant gemiddeld 200 procent bedraagt.
2.14 De kennisgroep Horeca van de belastingdienst heeft aan de hand van in het gehele land uitgevoerde onderzoeken en waarnemingen bij Chinese restaurants vastgesteld dat één baal rijst dan wel één pak bami gemiddeld een omzet oplevert van € 840,-- (inclusief omzetbelasting, exclusief dranken).
2.15 De controlemedewerker heeft in het door hem op 28 juli 2004 opgemaakte rapport op basis van zijn bevindingen ter zake van de door hem gecontroleerde kasadministratie voor de jaren 2001 en 2002 onder meer geconcludeerd dat de kasadministratie van de vennootschap voor de jaren 1999 tot en met 2002 geen betrouwbare basis voor de winstberekening is. Hierbij heeft hij zijn bevindingen ter zake van de door hem gecontroleerde kasadministratie voor de jaren 2001 en 2002 geëxtrapoleerd naar de jaren 1999 en 2000. Verder heeft de controlemedewerker onder meer geconcludeerd dat de vastgestelde brutowinstpercentages voor de jaren 1999 tot en met 2002 onverklaarbaar laag zijn ten opzichte van het hiervoor onder punt 2.13 bedoelde landelijke gemiddelde. Naar aanleiding van deze conclusies heeft de controlemedewerker een theoretische omzet- en winstberekening gemaakt. Blijkens het controlerapport is hij daarbij als volgt te werk gegaan: "De landelijke norm van € 840 in combinatie met de inkopen rijst en bami zou een logisch uitgangspunt voor een omzetcorrectie zijn. Dit zou een correctie opleveren waarbij een brutowinstpercentage ontstaat van bijna 300%. Dit acht ik onaanvaardbaar hoog en daarom ga ik voor de berekening van de correctie uit van het gemiddelde brutowinstpercentage van 200%.". Verweerder heeft daarop voor het jaar 1999 een omzetcorrectie aangebracht van ƒ 114.204,-- (€ 51.823,--).
2.16 Bij de onderhavige op 5 november 2004 gedagtekende navorderingsaanslag IB/PVV heeft verweerder het bij de (primitieve) aanslag vastgestelde belastbare inkomen verhoogd met het - op grond van de tussen eiser en zijn echtgenote geldende winstverdeling - aan eiser toerekenbare deel van de omzetcorrectie ad 60 procent van ƒ 114.204,--, ofwel
ƒ 68.522,-- (€ 31.094,--), een correctie inzake het ten onrechte ten laste van het resultaat gebrachte privé-aandeel in de accountantskosten ad 60 procent van ƒ 440,--, ofwel ƒ 264,-- (€ 119,--) en een met deze correcties samenhangende correctie inzake de zelfstandigenaftrek ad ƒ 4.300,-- (€ 1.951,--). Bij de onderhavige eveneens op 5 november 2004 gedagtekende navorderingsaanslag WAZ heeft verweerder het bij de (primitieve) aanslag vastgestelde premie-inkomen verhoogd met genoemde twee winstcorrecties tot het maximale premie-inkomen van ƒ 84.000,-- (€ 38.118,--).
2.17 Bij brief van 8 juni 2004 heeft verweerder eiser in kennis gesteld van zijn voornemen om aan hem bij het opleggen van de onderhavige navorderingsaanslagen boetes op te leggen. Overeenkomstig dit voornemen heeft verweerder de hiervoor onder de punten 1.1 en 1.2 bedoelde boetes van 50% van de wegens de door verweerder aangebrachte omzetcorrectie nagevorderde IB/PVV en premie WAZ aan eiser opgelegd.
2.18 Bij brief van 1 december 2004, ingekomen bij verweerder op 3 december 2004, heeft eiser pro forma bezwaar gemaakt tegen onder meer de onderhavige navorderingsaanslagen. Bij brief van 18 januari 2005, ingekomen bij verweerder op 19 januari 2005, heeft hij dit bezwaar gemotiveerd.
2.19 Verweerder heeft eisers bezwaren in deze zaak alsmede in de zaken van eiser en zijn echtgenote met de nummers 06/776, 06/775, 06/772, 06/770, 06/752, 06/749, 06/747, 06/746, 06/745 in overleg met eisers gemachtigde gelijktijdig behandeld en daarop gelijktijdig op 3 februari 2006 uitspraak gedaan. Hierbij heeft hij onder meer de onderhavige navorderingsaanslagen en boetebeschikkingen gehandhaafd. Eiser heeft op 14 maart 2006 hiertegen pro forma beroep ingesteld. Bij brief van 19 april 2006, ingekomen bij de rechtbank op 21 april 2006, heeft hij dit beroep gemotiveerd.