ECLI:NL:RBLEE:2006:BC7054

Rechtbank Leeuwarden

Datum uitspraak
22 november 2006
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
AWB 06/819
Instantie
Rechtbank Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bepaling van de waarde van onroerende zaak en cultuurgrondvrijstelling in het kader van de Wet WOZ

In deze zaak heeft de Rechtbank Leeuwarden op 22 november 2006 uitspraak gedaan in een geschil over de waarde van een onroerende zaak, gelegen aan [adres], vastgesteld door de heffingsambtenaar van de gemeente Achtkarspelen. De waarde was vastgesteld op € 222.000,- per waardepeildatum 1 januari 2003 voor het tijdvak van 1 januari 2005 tot 1 januari 2007. Eiser, die de woning in eigendom had, betwistte deze waardebepaling en stelde dat de waarde van de woning op € 147.000,- moest worden vastgesteld. Hij voerde aan dat de percelen geregistreerd in het kadaster onder [x] en [y] als cultuurgrond moesten worden aangemerkt en daarom buiten beschouwing gelaten dienden te worden bij de waardebepaling.

De rechtbank heeft de argumenten van eiser beoordeeld en vastgesteld dat de heffingsambtenaar terecht de waarde van de woning inclusief de grond van in totaal 15.230 m² had vastgesteld. De rechtbank oordeelde dat de percelen [x] en [y] niet voor cultuurgrondvrijstelling in aanmerking kwamen, omdat eiser deze grond niet bedrijfsmatig exploiteerde. De rechtbank baseerde haar oordeel op de relevante wetgeving, waaronder artikel 2 van de Uitvoeringsregeling uitgezonderde objecten Wet WOZ, en concludeerde dat de waarde van de woning niet te hoog was vastgesteld.

De rechtbank verklaarde het beroep van eiser ongegrond en gaf aan dat partijen binnen zes weken na de verzenddatum van de uitspraak hoger beroep konden instellen bij het gerechtshof te Leeuwarden of beroep in cassatie bij de Hoge Raad der Nederlanden, mits de wederpartij schriftelijk instemde. De uitspraak werd openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier R.H. Wolfslag.

Uitspraak

RECHTBANK LEEUWARDEN
Sector bestuursrecht, belastingkamer
Procedurenummer: AWB 06/819
Uitspraakdatum: 22 november 2006
Uitspraak als bedoeld in afdeling 8.2.6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in het geding tussen
[eiser], wonende te [woonplaats], eiser,
en
de heffingsambtenaar van de gemeente Achtkarspelen, verweerder.
1. Ontstaan en loop van het geding
1.1 Verweerder heeft bij beschikking krachtens artikel 22 van de Wet waardering onroerende zaken (hierna: Wet WOZ) de waarde van de onroerende zaak, plaatselijk bekend [adres] (hierna: de woning), per waardepeildatum 1 januari 2003 vastgesteld voor het tijdvak 1 januari 2005 tot 1 januari 2007 op € 222.000,-.
1.2 Verweerder heeft bij beslissing op bezwaar van 20 februari 2006 de waarde gehandhaafd.
1.3 Eiser heeft daartegen tijdig beroep ingesteld.
1.4 Verweerder heeft de op de zaak betrekking hebbende stukken overgelegd en een verweerschrift ingediend. Voorts heeft verweerder vóór de zitting nadere stukken ingediend.
1.5 De behandeling van het beroep ter zitting heeft plaatsgevonden op 26 september 2006 te Leeuwarden, waar eiser in persoon is verschenen en namens verweerder zijn verschenen: E. van der Zwaag en A. van der Meer.
2. Feiten
Op grond van de stukken van het geding en het verhandelde ter zitting staat het volgende vast:
Eiser is gebruiker en genothebbende krachtens eigendom, bezit of beperkt recht van de woning. Het betreft een vrijstaande woning met garage en berging. De inhoud van de woning bedraagt ongeveer 400m³. Het perceel waarop de woning is gebouwd is 830 m² groot. Daarnaast heeft eiser 2 percelen grond van in totaal 14.400 m².
3. Geschil
3.1 In geschil is de waarde van de woning op de waardepeildatum. Voorts is in geschil het antwoord op de vraag of de percelen geregistreerd in het kadaster onder [x] en [y] al dan niet bij de bepaling van de waarde buiten aanmerking dienen worden te gelaten.
3.2 Eiser bepleit een waarde van € 147.000,-. Hij stelt verder dat enkel de grond bij zijn woning bij de bepaling van de waarde in aanmerking dient te worden genomen. Daartoe stelt eiser dat de kadastrale percelen [x] en [y] bedrijfsmatig als landbouwgrond worden gebruikt, waardoor deze voor cultuurgrondvrijstelling in aanmerking komen.
3.3 Verweerder heeft onder meer verwezen naar een door hem overgelegde matrix. Naast gegevens van de betrokken woning, bevat de matrix gegevens van een aantal vergelijkingsobjecten. Verweerder stelt dat de grondoppervlakte bij de woning in totaal 15.230 m² bedraagt. De percelen [x] en [y] komen volgens verweerder niet voor cultuurgrondvrijstelling in aanmerking, omdat eiser deze grond niet bedrijfsmatig exploiteert.
4. Beoordeling van het geschil
4.1 Op grond van artikel 2, eerste lid, aanhef en onder a van de Uitvoeringsregeling uitgezonderde objecten Wet WOZ wordt bij de bepaling van de waarde buiten aanmerking gelaten de waarde van: ten behoeve van de land- of bosbouw bedrijfsmatig geëxploiteerde cultuurgrond, voor zover die niet ondergrond vormt van gebouwde eigendommen.
4.2 De rechtbank is van oordeel dat verweerder terecht in totaal 15.230 m² grond bij de waardering heeft betrokken. De percelen [x] en [y] komen niet voor cultuurvrijstelling op grond van artikel 2, eerste lid, aanhef en onder a van de Uitvoeringsregeling uitgezonderde objecten Wet WOZ in aanmerking, nu niet aannemelijk is dat eiser deze grond bedrijfsmatig exploiteert. Van bedrijfsmatige exploitatie is sprake indien middels een onderneming wordt deelgenomen aan het economisch verkeer met het oogmerk om winst te behalen. Uit brieven van de Belastingdienst van 23 juli 2003 en 17 mei 2006, waarvan afschriften door verweerder zijn overgelegd, blijkt dat eiser bij de Belastingdienst niet bekend staat als ondernemer. Eiser heeft zijn stelling dat hij ondernemer is en de grond als zodanig exploiteert niet aannemelijk weten te maken.
4.3 Krachtens artikel 17, eerste lid, van de Wet WOZ wordt aan een onroerende zaak een waarde toegekend. Ingevolge het tweede lid van dit artikel wordt deze waarde bepaald op de waarde die aan de onroerende zaak dient te worden toegekend indien de volle en onbezwaarde eigendom daarvan zou kunnen worden overgedragen en de verkrijger de zaak in de staat waarin die zich bevindt, onmiddellijk en in volle omvang in gebruik zou kunnen nemen. Daarbij heeft als waarde te gelden de waarde in het economische verkeer, ofwel de prijs, die bij aanbieding ten verkoop op de voor die onroerende zaak meest geschikte wijze na de beste voorbereiding door de meest biedende gegadigde voor de onroerende zaak zou zijn betaald.
4.4 De bewijslast inzake de juistheid van de aan de woning toegekende waarde ligt - bij betwisting - bij verweerder. Met de onder 3.3 vermelde matrix heeft verweerder aannemelijk gemaakt dat hij de waarde van de woning met de 15.230 m² bijbehorende grond op de waardepeildatum niet te hoog heeft vastgesteld. De rechtbank neemt hierbij in aanmerking dat de in het taxatierapport genoemde vergelijkingsobjecten kort vóór of kort na de waardepeildatum zijn verkocht en wat type, bouwjaar, ligging, en onderhoudstoestand betreft voldoende vergelijkbaar zijn met de woning. Met het feit dat [vergelijkingsobject a] een zwembad heeft, heeft verweerder naar het oordeel van de rechtbank voldoende rekening gehouden. Eisers woning is qua ligging vergelijkbaar en heeft beduidend meer grond. De woning van eiser is in juiste verhouding tot de gerealiseerde verkoopcijfers van de vergelijkingspanden gewaardeerd.
4.5 Eiser heeft voorts aangevoerd dat de aan de woning toegekende waarde niet in een juiste verhouding staat tot de waarde die is toegekend per de vorige waardepeildatum van 1 januari 1999. Doel en strekking van de Wet WOZ brengen echter mee dat de waarde van een onroerende zaak voor elk tijdvak opnieuw wordt bepaald, aan de hand van feiten en omstandigheden die zich op of rond de waardepeildatum voordoen, met voorbijgaan aan de waarde die per een vorige waardepeildatum aan de onroerende zaak is toegekend. De waarde van de woning is vastgesteld op basis van rond de waardepeildatum behaalde verkoopcijfers van de met de woning vergelijkbare objecten. De desbetreffende beroepsgrond van eiser faalt daarom.
4.6 De rechtbank komt tot de slotsom dat de waarde van de woning niet te hoog is vastgesteld. Het beroep is ongegrond.
5. Proceskosten
De rechtbank ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.
6. Beslissing
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan op 22 november 2006 door mr. E. de Witt, mr. U. van Houten en
mr. J.W. Keuning, rechters, en op dezelfde dag in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van R.H. Wolfslag, griffier.
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum:
- hoger beroep instellen bij het gerechtshof te Leeuwarden (belastingkamer), Postbus 1704, 8901 CA Leeuwarden; dan wel
- beroep in cassatie instellen bij de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), Postbus 20303, 2500 EH Den Haag, mits de wederpartij daarmee schriftelijk instemt.
N.B. Bij het bestuursorgaan berust de bevoegdheid tot het instellen van beroep in cassatie niet bij de ambtenaar die de procedure voor de rechtbank heeft gevoerd.
Bij het instellen van hoger beroep dan wel beroep in cassatie dient het volgende in acht te worden genomen:
1 - bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd;
2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. een dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep dan wel het beroep in cassatie is ingesteld;
d. de gronden van het hoger beroep dan wel het beroep in cassatie.
Bij het instellen van beroep in cassatie dient daarnaast in acht te worden genomen dat bij het beroepschrift een schriftelijke verklaring van de wederpartij wordt gevoegd, inhoudende dat wordt ingestemd met het instellen van beroep in cassatie tegen de uitspraak van de rechtbank.