ECLI:NL:RBLEE:2006:BA5420

Rechtbank Leeuwarden

Datum uitspraak
13 januari 2006
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
AWB 05/1341
Instantie
Rechtbank Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging aanslag reinigingsrechten voor digitale onderneming

In deze zaak heeft de Rechtbank Leeuwarden op 13 januari 2006 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiser, een ondernemer die vanuit zijn woning een digitaal bedrijf exploiteert, en de heffingsambtenaar van de gemeente Ameland. Eiser had bezwaar gemaakt tegen een aanslag in de reinigingsrechten van € 146,61 voor het jaar 2004, die door verweerder was opgelegd. Eiser stelde dat zijn bedrijf geen of nagenoeg geen bedrijfsafval produceert, aangezien zijn werkzaamheden voornamelijk digitaal plaatsvinden en hij geen fysieke producten produceert die afval genereren. Na de uitspraak op bezwaar, waarin de aanslag werd gehandhaafd, heeft eiser beroep ingesteld bij de rechtbank.

Tijdens de zitting op 25 november 2005 heeft eiser zijn standpunt toegelicht, waarbij hij benadrukte dat zijn werkzaamheden geen afvalstoffen met zich meebrengen. Verweerder daarentegen stelde dat er altijd enige vorm van afval zal ontstaan bij bedrijfsmatige activiteiten. De rechtbank heeft vervolgens de ontvankelijkheid van het beroep beoordeeld en vastgesteld dat het beroepschrift tijdig was ingediend, ondanks dat het een dag na de termijn was ontvangen.

De rechtbank heeft in haar beoordeling geconcludeerd dat eiser aannemelijk heeft gemaakt dat zijn bedrijf geen of nagenoeg geen bedrijfsafval produceert. De rechtbank oordeelde dat de aanslag ten onrechte was opgelegd, omdat verweerder geen bewijs had geleverd dat er daadwerkelijk afvalstoffen vrijkwamen. De rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard, de aanslag vernietigd en verweerder veroordeeld in de proceskosten van eiser. De gemeente Ameland werd aangewezen als de rechtspersoon die deze kosten moest vergoeden. De uitspraak biedt belangrijke inzichten in de beoordeling van aanslagen voor reinigingsrechten in relatie tot digitale ondernemingen.

Uitspraak

RECHTBANK LEEUWARDEN
Sector bestuursrecht, belastingkamer
Registratienummer: AWB 05/1341
Uitspraakdatum: 13 januari 2006
Uitspraak als bedoeld in artikel 8:77 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) juncto artikel 26 Algemene wet inzake rijksbelastingen (AWR) in het geding tussen
[eiser],
wonende te [woonplaats], eiser,
en
de heffingsambtenaar van de gemeente Ameland,
verweerder,
gemachtigde S.R. Winia.
Ontstaan en loop van het geding
1.1 Verweerder heeft aan eiser ten aanzien van zijn bedrijf [bedrijf] voor het jaar 2004 een aanslag opgelegd in de reinigingsrechten van € 146,61. Het aanslagbiljet is op naam van eiser persoonlijk gesteld.
1.2 Na daartegen gemaakt bezwaar heeft verweerder bij de uitspraak op bezwaar de aanslag gehandhaafd. Eiser heeft daartegen beroep ingesteld.
1.3 Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 25 november 2005 te Leeuwarden.
Eiser is aldaar in persoon verschenen; verweerder bij gemachtigde.
De feiten
Op grond van de stukken van het geding en het verhandelde ter zitting staat, als tussen partijen niet in geschil, dan wel door een van hen gesteld en door de wederpartij niet of niet voldoende weersproken, het volgende vast:
2.1 Eiser exploiteert vanuit zijn woning, gelegen aan de [adres] een bedrijf onder de naam [bedrijf]. De werkzaamheden worden enkel door hemzelf vanuit één kamer in de woning verricht.
2.2 Eisers bedrijf is werkzaam op het gebied van fotografie, webdesign, illustratie, multimedia, internetservice, drukwerk, belettering en grafische vormgeving. Deze werkzaamheden worden in digitale vorm verricht. De door hem gemaakte productie worden ook digitaal aan de klanten geleverd.
2.3 Verweerder heeft voor dit bedrijf voor het jaar 2004 ingevolge de Verordening reinigingsrechten 2004 van de gemeente Ameland, vastgesteld door de gemeenteraad van Ameland (hierna: de verordening) op 22 december 2003, een aanslag reinigingsrechten opgelegd ter hoogte van € 146,61. Dit tarief is aan eiser in rekening gebracht op grond van artikel 3 van de bij deze verordening behorende tarieventabel, waarbij eisers bedrijf is ingedeeld in categorie 1 - e omschreven als "overige kantoren en dergelijke". Deze aanslag is op de naam van eiser gesteld en heeft als aanslagnummer [aanslagnummer] (factuurnummer [factuurnummer]). Bij de bestreden uitspraak heeft verweerder de aanslag gehandhaafd, met dien verstande dat verweerder in verband met de klacht van eiser, op 27 juni 2005 een nieuwe aanslag onder nr. [aanslagnummer] (factuurnummer [factuurnummer]) ten name van aan eisers bedrijf heeft opgelegd. Verweerder heeft eiser daarnaast ook als privé-persoon voor de reinigingsrechten wegens huishoudelijk afval aangeslagen.
2.4 Het beroepschrift van eiser tegen deze uitspraak is op 9 augustus 2005 door de rechtbank ontvangen.
Het geschil
3.1 Partijen hebben zich ter zitting nader op het standpunt gesteld dat de in eerste instantie aan eiser opgelegde aanslag van 10 juni 2004 met nummer [aanslagnummer], dient te worden aangemerkt als de hier in geding zijnde aanslag.
3.2 Tussen partijen is derhalve nog in geschil het antwoord op de vraag of eisers bedrijf terecht is aangeslagen voor de reinigingsrechten ter zake van het produceren van bedrijfsafval.
3.3 Eiser beantwoordt deze vraag ontkennend. Eiser is van mening dat, doordat de werkzaamheden binnen zijn bedrijf vanuit zijn woning uitsluitend door middel van de computer in digitale vorm worden verricht, binnen zijn bedrijf geen afvalstoffen vrijkomen. De zakelijke correspondentie en contacten verlopen eveneens bijna geheel via de computer, terwijl eventueel drukwerk rechtstreeks van de drukker naar de klant wordt verstuurd. Eiser wijst er voorts op dat koffiefilters, door verweerder als voorbeeld van bedrijfsafval aangedragen, in zijn geval ook geen bedrijfsafval is, aangezien hij de koffie e.d. in zijn eigen woning nuttigt.
3.4 Verweerder bestrijdt eisers grieven en beantwoordt deze vraag daarom bevestigend. Verweerder stelt zich op het standpunt dat bij de werkzaamheden die eiser bedrijfsmatig verricht hoe dan ook afvalstoffen vrijkomen, die als bedrijfsafval in de zin van de verordening kunnen gelden.
3.5 Partijen doen hun standpunten steunen op de gronden welke daartoe door hen zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken, van al welke stukken de inhoud als hier ingevoegd moet worden aangemerkt.
Beoordeling van het geschil
4.1 Ingevolge de artikelen 6:7 en 6:9 van de Awb juncto 26 van de AWR, bedraagt de termijn voor het indienen van een beroepschrift zes weken en vangt deze termijn aan met ingang van de dag na die van dagtekening van de uitspraak op bezwaar. Bij verzending per post is een beroepschrift tijdig ingediend indien het voor het einde van de termijn ter post is bezorgd, mits het niet later dan een week na afloop van de termijn is ontvangen.
4.2 De onderhavige uitspraak op bezwaar is verzonden op 27 juni 2005, zodat de onder punt 4.1 bedoelde termijn eindigde op 8 augustus 2005. Het beroepschrift is op 9 augustus 2005 door de rechtbank ontvangen, derhalve één dag na het verstrijken van de onder punt 4.1 bedoelde beroepstermijn. Nu het poststempel op de envelop niet leesbaar is, gaat de rechtbank, mede naar aanleiding van de geloofwaardige verklaring van eiser ter zitting daaromtrent, er vanuit dat het beroepschrift voor het einde van de termijn ter post is bezorgd. De rechtbank acht het beroepschrift daarom ontvankelijk.
4.3 Vervolgens overweegt de rechtbank dat zij partijen zal volgen in hun ter zitting nader ingenomen standpunt dat de aanslag van 10 juni 2004 met factuurnummer [factuurnummer] als de hier in geding zijnde aanslag dient te worden aangemerkt. Eiser laat zijn grieven tegen de tenaamstelling van die aanslag varen. De rechtbank gaat er derhalve vanuit, zoals namens verweerder ter zitting is toegezegd, dat de op 27 juni 2005 op eisers bedrijfsnaam gestelde aanslag onder factuurnummer [factuurnummer] door verweerder zal worden vernietigd.
4.4 Ten aanzien van de inhoudelijk kant van de zaak overweegt de rechtbank het volgende. De rechtbank stelt voorop dat op eiser de bewijslast rust aannemelijk te maken dat in het onderhavige jaar ten behoeve van zijn bedrijf geen gebruik is gemaakt van de aangeboden diensten van de reinigingsdienst van de gemeente Ameland. Eiser heeft, als omschreven onder punt 3.3, gemotiveerd aangegeven dat zijn bedrijf geen bedrijfsafval produceert zodat geen gebruik is gemaakt van de reinigingsdienst van de gemeenteAmeland. Verweerder heeft daartegenover gesteld dat de aard van de werkzaamheden met zich meebrengt dat er afval moet vrijkomen. Volgens verweerder zal het niet om grote hoeveelheden gaan, maar enig afval lijkt verweerder evident. Desgevraagd heeft de gemachtigde van verweerder ter zitting nog verklaard dat daaromtrent ter plaatse geen onderzoek of enige gerichte controle heeft plaatsgevonden.
4.5 De rechtbank is van oordeel dat gelet op de aard van eisers bedrijf en de binnen zijn bedrijf verrichte werkzaamheden, welke hoofdzakelijk in digitale vorm plaatsvinden, alsmede de bijzondere omstandigheid dat de werkkamer van eiser onderdeel uitmaakt van zijn eigen woning en hij het werk alleen verricht, eiser aannemelijk heeft gemaakt dat door zijn bedrijf geen of nagenoeg geen bedrijfsafval wordt geproduceerd. Nu door verweerder overigens geen feiten zijn gesteld en aannemelijk gemaakt die op het tegendeel duiden, verweerder heeft immers geen enkel onderzoek gedaan ter plekke, heeft verweerder naar het oordeel van de rechtbank onderhavige aanslag ten onrechte aan eiser opgelegd.
4.6 Het vorenstaande leidt er toe dat het beroep gegrond verklaard zal worden, zodat de overige nog door eiser aangevoerde gronden door de rechtbank niet beoordeeld hoeven te worden.
Proceskosten
In de omstandigheden van het geval vindt de rechtbank aanleiding op grond van artikel 8:75 van de Awb verweerder te veroordelen in de kosten die eiser in verband met de behandeling van het beroep redelijkerwijs heeft moeten maken. De rechtbank bepaalt deze kosten op € 25 ter zake van reiskosten. De rechtbank wijst de gemeente Ameland aan als de rechtspersoon die deze kosten moet vergoeden.
Beslissing
De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt de uitspraak waarvan beroep;
- vernietigt de aanslag reinigingsrechten 2004 met aanslagnummer [aanslagnummer] (factuurnummer [factuurnummer]);
- gelast dat de gemeente Ameland het door eiser betaalde griffierecht van € 37 aan
eiser vergoedt;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten ten bedrage van € 25, onder aanwijzing van de gemeente Ameland die deze kosten aan eiser dient te vergoeden.
Deze uitspraak is vastgesteld door mr. H.H.A. Fransen. De beslissing is op 13 januari 2006 in het openbaar uitgesproken, in tegenwoordigheid van mr. J. de Jong, griffier.
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum:
- hoger beroep instellen bij het gerechtshof te Leeuwarden (belastingkamer), Postbus 1704, 8901 CA Leeuwarden; dan wel
- beroep in cassatie instellen bij de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), Postbus 20303, 2500 EH Den Haag, mits de wederpartij daarmee schriftelijk instemt.
N.B. Bij het bestuursorgaan berust de bevoegdheid tot het instellen van beroep in cassatie niet bij de ambtenaar die de procedure voor de rechtbank heeft gevoerd.
Bij het instellen van hoger beroep dan wel beroep in cassatie dient het volgende in acht te worden genomen:
1 - bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd.
2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. een dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep dan wel het beroep in cassatie is ingesteld;
d. de gronden van het hoger beroep dan wel het beroep in cassatie.
Bij het instellen van beroep in cassatie dient daarnaast in acht te worden genomen dat bij het beroepschrift een schriftelijke verklaring van de wederpartij wordt gevoegd, inhoudende dat wordt ingestemd met het instellen van beroep in cassatie tegen de uitspraak van de rechtbank.