ECLI:NL:RBLEE:2006:AZ6074

Rechtbank Leeuwarden

Datum uitspraak
30 november 2006
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
197592 \ CV EXPL 06-1130
Instantie
Rechtbank Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van jaarlijkse bijdrage en schadevergoeding wegens manipulatie elektriciteitsmeter

In deze zaak vorderde de Vereniging van Eigenaars Jachthaven 'Wellewille' (hierna: Wellewille) betaling van € 1.145,28 van [gedaagde], die als eigenaar van een appartementsrecht lid is van Wellewille. De vordering was gebaseerd op een jaarlijkse bijdrage van € 600,- en schadevergoeding voor het onrechtmatig afnemen van elektriciteit door [gedaagde] in de periode van november 2002 tot medio april 2005. Wellewille stelde dat [gedaagde] de elektriciteitsmeter had gemanipuleerd, waardoor hij elektriciteit had afgenomen zonder dat dit gemeten werd. [gedaagde] was eerder veroordeeld voor oplichting in een strafzaak en betwistte de vordering, stellende dat hij de meter stil had gezet uit protest tegen de kosten die hij moest betalen voor elektriciteit die door anderen werd verbruikt.

De kantonrechter oordeelde dat Wellewille recht had op betaling van de jaarlijkse bijdrage en de schadevergoeding, maar dat het door Wellewille gevorderde bedrag voor de schadevergoeding niet volledig kon worden toegewezen. De kantonrechter kwam tot de conclusie dat het bewijs voor het door Wellewille gestelde gebruik van elektriciteit niet voldoende was onderbouwd. Uiteindelijk werd [gedaagde] veroordeeld tot betaling van een totaalbedrag van € 667,38, vermeerderd met wettelijke rente en kosten van het geding. De vordering van [gedaagde] in reconventie werd afgewezen omdat deze te laat was ingediend.

Uitspraak

RECHTBANK LEEUWARDEN
Sector kanton
Locatie Heerenveen
zaak-/rolnummer: 197592 CV EXPL 06-1130
vonnis van de kantonrechter d.d. 30 november 2006
inzake
de vereniging Vereniging van Eigenaars Jachthaven "Wellewille",
hierna te noemen: Wellewille,
gevestigd te Woudsend,
eiseres,
gemachtigde: mr P.F. Schepel,
tegen
[gedaagde],
hierna te noemen: [gedaagde],
wonende te [woonplaats],
gedaagde,
procederende in persoon.
Procesverloop
1. Op de bij dagvaarding vermelde gronden heeft Wellewille gevorderd om [gedaagde] te veroordelen tot betaling van € 1.145,28 met rente en kosten. Wellewille heeft tevens een akte houdende rectificatie dagvaarding overgelegd.
[gedaagde] heeft bij antwoord de vordering betwist.
Na repliek, dupliek en een akte zijdens Wellewille, houdende uitlating producties, is vonnis bepaald op de stukken, waarvan de inhoud als hier ingelast geldt.
Door partijen zijn producties in het geding gebracht.
Motivering
Vaststaande feiten
2.1. In deze zaak kan van het navolgende worden uitgegaan.
[gedaagde] is als eigenaar van een appartementsrecht, rechtgevend op het uitsluitend gebruik van box [nummer] van het botenhuis met toebehoren, gelegen in de scheepshal aan de Vosseleane te Woudsend, van rechtswege lid van Wellewille. Ter zake van jaarlijkse bijdrage is [gedaagde] aan Wellewille een bedrag ad € 600,- verschuldigd. Deze bijdragen moeten krachtens het toepasselijke modelreglement van de toenmalige Koninklijke Notariële Broederschap binnen een maand aan Wellewille worden voldaan.
De bijdrage over 2005 ad € 600,- en de afrekening (meer) stroomverbruik over 2004/2005 ad € 9,90 zijn bij factuur van 4 juni 2005 aan [gedaagde] in rekening gebracht.
[gedaagde] heeft ten behoeve van de stalling van zijn schip in die hal een elektriciteits-aansluiting via een tussenmeter. [gedaagde] heeft deze meter zodanig gemanipuleerd, dat door hem in de periode van november 2002 tot medio april 2005 elektriciteit is afgenomen zonder dat dit is gemeten.
[gedaagde] is te dezer zake bij onherroepelijk vonnis van de politierechter te Leeuwarden van 18 april 2005 wegens oplichting veroordeeld tot een geldboete van € 250,-.
Standpunt Wellewille
2.2. Wellewille baseert haar vordering op de vaststaande feiten. Zij vordert in deze procedure betaling van de jaarlijkse bijdrage over 2005 en van de stroomkosten over 2004/2005 ad in totaal € 609,90. Daarnaast vordert zij vergoeding van de schade die zij heeft geleden als gevolg van het onrechtmatig handelen van [gedaagde] met betrekking tot de door deze afgenomen elektriciteit, die Wellewille becijfert op een bedrag ad € 535,38 bij een gemiddeld tarief van € 0,12 per kWh en een verbruik van in totaal 4.455 kWh.
Daarnaast vordert Wellewille vergoeding van rente.
Wellewille ziet in het verweer van [gedaagde] geen betwisting van de vordering, maar zij beschouwt het verweer slechts als een soort opschorting van [gedaagde]'s betalingsverplichtingen. Zij is van mening, dat [gedaagde] een beroep op dit opschortingsrecht tevoren had moeten doen en niet achteraf, zoals hij nu heeft gedaan. Indien [gedaagde] het als lid van Wellewille niet eens zou zijn met de hoogte van de jaarlijkse bijdragen, dan had hij de daarvoor aangewezen weg moeten bewandelen.
Volgens Wellewille functioneert de parallelmeter goed en heeft deze het juiste verbruik gemeten. Wellewille betwist, dat derden onbevoegd gebruik hebben gemaakt van [gedaagde]'s aansluiting en stelt, dat, indien dat al het geval zou zijn, dit [gedaagde] niet van zijn betalingsverplichting ontslaat.
De door [gedaagde] geuite klachten rechtvaardigen niet de opschorting van de betaling van de jaarlijkse bijdrage in de kosten van Wellewille, waartoe hij op grond van de wet en van het splitsingsreglement is gehouden.
Standpunt [gedaagde]
2.3. [gedaagde] heeft zich tegen de vordering verweerd, stellende dat hij de meter tot stilstand heeft gebracht, niet om afgenomen stroom te manipuleren, maar bij wege van protest of weigering om onder druk van het bestuur mee te moeten betalen aan stroom die elders in het schiphuis en buitensteigers zonder meter wordt verbruikt. [gedaagde] betwist de juistheid van het bedrag, dat is rekening wordt gebracht voor de illegaal gebruikte stroom en stelt dat zijn schip is voorzien van een goedgekeurde en verzegelde meter waarop de door hem gebruikte elektriciteit staat vermeld. De door Wellewille toegepaste meter is er één die niet is goedgekeurd en verzegeld.
Volgens [gedaagde] heeft de politierechter te Leeuwarden de in de strafzaak ingebrachte vordering tot vergoeding van de schade niet meegenomen als zijnde niet overtuigend bewijs.
Tenslotte geeft [gedaagde] een beschrijving van een aantal punten dat door het bestuur van Wellewille ondanks genomen besluiten in de ledenvergaderingen niet nakomt.
Bij dupliek maakt [gedaagde] aanspraak op een bedrag ad € 50.000,-, nu volgens hem Wellewille in gebreke is gebleven.
Beoordeling
3.1. De vordering van Wellewille valt uiteen in drie onderdelen, te weten:
a. een bedrag van € 535,38 als schade voor het illegaal gebruik van stroom;
b. een bedrag van € 600,-- voor de jaarlijkse bijdrage 2005;
c. een bedrag van € 9,90 voor het meerverbruik aan stroom over 2004/2005.
3.2. Ten aanzien van onderdeel a van de vordering wordt het volgende overwogen.
Zoals hierboven bij 2.1 is overwogen staat vast, dat [gedaagde] wegens oplichting, betrekking hebbend op het (onrechtmatig) handelen van [gedaagde], bij inmiddels onherroepelijk vonnis door de politierechter te Leeuwarden is veroordeeld tot betaling van een geldboete.
[gedaagde] heeft tot zijn verweer aangevoerd, dat de politierechter de in de strafzaak ingebrachte vordering tot schadevergoeding in zijn oordeel niet heeft meegenomen, daarmee kennelijk stellend, dat de kantonrechter daarover niet meer kan oordelen.
Niet is echter gebleken dat sprake zou zijn van het nogmaals aanbrengen van dezelfde vordering, waarop al eerder zou zijn beslist. Uit hetgeen [gedaagde] stelt kan integendeel worden afgeleid dat de politierechter de vordering buiten beschouwing heeft gelaten en er dus geen oordeel over heeft gegeven. De kantonrechter gaat er daarom in deze procedure van uit, dat de politierechter ten aanzien van de vordering tot schadevergoeding artikel 361, derde lid, Wetboek van Strafvordering heeft toegepast.
Het staat Wellewille daarom vrij haar vordering tot schadevergoeding in deze procedure mee te nemen.
Nu vast staat dat de schade is veroorzaakt door [gedaagde], is de hierop betrekking hebbende vordering van Wellewille in beginsel toewijsbaar.
[gedaagde] heeft echter de hoogte van het ter zake van schadevergoeding gevorderde bedrag betwist met de stelling, dat, zolang zijn elektriciteitsverbruik door Wellewille is gemeten, door hem per jaar gemiddeld 195 kWh is afgenomen.
Wellewille heeft dat niet gemotiveerd betwist.
Voorts lijkt de eigen stelling van Wellewille, dat [gedaagde] gedurende de periode van 21 april 2004 tot 15 april 2005 195 kWh heeft afgenomen, de juistheid van het verweer van [gedaagde] op dit punt te bevestigen. Immers onaannemelijk lijkt, dat waar in een periode van 1 jaar het verbruik 195 kWh bedraagt, het verbruik in de daaraan voorafgaande periode van 1½ jaar 4260 kWh heeft bedragen. Wellewille heeft geen bijzondere omstandigheden gesteld, die daarvoor een verklaring zouden kunnen zijn.
Het vorenstaande brengt met zich mee, dat Wellewille het bewijs van het door haar gestelde gebruik had dienen te leveren. Dat heeft zij echter niet gedaan, terwijl zij evenmin een deugdelijk bewijsaanbod heeft gedaan.
De kantonrechter gaat daarom bij de beoordeling van het geschil uit van een jaarverbruik van [gedaagde] bij Wellewille van (afgerond) 200 kWh, zijnde het door hem erkende verbruik per jaar.
Ter zake van schadevergoeding kan daarom een bedrag worden toegewezen dat over de periode van november 2002 tot en met 20 april 2004 is gebaseerd op een verbruik van 200 kWh per jaar tegen een prijs van gemiddeld € 0,12 per kWh, zodat over die periode een bedrag ad € 34,08 toewijsbaar is. Daarnaast kan over de periode van 21 april 2004 tot 15 april 2005 worden toegewezen (195 kWh à € 0,12 =) € 23,40.
3.3. Onderdeel b leidt tot de volgende overwegingen.
Met Wellewille leest de kantonrechter in het verweer van [gedaagde] ten aanzien van de betaling van de jaarlijkse bijdrage aan Wellewille over 2005 en van de afrekening van de elektriciteit over 2004/2005 – zoals omschreven in de factuur van 4 juni 2005 – niet méér dan een beroep door [gedaagde] op een opschortingsrecht.
[gedaagde] voert daartoe aan, dat hij de elektriciteitsmeter heeft stilgezet omdat hij gedwongen wordt mee te betalen aan stroom die beweerdelijk elders in de scheepshal zonder meter onbeperkt door derden kan worden gebruikt, en omdat hem jaarlijks teveel elektriciteitsverbruik in rekening wordt gebracht. Kennelijk wilde [gedaagde] hiermee Wellewille wijzen op zijn bezwaren tegen de handelwijze van haar bestuur ten aanzien van het gebruik van elektriciteit door derden en het hem in rekening brengen daarvan.
De kantonrechter kan deze stellingname niet volgen. [gedaagde] heeft geen gemotiveerd verweer gevoerd tegen de verschuldigdheid van de jaarlijkse bijdrage. Ook tegen de hoogte van het daarvoor door Wellewille vastgestelde bedrag is door [gedaagde] onvoldoende gemotiveerd verweer gevoerd. Voorts heeft [gedaagde] onvoldoende gesteld om te kunnen aannemen dat het bedrag van de in rekening gebrachte bijdrage niet op de juiste wijze door (bestuur en leden van) Wellewille is vastgesteld of dat daarover binnen Wellewille onenigheid bestond. De kantonrechter is daarom van oordeel dat geen sprake is van een voor [gedaagde] geldend opschortingsrecht.
Het te dier zake gevorderde bedrag kan dan ook worden toegewezen.
3.4. Hetzelfde geldt voor onderdeel c, te weten de afrekening van het (meer) stroomverbruik over 2004/2005, nu [gedaagde] ook te dien aanzien onvoldoende heeft gesteld om de juistheid van zijn verweer te kunnen aannemen.
3.5. Resumerend kan ter zake van hoofdsom dus worden toegewezen (€ 34,08 + € 23,40 + € 600,- + € 9,90 =) € 667,38.
3.6. Tegen de vordering tot vergoeding van rente is door [gedaagde] niet op zelfstandige gronden verweer gevoerd, zodat ook deze kan worden toegewezen, zij het dat daarbij rekening zal worden gehouden met de hoogte van de aan hoofdsom toegewezen bedragen.
3.7. Bij dupliek heeft [gedaagde] op door hem aangegeven gronden aanspraak gemaakt op een bedrag ad € 50.000,-.
Voorzover dit als een vordering in reconventie moet worden opgevat, moet deze buiten behandeling blijven, nu [gedaagde] haar te laat – want, zoals gezegd, pas bij dupliek – heeft ingesteld. [gedaagde] had deze vordering volgens art. 137 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering dadelijk bij antwoord moeten instellen.
3.8. Als de hoofdzakelijk in het ongelijk te stellen partij zal [gedaagde] in de kosten van het geding worden veroordeeld.
Beslissing
De kantonrechter:
veroordeelt [gedaagde] tot betaling aan Wellewille van een bedrag groot € 667,38 (zegge: zeshonderdzevenenzestig euro en achtendertig cent) te vermeerderen met de wettelijke rente over € 34,08 vanaf 6 mei 2004, over € 23,40 vanaf 9 mei 2005 en met de wettelijke rente verhoogd met 2% over € 609,90 vanaf 22 juni 2005, alles tot de dag der algehele voldoening;
veroordeelt [gedaagde] in de kosten van het geding, tot op deze uitspraak aan zijde van Wellewille begroot op € 200,- aan salaris gemachtigde en op € 220,32 aan verschotten;
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
wijst het meer of anders gevorderde af.
Aldus gewezen door mr J.C.G. Leijten, kantonrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 30 november 2006 in tegenwoordigheid van de griffier.
c 37