ECLI:NL:RBLEE:2006:AZ4891

Rechtbank Leeuwarden

Datum uitspraak
30 november 2006
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
17/756254-06 VEV
Instantie
Rechtbank Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verduistering in dienstbetrekking door halbeheerder met aanzienlijke schade voor werkgever

Op 30 november 2006 heeft de Rechtbank Leeuwarden uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, die zich schuldig heeft gemaakt aan verduistering in dienstbetrekking. De verdachte, die bijna negen jaar in dienst was als beheerder van een amusementenhal, heeft gedurende de laatste vijftien maanden van zijn dienstverband tienduizenden euro's verduisterd. Dit gebeurde doordat hij in zijn functie het vertrouwen van zijn werkgever genoot, waardoor hij regelmatig alleen werkte en toegang had tot de benodigde sleutels om met de machines te frauderen. De rechtbank heeft bij de strafbepaling rekening gehouden met de aard en ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het is begaan, en de persoon van de verdachte, zoals blijkt uit het voorlichtingsrapport.

De officier van justitie had een gevangenisstraf van vier maanden en een werkstraf van 240 uren geëist. De rechtbank oordeelde dat een onvoorwaardelijke gevangenisstraf niet wenselijk was, omdat dit de verdachte zou beletten om inkomen te verwerven. In plaats daarvan werd een werkstraf van 240 uren opgelegd, met een voorwaardelijke gevangenisstraf van twee maanden. De rechtbank achtte de verdachte strafbaar, aangezien er geen strafuitsluitingsgronden aanwezig waren.

Daarnaast heeft de benadeelde partij, de werkgever van de verdachte, een schadevergoeding gevorderd. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte een bedrag van € 56.365,90 aan schade heeft veroorzaakt, dat aan de benadeelde partij moet worden vergoed. De vordering voor het overige deel werd niet ontvankelijk verklaard, en de benadeelde partij kan dit deel enkel bij de burgerlijke rechter aanbrengen. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, en de rechtbank heeft de verdachte ook veroordeeld in de kosten van het geding.

Uitspraak

Rechtbank Leeuwarden
Sector strafrecht
VERKORT VONNIS
Uitspraak: 30 november 2006
Parketnummer: 17/756254-06
VONNIS van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats],
wonende te [adres].
De rechtbank heeft gelet op het ter terechtzitting gehouden onderzoek van 16 november 2006.
De verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. E.M. Mulder, advocaat te Joure.
TELASTELEGGING
Aan dit vonnis is een door de griffier gewaarmerkte fotokopie van de dagvaarding gehecht, waaruit de inhoud van de telastelegging geacht moet worden hier te zijn overgenomen.
In de telastelegging voorkomende schrijffouten of kennelijke misslagen worden verbeterd gelezen. De verdachte is hierdoor niet in zijn belangen geschaad.
BEWEZENVERKLARING
De rechtbank acht het primair telastegelegde bewezen, met dien verstande dat:
hij in de periode van 1 maart 2005 tot en met 20 juni 2006 op diverse data en tijdstippen te Heerenveen, in de gemeente Heerenveen, meermalen opzettelijk hoeveelheden kasgeld, die geheel of ten dele toebehoorden aan [werkgever], welke goederen verdachte telkens uit hoofde van zijn persoonlijke dienstbetrekking van/als halbeheerder, in (loon)dienst bij voornoemde [werkgever], in het kader van zijn werkzaam-heden, bestaande zijn, verdachtes, werkzaamheden (onder meer) uit het beheer van de kas en het uitbetalen van kasgeld aan klanten, onder zich had en aldus voornoemde gelden telkens anders dan door misdrijf onder zich had, telkens wederrechtelijk zich heeft toegeëigend.
De verdachte zal van het meer of anders telastegelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
KWALIFICATIE
Het bewezene levert op het misdrijf:
primair
Verduistering gepleegd door hem die het goed uit hoofde van zijn persoonlijke dienstbetrekking onder zich heeft, meermalen gepleegd.
STRAFBAARHEID VERDACHTE
De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.
STRAFMOTIVERING
De rechtbank neemt bij de bepaling van de hierna te vermelden strafsoort en strafmaat in aanmerking:
- de aard en de ernst van het gepleegde feit;
- de omstandigheden waaronder dit is begaan;
- de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken en deze naar voren komt uit het uittreksel uit het algemeen documentatieregister en het voorlichtingsrapport;
- de vordering van de officier van justitie tot veroordeling van verdachte terzake het primair telastegelegde tot een gevangenisstraf voor de duur van 4 maanden, met aftrek van voorarrest, alsmede een werkstraf voor de duur van 240 uren, subsidiair 120 dagen hechtenis;
- het pleidooi van de raadsvrouw.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan verduistering in dienstbetrekking. Verdachte is bijna negen jaar bij zijn werkgever in dienst geweest, laatstelijk als beheerder van een amusementenhal. Gedurende de laatste vijftien maanden van dat dienstverband heeft verdachte tienduizenden euro's van zijn werkgever verduisterd. Verdachte kon de gelden verduisteren omdat hij in zijn functie van halbeheerder het vertrouwen van zijn werkgever genoot, waardoor hij regelmatig alleen werkte en tevens de beschikking had over de benodigde sleutels om met de machines te frauderen.
Verdachte heeft met zijn strafbare handelen het vertrouwen van zijn werkgever geschaad.
Bij het vaststellen van een passende sanctie weegt de rechtbank het volgende mee als strafbepalende omstandigheden. Verdachte is niet eerder veroordeeld wegens soortgelijke strafbare feiten. Het strafbare handelen heeft voor verdachte tot negatief gevolg gehad dat hij door zijn werkgever op staande voet is ontslagen. Tengevolge daarvan heeft verdachte geen recht op een uitkering, terwijl hij een gezin te onderhouden heeft. Verdachte heeft aangegeven dat hij het verduisterde bedrag aan zijn werkgever wil terugbetalen. De rechtbank vindt het negatief dat verdachte geen inzicht heeft gegeven in wat hij met de verduisterde gelden heeft gedaan.
Bij het bepalen van de strafsoort heeft de rechtbank aansluiting gezocht bij de oriëntatiepunten voor sociale zekerheidsfraude, ondanks dat de rechtbank inziet dat dit een ander strafbaar feit is. Alles afwegende is naar het oordeel van de rechtbank een flinke werkstraf een passende sanctie. Het opleggen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf, zoals door de officier van justitie is geëist, zou tot gevolg hebben dat verdachte niet in staat is inkomen te verwerven, hetgeen niet gewenst is. Wel zal de rechtbank een voorwaardelijke gevangenisstraf opleggen teneinde verdachte te weerhouden van het begaan van nieuwe strafbare feiten.
BENADEELDE PARTIJ
[werkgever] heeft zich voor de aanvang van de terechtzitting als benadeelde partij in het strafproces gevoegd door middel van indiening van het voorgeschreven formulier bevattende de opgave van een vordering tot vergoeding van door haar geleden schade ten gevolge van het aan verdachte telastegelegde en bewezenverklaarde feit alsmede de gronden waarop deze berust. Ter terechtzitting is door de heer [naam] namens [werkgever] het bedrag van voornoemde vordering verminderd, aangezien de incassokosten ten bedrage van ? 14.746,26 zijn ingetrokken. Derhalve resteert een gevorderd bedrag van ? 98.308,40.
De rechtbank is van oordeel dat in ieder geval voldoende aannemelijk is geworden dat een bedrag van ? 56.365,90 (zegge: zesenvijftigduizend driehonderd vijfenzestig euro en negentig eurocent), schade is geleden, nu verdachtes raadsvrouw ter zitting de vordering voor een gedeelte heeft betwist, te weten voor een bedrag van ? 41.942,50. Voorts overweegt de rechtbank dat deze schade in zodanig verband staat met het door verdachte gepleegde strafbare feit, dat deze aan hem als een gevolg van zijn handelen kan worden toegerekend. De rechtbank acht de vordering derhalve in zoverre gegrond en ten aanzien van voornoemd bedrag voor toewijzing vatbaar.
De rechtbank is voorts van oordeel dat de vordering voor het overige niet van zo eenvoudige aard is dat zij zich leent voor behandeling in het strafgeding, zodat de benadeelde partij ten aanzien van het meergevorderde niet ontvankelijk moet worden verklaard.
TOEPASSING VAN WETSARTIKELEN
De rechtbank heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 57, 321 en 322 van het Wetboek van Strafrecht.
DE UITSPRAAK VAN DE RECHTBANK LUIDT
RECHTDOENDE:
Verklaart het primair telastegelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar in voege als voormeld en verdachte deswege strafbaar.
Veroordeelt verdachte te dier zake tot:
Een werkstraf, bestaande uit het verrichten van 240 uren onbetaalde arbeid.
Beveelt dat voor het geval de veroordeelde de werkstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis voor de duur van 120 dagen zal worden toegepast.
Beveelt dat de tijd door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en/of voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde werkstraf geheel in mindering zal worden gebracht naar de maatstaf van 2 uren per dag inverzekeringstelling/voorlopige hechtenis.
Een gevangenisstraf voor de duur van 2 maanden.
Bepaalt, dat deze gevangenisstraf niet zal worden tenuitvoergelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond, dat de veroordeelde zich voor het einde van een proeftijd, welke hierbij wordt vastgesteld op twee jaren, aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is telastegelegd dan het bewezenverklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Wijst de vordering van de benadeelde partij [werkgever], gevestigd te [adres], toe tot na te melden bedrag en veroordeelt verdachte mitsdien tot betaling aan deze benadeelde partij van een bedrag van ? 56.365,90 (zegge: zesenvijftigduizend driehonderd vijfenzestig euro en negentig eurocent).
Bepaalt dat de benadeelde partij in het overige deel van de vordering niet ontvankelijk is en dat dit deel van de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.
Veroordeelt verdachte in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot heden begroot op nihil.
Dit vonnis is gewezen door mr. G. Bracht, voorzitter, mr. M.J. Dijkstra en mr. M.R. de Vries, rechters, bijgestaan door mr. C.T. Brontsema, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 30 november 2006.