ECLI:NL:RBLEE:2006:AZ4886

Rechtbank Leeuwarden

Datum uitspraak
30 november 2006
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
17/840144-06 VEV
Instantie
Rechtbank Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verkeersongeval met zwaar lichamelijk letsel en verlaten plaats ongeval

Op 30 november 2006 heeft de Rechtbank Leeuwarden uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 17 februari 2006 betrokken was bij een verkeersongeval in Leeuwarden. De verdachte, als bestuurder van een personenauto, heeft zich zodanig onvoorzichtig en onoplettend gedragen dat hij een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft veroorzaakt. Hij reed met een te hoge snelheid en heeft onvoldoende rekening gehouden met stilstaande voertuigen en personen op de weg. Hierdoor heeft hij een persoon aangereden die in de middenberm stond, wat resulteerde in zwaar lichamelijk letsel voor het slachtoffer, waaronder twee verbrijzelde onderbenen en een gebroken arm.

De rechtbank heeft de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder het is begaan in overweging genomen, evenals de persoon van de verdachte. De officier van justitie had een werkstraf van 84 uren en een ontzegging van de rijbevoegdheid voor 10 maanden geëist. De rechtbank oordeelde echter dat de verdachte een hogere werkstraf en een langere ontzegging van de rijbevoegdheid moest krijgen, gezien de gevolgen van de aanrijding voor het slachtoffer. De verdachte heeft na de aanrijding de plaats van het ongeval verlaten, wat als strafverzwarende omstandigheid is meegewogen.

De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een werkstraf van 120 uren en een ontzegging van de rijbevoegdheid voor 12 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk. De rechtbank heeft ook bepaald dat de tijd waarin het rijbewijs van de verdachte is ingevorderd, in mindering zal worden gebracht op de bijkomende straf. De verdachte is vrijgesproken van het meer of anders telastegelegde, aangezien de rechtbank dat niet bewezen achtte.

Uitspraak

Rechtbank Leeuwarden
Sector strafrecht
VERKORT VONNIS
Uitspraak: 30 november 2006
Parketnummer: 17/840144-06
VONNIS van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats],
wonende te [adres].
De rechtbank heeft gelet op het ter terechtzitting gehouden onderzoek van 16 november 2006.
De verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. B. Korvemaker, advocaat te Leeuwarden.
TELASTELEGGING
Aan dit vonnis is een door de griffier gewaarmerkte fotokopie van de dagvaarding gehecht, waaruit de inhoud van de telastelegging geacht moet worden hier te zijn overgenomen.
In de telastelegging voorkomende schrijffouten of kennelijke misslagen worden verbeterd gelezen. De verdachte is hierdoor niet in zijn belangen geschaad.
BEWEZENVERKLARING
De rechtbank acht het primair telastegelegde bewezen, met dien verstande dat:
hij op 17 februari 2006, bij Leeuwarden, in de gemeente Leeuwarden, als verkeersdeelnemer,
namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto) daarmee, rijdende over de voor het openbaar verkeer openstaande weg, de Groningerstraatweg, komende uit de richting van Leeuwarden en gaande in de richting van Hurdegaryp, zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden,
doordat verdachte zeer onvoorzichtig en/of onoplettend is geweest, aangezien verdachte met het door hem bestuurde motorrijtuig
- zijn snelheid niet zodanig heeft geregeld dat hij in staat was om zijn voertuig tot stilstand te brengen binnen de afstand waarover hij de weg kon overzien en waarover deze vrij was en
- in onvoldoende mate rekening heeft gehouden met zich vóór hem op de rijbaan op de linkerrijstrook en/of rechterrijstrook van die weg bevindende (andere stilstaande) motorrijtuigen die beiden alarmverlichting en/of waarschuwingsverlichting voerden en/of een of meer zich in de, aan de linkerzijde van de rijbaan gelegen, middenberm bevindende personen en vervolgens
- via voornoemde middenberm de op de rijbaan stilstaande motorrijtuigen aan de linkerzijde is gepasseerd en vervolgens
- met de voorzijde van het door hem bestuurde motorrijtuig is aangereden en/of (op)gebotst tegen een zich in voornoemde middenberm bevindende/staande persoon tengevolge waarvan voornoemde persoon [slachtoffer] geheten, zwaar lichamelijk letsel te weten twee verbrijzelde (onder)benen en een (op twee plaatsen) gebroken (linkerboven)arm en twee gebroken ribben en een longembolie en een uitgescheurde oorschelp en een beschadigde zenuw in de (linker)arm werd toegebracht.
De verdachte zal van het meer of anders telastegelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
KWALIFICATIE
Het bewezene levert op het misdrijf:
primair
Overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994.
STRAFBAARHEID VERDACHTE
De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.
STRAFMOTIVERING
De rechtbank neemt bij de bepaling van de hierna te vermelden strafsoort en strafmaat in aanmerking:
- de aard en de ernst van het gepleegde feit;
- de omstandigheden waaronder dit is begaan;
- de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken en deze naar voren komt uit het uittreksel uit het algemeen documentatieregister en het voorlichtingsrapport;
- de vordering van de officier van justitie tot veroordeling van verdachte terzake het primair telastegelegde tot een werkstraf van 84 uren, subsidiair 42 dagen hechtenis, alsmede een ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van 10 maanden, waarvan 5 maanden voorwaardelijk;
- het pleidooi van de raadsman.
Verdachte heeft door zijn schuld een verkeersongeval veroorzaakt. Doordat hij zeer onoplettend en onvoorzichtig heeft gereden, heeft hij zijn auto niet tijdig tot stilstand kunnen brengen. Dit terwijl van verdachte gezien de omstandigheden een hoge mate van oplettendheid verwacht mocht worden. Verdachte haalde namelijk een aantal nog stilstaande voertuigen in voor een - volgens zijn verklaring - op groen gesprongen stoplicht, waarbij hij het kruisingsvlak vervolgens met een naar verhouding hoge snelheid is overgestoken. Verdachte heeft niet opgemerkt dat er even na het kruisingsvlak mensen op de rijbaan stonden, dat er auto's tot stilstand kwamen en dat de automobilisten van deze auto's inmiddels hun alarmverlichting hadden ingeschakeld, teneinde het achteropkomend verkeer te waarschuwen.
Vervolgens heeft verdachte een uitwijkmanoeuvre gemaakt om te voorkomen dat hij tegen de reeds stilstaande auto's zou aanrijden. Hij heeft niet opgemerkt dat er inmiddels mensen in de middenberm stonden. Hij is de twee op de weg stilstaande auto's links - deels door de middenberm - gepasseerd, waarbij hij het slachtoffer, dat op dat moment de politie stond te bellen in de middenberm, heeft aangereden. Daardoor is het slachtoffer ernstig gewond geraakt, zodanig dat het nog maar de vraag is of hij ooit volledig zal herstellen.
De veroorzaker van een verkeersongeval, waarbij sprake is van zeer onvoorzichtig en onoplettend rijgedrag, dient volgens de oriëntatiepunten in beginsel te worden bestraft met een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van twee maanden en een ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van twaalf maanden.
De rechtbank is van oordeel dat verdachte geen plausibele verklaring heeft kunnen geven voor het feit dat hij meteen na de aanrijding met grote snelheid is weggereden. De rechtbank zal dan ook het verlaten van de plaats van het ongeval, waarbij verdachte de door hem aange-reden persoon in hulpeloze toestand heeft achtergelaten, meewegen als strafverzwarende omstandigheid.
De reclassering heeft gerapporteerd de indruk te hebben gekregen dat verdachte zijn verantwoordelijkheid voor het ongeval neemt en zich schuldig voelt over wat hij heeft aangericht. De rechtbank heeft ter terechtzitting evenwel - ondanks de spijtbetuiging van verdachte - niet de indruk gekregen dat verdachte de omvang van het leed, dat hij bij het slachtoffer heeft veroorzaakt, volledig beseft.
Daartegenover staat dat verdachte jong is en geen relevant strafblad heeft.
Onder deze omstandigheden is de rechtbank van oordeel dat aan verdachte een hogere werkstraf en een hogere ontzegging van de rijbevoegdheid dient te worden opgelegd dan door de officier van justitie is geëist.
Met de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat, gelet op de gevolgen die de aanrijding heeft gehad voor het slachtoffer, aan verdachte een deels onvoorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid opgelegd dient te worden. Daarbij laat de rechtbank het belang van verdachte - gezien diens stelling dat hij zijn rijbewijs nodig heeft om zijn opleiding te kunnen afronden - minder zwaar meewegen dan het belang van het slachtoffer. De rechtbank zal aan verdachte een werkstraf opleggen en een deels onvoorwaardelijke rijontzegging.
TOEPASSING VAN WETSARTIKELEN
De rechtbank heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c en 22d van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 6, 176 (oud) en 179 van de Wegenverkeerswet 1994.
DE UITSPRAAK VAN DE RECHTBANK LUIDT
RECHTDOENDE:
Verklaart het primair telastegelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar in voege als voormeld en verdachte deswege strafbaar.
Veroordeelt verdachte te dier zake tot:
Een werkstraf, bestaande uit het verrichten van 120 uren onbetaalde arbeid.
Beveelt dat voor het geval de veroordeelde de werkstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis voor de duur van 60 dagen zal worden toegepast.
Ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen -bromfietsen daaronder begrepen- voor de tijd van 12 maanden.
Bepaalt, dat van deze bijkomende straf een gedeelte, groot 6 maanden niet zal worden tenuitvoergelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond, dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd, welke hierbij wordt vastgesteld op twee jaren, aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Bepaalt dat de tijd gedurende welke het rijbewijs van de veroordeelde vóór het tijdstip waarop de uitspraak voor wat betreft de bijkomende straf voor tenuitvoerlegging vatbaar is geworden, ingevorderd of ingehouden is geweest, op de duur van die bijkomende straf geheel in mindering zal worden gebracht.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is telastegelegd dan het bewezenverklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Dit vonnis is gewezen door mr. G. Bracht, voorzitter, mr. M.J. Dijkstra en mr. M.R. de Vries, rechters, bijgestaan door mr. C.T. Brontsema, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 30 november 2006.