RECHTBANK LEEUWARDEN
Sector bestuursrecht
Procedurenummer: AWB 06/2527
uitspraak van 5 december 2006 voorzieningenrechter op grond van artikel 8:84 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb)
[verzoekers],
beiden wonende te Rijs,
verzoekers,
gemachtigde: mr J. Leenstra,
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Gaasterlân-Sleat,
verweerder,
gemachtigden:
E.A. Beswerda, werkzaam bij verweerder,
mr. J.V. van Ophem, advocaat te Leeuwarden.
Procesverloop
Bij brief van 31 juli 2006 heeft verweerder verzoekers mededeling gedaan van zijn besluit waarbij geweigerd is handhavend op te treden tegen het organiseren van een Russische Krystmerk op 8, 9 en 10 december 2006 in de Teatertún te Rijs.
Tegen dit besluit heeft verzoekers bezwaar aangetekend.
Op grond van art. 8:26 lid 1 Awb is L.J. van der Wal namens De Teatertún (verder te noemen De Teatertún) door de rechtbank in de gelegenheid gesteld als partij aan het geding deel te nemen. Hij heeft van deze gelegenheid gebruik gemaakt en een schriftelijke uiteenzetting over de zaak gegeven.
De zaak is behandeld ter zitting van de rechtbank, gehouden op 4 december 2006. Verzoekers zijn verschenen, bijgestaan door hun gemachtigde. Verweerder is verschenen bij bovengenoemde gemachtigden. Van der Wal is in persoon verschenen.
Motivering
Op grond van art. 8:81 lid 1 Awb kan de voorzieningenrechter van de rechtbank die bevoegd is of kan worden in de hoofdzaak, op verzoek een voorlopige voorziening treffen indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist.
Ten aanzien van de ontvankelijkheid van het verzoek overweegt de voorzieningenrechter als volgt.
Bij brief van 19 juni 2006 hebben verzoekers verweerder verzocht handhavend op te treden tegens de exploitant van de Teatertún, omdat aldaar een aantal activiteiten worden georganiseerd die naar de mening van verzoekers in strijd zijn met het bestemmingsplan. Eén van deze activiteiten betreft de Russische Krystmerk op 8, 9 en 10 december 2006. Bij besluit van 31 juli 2006 heeft verweerder geweigerd handhavend op te treden. Bij dit besluit heeft verweerder ook geweigerd handhavend op te treden tegen de organisatie van een curiosamarkt en Senses 2006.
Verzoekers hebben op 4 september 2006 bezwaar gemaakt tegen de weigering handhavend op te treden tegen de verschillende activiteiten. Dit bezwaarschrift is behandeld tijdens de hoorzitting gehouden door de Commissie van advies voor de bezwaar- en beroepschriften op 20 september 2006. Verweerder stelt onder verwijzing naar het verslag van de hoorzitting dat verzoekers het bezwaarschrift voor zover het betrekking heeft op de organisatie van de Krystmerk tijdens die hoorzitting mondeling hebben ingetrokken, zodat het verzoek om een voorlopige voorziening niet-ontvankelijk dient te worden verklaard. Verzoekers hebben ten stelligste ontkend tijdens die hoorzitting het bezwaarschrift voor zover betrekking hebbend op de Krystmerk te hebben ingetrokken.
De voorzieningenrechter overweegt als volgt.
In het verslag van de hoorzitting is na een weergave van hetgeen is besproken inzake de verleende vergunning voor het plaatsen van een reclamebord het volgende opgenomen:
"De heer Van Ophem overlegt eveneens een pleitnotitie en deelt deze uit. Vervolgens vraagt de heer Van Ophem aan de heer Leenstra of de onderstreepte passage in zijn pleitnota betekent dat er van zijn kant enkel nog bezwaar is tegen deze ene muziekvoorstelling en dat er geen bezwaar meer is tegen de andere activiteiten, zoals bijvoorbeeld Senses en de kerstmarkt.
De heer Leenstra antwoordt dat het alleen nog maar gaat over deze ene muziekvoorstelling. De rest is niet meer aan de orde.
De heer Groenewoud vraagt voor alle duidelijkheid aan de heer Leenstra of de bezwaren enkel gericht zijn op déze muziekvoorstelling. De heer Leenstra bevestigt dit nogmaals."
Verzoekers hebben de betreffende pleitnota overlegd. In de onderstreepte passage is het volgende opgenomen: "Ten slot wil ik opmerken dat [verzoekers] zich niet verzetten tegen activiteiten in het openluchttheater. Ze hebben zich tegen de op 9 juli 2006 in het openluchttheater geplande voorstelling van de "De Trûbadours" verzet, enkel en alleen omdat het hier om een muziekvoorstelling ging. Noch het huidige bestemmingsplan, noch het vorige bestemmingsplan geven daarvoor de ruimte." Deze passage is onderdeel van het gedeelte van de pleitnota waarin wordt weergegeven waarom naar de mening van verzoekers de op 9 juli 2006 geplande activiteit geen doorgang kon vinden.
Gelet op de stellige ontkenning door verzoekers dat zij het bezwaarschrift voor zover betrekking hebbend op de Krystmerk hebben ingetrokken en het feit dat in de voormelde pleitnota geen woorden zijn gewijd aan de Krystmerk, is de voorzieningenrechter van oordeel dat niet onomstotelijk is komen vast te staan dat verzoekers het bezwaarschrift voor zover betrekking hebbend op Krystmerk hebben ingetrokken. Gelet op de bewoordingen en de feitelijke gang van zaken acht de voorzieningenrechter het goed mogelijk dat de gemachtigde van verzoekers tijdens de hoorzitting enkel heeft beoogd aan te geven dat zijn pleitnota geen betrekking heeft op de Krystmerk en niet dat hij zijn bezwaren voor zover betrekking hebbend op deze Krystmerk heeft willen intrekken.
Voorts is genoegzaam aangetoond dat verzoekers een spoedeisend belang hebben bij de gevraagde voorlopige voorziening. De voorzieningenrechter acht het verzoek derhalve ontvankelijk.
Voor zover de beoordeling van het verzoek met zich brengt dat het geschil in de hoofdzaak wordt beoordeeld, heeft het oordeel van de voorzieningenrechter daaromtrent een voorlopig karakter. Aan een verzoek als het onderhavige kan in beginsel worden voldaan, indien het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter in de hoofdzaak luidt dat het bezwaar tegen het aangevallen besluit gegrond verklaard zal moeten worden.
De voorzieningenrechter baseert zich bij zijn oordeelsvorming op onderstaande feiten en omstandigheden.
Verweerder heeft in het besluit van 31 juli 2006 overwogen dat de Krystmerk onder de elementen exposities, passieve recreatie en naar de aard daarmee gelijk te stellen sociaal-culturele doeleinden van de bestemmingsomschrijving valt en dat een Krystmerk al jaren op het programma van de Teatertún staat en daar nimmer bezwaar tegen is gemaakt. Ter zitting heeft verweerder naar voren gebracht dat verweerder niet bevoegd is handhavend op te treden, omdat geen sprake is van strijd met het bestemmingsplan dan wel dat deze activiteit onder de overgangsrechtelijke bescherming van het bestemmingsplan valt. Voor zover deze bevoegdheid wel bestaat is verweerder van mening dat handhaving in dit geval onevenredig is.
Verzoekers zijn van mening dat de Krystmerk aangemerkt dient te worden als detailhandel, hetgeen in strijd is met het bestemmingsplan.
De voorzieningenrechter overweegt als volgt.
Ingevolge het van kracht zijnde bestemmingsplan "Buitengebied 2004" hebben de betreffende gronden de bestemming "Maatschappelijke gronden" met klasse aanduiding "I". In het goedgekeurde gedeelte van art. 10 lid A van de planvoorschriften is bepaald dat de voor maatschappelijke doeleinden aangewezen gronden zijn bestemd voor:
1. gebouwen ten behoeve van:
a. het uitvoeren van theatervoorstellingen, exposities, passieve recreatie en naar de aard daarmee gelijk te stellen sociaal-culturele doelstellingen met de daarbijbehorende ondersteunende horecadoeleinden ten behoeve van de voorstellingen, concerten, exposities, et cetera, indien de gronden op de kaart zijn voorzien van de aanduiding "I";
b. sociaal-medische doeleinden, indien de gronden op de kaart zijn voorzien van de aanduiding "II";
c. een bijzondere woonvorm, indien de gronden op de kaart zijn voorzien van de aanduiding “III”;
alsmede in beperkte mate voor:
2. wegen en paden;
3. water;
met de daarbijbehorende:
4. tuinen en terreinen;
5. bouwwerken, geen gebouwen
In het door de Teatertún uitgebrachte persbericht van 29 november 2006 wordt de volgende opsomming gegeven van de activiteiten tijdens de Krystmerk: de uitvoering van een theaterlied, optredens van het Lemster kozakkenkoor, uitvoeringen van Russische dansen, vertellingen van verhalen, kramen met onder andere baltische kleding, matrjosjka's, iconen en beschilderde eieren, spirituele kunst, antiek, woondecoraties en brocante, traditionele gerechten en streekproducten, een iconengalerij, het schilderen van iconen en een huwelijksceremonie. Ter zitting is verklaard dat over het gehele terrein van de Teatertún de activiteiten zullen plaatsvinden en kramen worden geplaatst.
Naar het oordeel van de voorzieningenrechter dient dit evenement in zijn geheel te worden beschouwd en kan dit geheel niet worden aangemerkt als detailhandel. Dat bij dit evenement ook verkoop van bepaalde producten plaatsvindt, maakt dit, gelet op het ondergeschikte karakter daarvan, niet anders. Voorts bestaat dit evenement niet uit het oprichten van gebouwen zoals bedoeld in art. 10 lid 1 onder A van de planvoorschriften, zodat voor de beoordeling voor de vraag of de organisatie van de Krystmerk in strijd is met het bestemmingsplan uitsluitend van belang is in hoeverre dit gebruik zich verdraagt met de aan deze gronden gegeven bestemming "maatschappelijke doeleinden". Nu het bestemmingsplan geen definitie van het begrip "maatschappelijke doeleinden" bevat, is de voorzieningenrechter van oordeel dat, mede gelet op het karakter van de op deze gronden toegestane bebouwing, een redelijke uitleg van dit artikel met zich meebrengt dat een sociaal cultureel evenement als de Krystmerk onder dit begrip valt. De voorzieningenrechter is derhalve van oordeel dat verweerder zich terecht op het standpunt heeft gesteld niet bevoegd te zijn handhavend op te treden.
De voorzieningenrechter komt op grond van het vorenstaande tot het voorlopig oordeel dat er geen aanleiding bestaat om te veronderstellen dat het bestreden besluit in de hoofdzaak niet in stand zal kunnen blijven. Het verzoek om een voorlopige voorziening wordt daarom afgewezen.
De voorzieningenrechter ziet geen aanleiding voor het uitspreken van een proceskostenveroordeling.
Beslissing
De voorzieningenrechter:
wijst het verzoek om een voorlopige voorziening af.
Aldus gegeven door mr. C.H. de Groot, voorzieningenrechter, en in het openbaar uitgesproken op 5 december 2006, in tegenwoordigheid van mr. M.A. Jansen als griffier.
w.g.
M.A. Jansen
C.H. de Groot
Tegen deze uitspraak kan geen rechtsmiddel worden aangewend.