ECLI:NL:RBLEE:2006:AZ3696

Rechtbank Leeuwarden

Datum uitspraak
15 maart 2006
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
69708 / HA ZA 05-362
Instantie
Rechtbank Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid verhuurder voor illegale elektriciteitsafname door huurder

In deze zaak vorderde de besloten vennootschap Essent Netwerk B.V. betaling van een bedrag van € 92.458,35 van [gedaagde] wegens illegale afname van elektriciteit door de huurder van een pand dat eigendom was van [gedaagde]. De rechtbank Leeuwarden oordeelde dat [gedaagde] als verhuurder aansprakelijk was voor de illegale afname van elektriciteit, ondanks zijn verweer dat hij niet verantwoordelijk was voor de handelingen van zijn huurder. De rechtbank stelde vast dat er een contractuele relatie bestond tussen Essent en [gedaagde], aangezien de aanvraag voor de elektriciteitsaansluiting op naam van [gedaagde] stond en hij de facturen had ontvangen zonder hiertegen te protesteren. De rechtbank oordeelde dat [gedaagde] zijn zorgplicht had verzaakt door niet te controleren of de huurder de elektriciteitsvoorzieningen op legale wijze gebruikte. De illegale afname van elektriciteit werd als een tekortkoming in de nakoming van deze zorgplicht beschouwd, wat [gedaagde] verplichtte tot schadevergoeding. De rechtbank hield verdere beslissingen aan en verwees de zaak naar een rolzitting voor het nemen van een akte door Essent.

Uitspraak

Rechtbank Leeuwarden
Sector civiel recht
afdeling handelsrecht
Uitspraak: 15 maart 2006
Zaak-/Rolnummer: 69708 / HA ZA 05-362
VONNIS
van de enkelvoudige handelskamer in de zaak van:
de besloten vennootschap
ESSENT NETWERK B.V.,
gevestigd te 's-Hertogenbosch, tevens zaakdoende te Groningen,
eiseres,
hierna te noemen: Essent,
procureur: mr. P.R. van den Elst,
advocaat: mr. P.T. Bakker te Groningen,
tegen
[gedaagde],
wonende te [woonplaats],
gedaagde,
hierna te noemen: [gedaagde],
procureur: mr. F. van der Hoef.
PROCESGANG
De zaak is bij dagvaarding van 8 april 2005 aanhangig gemaakt. In de procedure zijn de volgende processtukken gewisseld:
- conclusie van antwoord van de zijde van [gedaagde];
- conclusie van repliek van de zijde van Essent;
- conclusie van dupliek van de zijde van [gedaagde];
Partijen hebben producties overgelegd. Ten slotte is door partijen vonnis gevraagd.
RECHTSOVERWEGINGEN
De vordering
1. De vordering van Essent strekt er toe dat de rechtbank, bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad, [gedaagde] veroordeelt tot betaling van:
a. € 92.458,35 aan hoofdsom;
b. € 5.194,29 aan vervallen wettelijke rente tot 1 februari 2005, te vermeerderen met wettelijke rente vanaf 1 februari 2005 tot aan de dag der algehele voldoening;
c. € 2.842,-, althans een zodanig bedrag als de rechtbank in goede justitie juist acht, aan buitengerechtelijke incassokosten;
d. de kosten van het geding.
[gedaagde] heeft tegen de vordering verweer gevoerd met conclusie tot afwijzing van de vordering en tot veroordeling van Essent in de kosten van het geding.
De vaststaande feiten
2. Tussen partijen staat als gesteld en niet of onvoldoende betwist, alsmede op grond van de niet-betwiste inhoud van de overgelegde producties onder meer het volgende vast:
2.1. Essent verzorgt de aanleg, het onderhoud en het beheer van transport- en distributienetten voor gas en elektriciteit in grote delen van Noord-, Oost- en Zuid-Nederland. De afname van elektriciteit op een bepaald perceel wordt bijgehouden door een tussen het netwerk en het perceel aangebrachte meetinrichting.
2.2. Op 31 januari 2002 is er bij Essent ten behoeve van het bedrijfspand staande en gelegen aan het adres [adres 1] een telefonische aanvraag tot aansluiting op het elektriciteitsnetwerk van Essent binnengekomen. Het aanvraagformulier is door een medewerker van Essent ingevuld en is om die reden niet ondertekend door de aanvrager. Op het aanvraagformulier staat als aanvrager [gedaagde] (bedoeld is: [gedaagde], toevoeging Rb.) vermeld, met het adres [adres 2] te [woonplaats] (het woonadres van [gedaagde]), alsmede dat de nota aanlegkosten voor de definitieve aansluiting naar [gedaagde] kan worden gestuurd. Blijkens het aanvraagformulier zal de definitieve aansluiting in week 6 van 2002 worden geplaatst. Installateur voor de elektriciteit was het bedrijf [bedrijf] te Boelenslaan.
2.3. Voormeld bedrijfspand is eigendom van [gedaagde] Beheer B.V. Deze heeft het pand op 14 maart 2002 in eigendom verkregen van Aannemersbedrijf [gedaagde] B.V., die in eigen beheer het bedrijfspand had gebouwd. De bouw is in maart 2002 voltooid.
[gedaagde] is directeur/grootaandeelhouder van [gedaagde] Beheer B.V.
2.4. Op 31 januari 2002 heeft Aannemersbedrijf [gedaagde] B.V. terzake het bedrijfspand een huurovereenkomst gesloten met [betrokkene] te [woonplaats], met ingang van 1 maart 2002 en voor de duur van één jaar.
2.5. Na de aansluiting van de elektriciteit op het perceel zijn alle rekeningen aan [gedaagde] gezonden. Alle voorschotnota's op zijn naam, alsook de twee jaarafrekeningen zijn volledig voldaan. De betaling geschiedde telkens vanaf het postkantoor.
2.6. Op 9 oktober 2003 heeft de politie een inval gedaan in het bedrijfspand. Bij deze inval is gebleken dat in het pand een hennepkwekerij gedreven werd. Voorts is gebleken dat de afgenomen elektriciteit ten behoeve van de hennepkwekerij niet via de meter werd geregistreerd, doordat kabels waren aangesloten op de installatie achter de hoofdzekering. Hierdoor werd buiten de meetinrichting om elektriciteit afgenomen. Een monteur van Essent heeft de toevoer van elektriciteit onderbroken en de elektriciteitsmeter verwijderd. Essent heeft bij de politie aangifte gedaan van diefstal van elektriciteit.
2.7. Essent heeft wegens de illegale afname van elektriciteit een factuur d.d. 29 oktober 2003 ten bedrage van € 92.458,35 aan [gedaagde] doen toekomen. Dit bedrag omvat de totale kosten aan schade, arbeidskosten, materiaal en afgenomen energie. [gedaagde] is tot op heden in gebreke gebleven met de betaling van voormelde factuur.
2.8. De raadsman van [gedaagde] heeft de raadsman van Essent bij brief van 25 juni 2004 het volgende bericht:
'Bij deze bevestig ik dat de belangen van de heer [gedaagde] worden behartigd door ondergetekende. In de tweede plaats kan ik u aangeven dat cliënt niet aan uw sommatie zal voldoen.
U stelt ten onrechte dat cliënt een illegale aansluiting voor elektriciteit heeft gerealiseerd c.q. heeft laten realiseren op het perceel [adres 1]. Het pand is door cliënt verhuurd aan [betrokkene] en wel met ingang van 1 maart 2002. Nadat de politie in het pand een illegale hennepkwekerij had aangetroffen is de huurder met de noorderzon vertrokken. Met de activiteiten in het pand had cliënt geen enkele bemoeienis.
Het is juist dat de aansluiting betreffende levering van elektriciteit contractueel op naam van cliënt staat. Echter de termijn-nota's zijn vanaf de ingangsdatum van de huurovereenkomst steeds door de huurder voldaan. Overigens merk ik namens cliënt nog op dat de huurder de overige aansluitingen voor nutsvoorzieningen wel op eigen naam heeft gezet. Cliënt tast dan ook in het duister waarom dit betreffende de aansluiting voor levering van elektriciteit niet is gebeurd. Cliënt is dan ook absoluut niet verantwoordelijk c.q. aansprakelijk voor illegale activiteiten van zijn huurder.'
Het standpunt van Essent
3. Essent legt aan haar vordering ten grondslag dat tussen haar en [gedaagde] een contractuele relatie bestaat terzake de levering van elektriciteit. Om die reden is [gedaagde] jegens Essent aansprakelijk voor de betaling van de kosten van afname van elektriciteit op het perceel in kwestie. Dat geldt evenzeer in het geval dat [gedaagde] de elektrische installatie op het perceel door derden -zoals een huurder- laat gebruiken. Essent is overigens niet bekend met een huurder van het pand. Door middels een illegale aansluiting de registratie van de meetinrichting te ontgaan, is [gedaagde] toerekenbaar tekortgeschoten jegens Essent. Daarnaast heeft [gedaagde] onrechtmatig jegens Essent gehandeld door het vernielen van de aansluiting van Essent, alsmede vanwege diefstal van energie. De afgenomen energie en de door Essent gemaakte kosten gelden als schade, die door [gedaagde] moet worden vergoed.
4. In reactie op het verweer van [gedaagde] voert Essent aan dat [gedaagde] in de buitengerechtelijke fase nimmer heeft ontkend dat hij de contractuele wederpartij van Essent is. Integendeel, namens [gedaagde] heeft zijn raadsman uitdrukkelijk en onvoorwaardelijk erkend dat hij de contractuele wederpartij van Essent is. Gezien deze erkenning dient de door [gedaagde] in rechte gedane betwisting van het bestaan van een contractuele band tussen hem en Essent te worden gepasseerd.
Het standpunt van [gedaagde]
5. [gedaagde] betwist dat er sprake is van een contractuele relatie tussen hemzelf en Essent. Hiertoe voert hij aan dat de huurder van het net gebouwde bedrijfspand zelf diende te zorgen voor levering van gas, water en elektriciteit, aangezien er nog geen aansluitingen voor deze nutsvoorzieningen in het pand aanwezig waren. Dit is ook daadwerkelijk gebeurd, doordat de huurder van het bedrijfspand met Essent contact heeft opgenomen ten behoeve van de elektriciteitsvoorziening. Om voor [gedaagde] onverklaarbare redenen is de aanvraag voor aansluiting op het elektriciteitsnetwerk van Essent op zijn naam gekomen. [gedaagde] wijst er in dat verband op dat het aanvraagformulier niet is ondertekend. In de bouwfase is er elektriciteit gebruikt op basis van een bouwaansluiting. Deze bouwaansluiting is slechts in gebruik geweest gedurende de periode dat er gebouwd werd. De bouwaansluiting is aangevraagd door de aannemer of het installatiebedrijf dat de elektriciteitsvoorzieningen heeft aangelegd. Na voltooiing van de bouwwerkzaamheden is de bouwaansluiting beëindigd en heeft het installatiebedrijf een gereedmelding aan Essent doen toekomen.
6. [gedaagde] acht zich niet verantwoordelijk voor gedragingen van de (ex-)huurder van het bedrijfspand. Voorts wijst hij erop dat hij, hoewel de voorschotnota's op zijn naam zijn gesteld, zelf nimmer enige betaling aan Essent heeft gedaan.
7. [gedaagde] betwist de gevorderde schade, aangezien volgens hem op geen enkele wijze duidelijk is geworden gedurende welke periode er illegale afname van elektriciteit heeft plaatsgevonden. Volgens de eigen berekening van Essent zou er een hennepkwekerij in bedrijf zijn geweest gedurende een periode van 509 dagen. Hiervan is evenwel geen sprake geweest. Essent heeft naar de mening van [gedaagde] geenszins aannemelijk weten te maken dat de hennepkwekerij reeds vanaf 18 mei 2002 in bedrijf zou zijn geweest.
8. [gedaagde] betwist verder de verschuldigdheid van de gevorderde buitengerechtelijke incassokosten. De geringe hoeveelheid buitengerechtelijke werkzaamheden rechtvaardigt niet de toewijzing van een bedrag aan incassokosten.
Beoordeling van het geschil
9. Het meest verstrekkende verweer van [gedaagde] is dat hij niet als contractuele wederpartij van Essent heeft te gelden. Dit verweer faalt echter. De rechtbank overweegt daartoe het volgende. Het aanvraagformulier voor een aansluiting op het elektriciteitsnetwerk van Essent staat op naam van [gedaagde] zelf. In overeenstemming met dit aanvraagformulier heeft Essent haar voorschotnota's en jaarafrekeningen op naam van [gedaagde] gesteld en deze aan [gedaagde] verzonden. [gedaagde] heeft de ontvangst van deze bescheiden niet betwist, zodat de rechtbank ervan uitgaat dat hij met deze bescheiden bekend was. Niet gebleken is dat [gedaagde] voorafgaand aan deze procedure op enig moment bij Essent heeft gereclameerd dat hij niet haar contractuele wederpartij was. Integendeel, in de brief van de raadsman van [gedaagde] d.d. 25 juni 2004 -hiervoor weergegeven onder overweging 2.8.- wordt namens [gedaagde] zelfs erkend dat hij de contractuele wederpartij van Essent is. Gelet op het niet-protesteren van [gedaagde] tegen de hem toegezonden en op zijn naam gestelde voorschotnota's en jaarafrekeningen, alsmede de in de brief van zijn raadsman besloten liggende erkenning van een contractuele relatie met Essent, zal de in deze procedure gedane betwisting van het bestaan van een contractuele relatie tussen partijen worden gepasseerd. Uitgangspunt in deze procedure is derhalve dat er een contractuele relatie bestaat tussen Essent en [gedaagde].
10. Waar [gedaagde] heeft aangevoerd dat hij zelf nimmer een betaling aan Essent heeft gedaan, overweegt de rechtbank dat zulks niet afdoet aan de tussen Essent en [gedaagde] bestaande contractuele relatie, nu ingevolge artikel 6:30 BW een verbintenis door een ander dan de schuldenaar kan worden nagekomen.
11. Als contractuele wederpartij van Essent is [gedaagde] jegens Essent verplicht om de op het perceel aanwezige aansluiting op het elektriciteitsnetwerk van Essent op legale wijze te (laten) gebruiken, onder meer aan de hand van de registratie van het verbruik door de meetinstallatie. Als zodanig rust er op [gedaagde] een zorgplicht. Het buiten de registratie van de meetinstallatie om illegaal afnemen van elektriciteit levert een tekortkoming op in de nakoming van deze zorgplicht. Deze tekortkoming kan niet door nadere nakoming meer worden geheeld, en verplicht derhalve in beginsel aanstonds tot schadevergoeding. De tekortkoming kan aan [gedaagde] worden toegerekend, nu deze krachtens de in het verkeer geldende opvattingen voor zijn rekening komt. [gedaagde] dient als contractuele wederpartij van Essent, ook al laat hij een huurder gebruik maken van zijn perceel, er voor te zorgen dat op legale wijze gebruik wordt gemaakt van de op het perceel aanwezige elektriciteitsaansluiting. Indien de huurder op illegale wijze stroom afneemt, dan dient [gedaagde] daarvoor in te staan jegens Essent. Het had naar het oordeel van de rechtbank op zijn weg gelegen om de elektriciteitsvoorzieningen op het perceel in kwestie regelmatig te controleren. [gedaagde] heeft zulks kennelijk nagelaten.
12. [gedaagde] is gezien het vorenstaande gehouden de schade die Essent door zijn tekortkoming heeft geleden te vergoeden.
13. Vervolgens komt de omvang van de schadevergoeding aan de orde. Essent heeft aan de berekening van de hoogte van de schadevergoeding ten grondslag gelegd dat de bij de politieinval in het bedrijfspand aangetroffen elektrische apparatuur een vermogen had van 107.900 Watt en dat de hennepkwekerij gedurende een periode van 509 dagen in werking is geweest, zodat -volgens Essent- in totaal 659.776 kWh aan elektriciteit is weggenomen, hetgeen een waarde vertegenwoordigt van € 91.828,25. Gelet op de stand van het geding heeft Essent nog niet kunnen reageren op het pas bij dupliek gevoerde verweer van [gedaagde] tegen de door Essent aan haar berekening ten grondslag gelegde periode van 509 dagen. Uit het oogpunt van een goede procesorde zal de rechtbank Essent in de gelegenheid stellen om bij akte te reageren op dit verweer van [gedaagde]. Hierbij dient Essent de door haar gemaakte berekening nader te onderbouwen.
14. Iedere verdere beslissing zal worden aangehouden.
BESLISSING
De rechtbank:
verwijst de zaak naar de rolzitting van 12 april 2006 voor het nemen van een akte aan de zijde van Essent inzake hetgeen hiervoor is overwogen in rechtsoverweging 13;
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door de rechter mr. R. Giltay en in het openbaar uitgesproken door de rolrechter op 15 maart 2006.