vonnis
RECHTBANK LEEUWARDEN
zaaknummer / rolnummer: 74254 / HA ZA 06-60
Vonnis van 29 november 2006
de naamloze vennootschap
FORTIS ASR SCHADEVERZEKERING N.V.,
gevestigd te Utrecht,
eiseres,
procureur mr. P. Tuinman,
advocaat mr. T.A. Mantel-Hekster te Utrecht,
de vereniging
VERENIGING VOOR CHRISTELIJK ONDERWIJS OP REFORMATORISCHE GRONDSLAG IN OOST-FRIESLAND,
gevestigd te Drachten,
gedaagde,
procureur mr. J.B. Dijkema,
advocaat mr. W.J. Hengeveld te Rotterdam.
Partijen zullen hierna Fortis en de school genoemd worden.
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding
- de conclusie van antwoord
- de conclusie van repliek
- de conclusie van dupliek.
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.
2.1. [slachtoffer] -hierna: [slachtoffer]- is leerling van de Reformatorische Basisschool "Eben-Haëzer". De school houdt deze onderwijsinstelling in stand.
2.2. Op 17 maart 2003 is [slachtoffer] -die toen 10 jaar oud was- tijdens schooltijd een verkeersongeval overkomen. Zoals iedere maandag is [slachtoffer] op genoemde datum met zijn school gaan schoolzwemmen in het zwembad De Welle te Drachten. Na afloop van het schoolzwemmen is [slachtoffer] samen met nog een aantal leerlingen voortijdig vanuit de hal van het zwembadcomplex naar buiten gegaan. Hij is daar ten val gekomen en hij is toen met zijn been bekneld geraakt onder het achterwiel van de bus die de leerlingen kwam ophalen. [slachtoffer] heeft daardoor zeer ernstig beenletsel opgelopen.
2.3. In het proces-verbaal van aanrijding van 17 maart 2003 staat onder meer het volgende vermeld:
(…) 14.1, chauffeur van de lege touringcar reed naar de achterzijde van het zwembad "De Welle" te Drachten, om een klas met kinderen op te halen. Op de achter-parkeerplaats, voor een ingang draaide 14.1 de bus. Hij zag dat een groepje kinderen naar buiten liep, die even later deels weer naar binnen gingen en deels op een trottoir bleven staan. Toen de bus stil stond en 14.1 de deur van de bus wilde openen zag hij twee jongetjes naast de bus thv de passagiersingang staan, die hem gebaarden dat hij terug moest rijden, omdat er wat gebeurd was. 14.1 reed toen een halve meter terug. Bij het uitstappen zag 14.1 dat het slachtoffer gewond naast de bus lag. (…)
2.4. Blijkens een proces-verbaal van verhoor getuige, heeft [getuige 1] op 17 maart 2003 onder meer het volgende verklaard:
Ik zat vandaag, 17 maart 2003 in het gebouw van het zwembad de Welle te Drachten. (…) Ik zat voor het raam en keek uit over de ruimte/parkeerplaats aan de achterzijde van het gebouw. Ik zag de bus van JAVO tours aankomen. (…) De bus kan door zijn lengte de draai niet in een keer maken en moest dus steken. Ik zag dat er op het moment dat de bus, met een cirkel aan kwam rijden er nog geen kinderen buiten stonden. De bus staat nu met de voorkant naar het clubhuis toe. Ik zag dat de bus achteruit stak, naar links toe. Dit is voor mij gezien naar rechts toe. Ik zag dat de bus stopte en heel rustig, stapvoets vooruit naar rechts ging. Op dat moment, terwijl de bus nog rijdt, zag ik dat er een hele horde kinderen zonder leiding de deur uit renden. Voorop zag ik dat er een klein jongetje liep. Ik zag dat dit jongetje, dat harder liep dan de bus ging, vlak voor de bus langs liep. Ik zag dat de rest van de kinderen ruimer voor de bus langs liepen. Verder zag ik dat een aantal kinderen aan de linkerkant van de bus liepen en dat er een aantal kinderen achter de bus langs liepen. Het waren opeens allemaal kinderen. Toen dit jongetje voor de bus langs liep om aan de andere zijde van de bus te komen. Als ik moet schatten, denk ik dat hij ongeveer 75 cm van de bus afliep. Naar mijn optiek heeft de buschauffeur dit jongetje niet kunnen zien. Vlak nadat het jongetje dat voor de bus langsliep uit zijn zicht was verdwenen, stopte de bus, In eerste instantie dacht ik dat iedereen nu gewoon in zou stappen, tot ik ineens iemand met een brancard zag lopen. (…) Ik heb niet precies kunnen zien hoe het ongeval heeft plaatsgevonden, ik heb wellicht de aanleiding hiertoe gezien. Naar mijn optiek had de leiding van de kinderen de kinderen beter onder toezicht moeten houden.
2.5. Blijkens een proces-verbaal van verhoor verdachte heeft [buschauffeur], buschauffeur, op 17 maart 2003 onder meer het volgende verklaard:
(…) Ik was mooi op tijd. (…) aan de achterzijde van het zwembad is een soort ronde parkeerplaats. Ik reed via de linkerzijde van deze parkeerplaats en stuurde vervolgens scherp naar rechts met de neus naar het zwembad. Ik zette de bus in de achteruit tot ik niet verder kon. Daarna reed ik weer vooruit tot ik midden op de parkeerplaats tot stilstand kwam. Voor het achteruitrijden zag ik een groepje van 4 a 5 kinderen hardlopend het zwembad uitkomen. Ik zag dat ze op het trottoir voor de aldaar aanwezige paaltjes bleven staan. Ik zag vervolgens dat een paar kinderen weer naar binnen gingen. Hierna ging ik achteruit met de bus. Ik zag dat de eerder genoemde kinderen op het trottoir bleven staan. Ik zag geen schoolleiding buiten staan. Hierna reed ik weer vooruit. Ik heb toen geen kinderen gezien. Toen ik bijna stil stond, stuurde ik de wielen nog naar rechts, met de bedoeling om gemakkelijker weg te rijden. Hierna ben ik gestopt. Ik wilde de deur openen en zag toen twee jongetjes bij de passagiersingang rechtsvoor staan. Zij gebaarden me en ik hoorde dat ik terug moest rijden. Ik reed toen een halve meter terug. Ik had het idee dat ik ergens op stond, omdat de kinderen het zeiden. (…)
2.6. Blijkens een proces-verbaal van verhoor getuige, heeft [broer slachtoffer], de op dat moment 11-jarige broer van [slachtoffer] op 14 mei 2003 onder meer het volgende verklaard:
(…) Wij stonden in de hal te wachten op de bus. De bus kwam er net aanrijden en toen gingen wij allemaal naar buiten. Ik stond samen met mijn broertje [slachtoffer] in de rij. Wij stonden vrij achteraan in de rij. De juf was op dit moment niet in de hal aanwezig. Toen de voorsten naar buiten gingen, liepen mijn broertje en ik er achteraan. De bus reed op dit moment nog naar voren. Ik liep met mijn broertje achter de bus langs naar de deur van de bus om in de bus te kunnen gaan zitten. Ik zag dat [slachtoffer] dicht bij de bus stond, ter hoogte van de deur. Hij stond ongeveer een meter van de bus af. Ik zag dat er een hele groep andere kinderen, ongeveer 15, daar ook stonden. Iedereen wil altijd als eerste de bus in. Ik zag dat het groepje als geheel begon te duwen. Ik zag dat doordat er zo geduwd werd dat [slachtoffer] aan werd geduwd. Ik zag dat het voorwiel buiten de omlijning van de bus stak. Ik zag dat [slachtoffer] met zijn hak van volgens mij zijn linkerbeen tegen het wiel aan kwam. Ik zag dat [slachtoffer] struikelde. Vervolgens zag ik dat hij viel en dat het wiel tegen zijn been aan stond. Ik zag dat het wiel iets draaide en dat het wiel over de lengte van het bovenbeen van mijn broertje reed. Ik heb de buschauffeur gewaarschuwd zowel verbaal als met gebaren dat hij achteruit moest gaan. (…).
2.7. Blijkens een proces-verbaal van verhoor getuige, heeft [getuige 2], leerkracht van de school, op 20 mei 2003 onder meer het volgende verklaard:
(…) Op maandag 17 maart 2003, omstreeks 11.30 uur was ik in het zwembad "De Welle" te Drachten met de groepen 3, 4 en 5 van voornoemde school. Tesamen zijn dat ongeveer 40 leerlingen. Ik was samen met een stagiaire. Een leerkracht is voldoende volgens het protocol, als er aanvulling is met ouders in het zwembad. Op die dag waren er ook nog twee ouders bij. Wij waren dus met z'n vieren. Tijdens het zwemmen was een leerlinge gevallen. Zij voelde zich niet lekker. In de kleedkamer heb ik met de twee aanwezige ouders besloten dat ze naar huis mocht. Wij waren in de gang nog de laatste details aan het bespreken, hoe het kind naar huis moest. Ik stond toen ongeveer een meter of 5 van de buitendeur af. De stagiaire stond dichter bij de uitgang. Ik zag en hoorde dat de stagiaire de kinderen twee aan twee in de rij zette. Ik hoorde dat de stagiaire tegen de kinderen zei: ga maar in de rij staan. Mogelijk hebben de eerste kinderen de woorden ga maar begrepen als toestemming om naar buiten te gaan. Ik was verbaast dat ik op een gegeven moment de kinderen buiten zag lopen. De kinderen wachten altijd op mijn teken om naar buiten te gaan. Ik ben toen naar buiten gerend om ze terug naar binnen te halen. Ik denk dat er minstens 10 kinderen naar buiten waren gerend. Toen ik buiten kwam, hoorde ik dat een leerling onder de bus was gekomen. Toen ik nog binnen stond, zag ik een groepje voor- en een groepje achter de bus langs lopen/rennen. De leerlingen die buiten waren, renden toen meteen weer naar binnen toen het gebeurd was. (…) Ik heb het idee dat de bus er normaliter eerder staat. Alleen deze dag zag ik dat de bus nog aan het draaien was. Dat heb ik nog nooit eerder gezien.
2.8. Blijkens een proces-verbaal van verhoor benadeelde/slachtoffer, heeft [slachtoffer] op 20 mei 2003 onder meer het volgende verklaard:
(…) Ik stond in een rij binnen in de hal te wachten. We stonden twee aan twee. Ik stond met iemand anders als tweede in de rij. Ik stond met iemand als tweede in de rij achter mijn broer [broer slachtoffer]. De buitendeur stond open. Er was geen juf bij. Juf hielp andere kinderen in de kleedkamer. Toen de bus al bijna gedraaid was, zijn alle kinderen naar buiten gerend. De meeste kinderen renden toen voor de bus langs. Een paar kinderen en ik renden achter de bus langs. De bus reed toen nog achteruit. Ik liep naar de voorste passagiersingang ter hoogte van de zitplaats van de chauffeur. Bij de passagiersingang stonden al meerdere kinderen. De ingang was nog dicht. Op een gegeven moment kwam ik klem te zitten met mijn rechtervoet onder het rechtervoorwiel van de bus. Hierdoor kwam ik ten val. Ik viel op mijn rug. De spatlap van de bus schuurde over mijn buik. Ik weet niet meer hoe, maar ik kwam met mijn rechterbovenbeen onder het rechtervoorwiel van de bus. (…) Op een gegeven moment stond de bus stil, terwijl ik met mijn been vast zat. Mijn broertje en een vriendje hebben toen de chauffeur verteld dat hij terug moest rijden. (…) Juf heeft wel eens verteld dat we binnen moesten wachten in de hal van het zwembad en op haar moesten wachten voor we naar buiten gingen. Meestal wachten we op een seintje van juf. We zijn ook wel vaker zonder toestemming naar buiten gelopen.
2.9. In een proces-verbaal van Verkeersongevalsanalyse van 22 mei 2003 is onder meer het volgende vermeld:
(…)
7. EINDCONCLUSIE
7.1. Vermoedelijke toedracht
Het ongeval is ontstaan op het moment dat de autobus op het parkeerplein met een ruime boog rechtsom keerde, waarbij naar alle waarschijnlijkheid meerdere kinderen direct rechts naast de autobus zich hebben opgehouden. Hierbij is een van deze kinderen tijdens een voorwaartse beweging naar rechts -waarbij de voorwielen van de autobus naar rechts stonden ingestuurd- tegen en/of deels onder het rechtervoorwiel van de autobus geraakt. Het slachtoffer liep ten gevolge van deze aanrijding voornamelijk aan het rechterbovenbeen ernstig beenletsel op. Mogelijk heeft het kind met zijn been geheel of gedeeltelijk min of meer bekneld gezeten tussen het naar voren draaiend rechtervoorwiel en de daarbij behorende wielkast van de autobus. Mogelijk door de snelle reactie van de bestuurder kon erger voorkomen worden. Bedoelde kinderen hebben vermoedelijk zonder toestemming en zonder toezicht van de aanwezige leiding aldaar het zwembadcomplex verlaten en zijn bij zien van de naderende autobus direct het parkeerterrein opgelopen en hebben zich rondom de bus opgehouden. Deze kinderen zijn volgens de verklaring van de bestuurder wel door hem opgemerkt. Het slachtoffer welke zich direct rechts naast de bus ophield heeft hij echter niet waargenomen. Gelet op het gezichtsveld van met name de rechterbuitenspiegels is het zeer waarschijnlijk dat het kind in een zodanige positie heeft gestaan dat deze niet door de bestuurder waar te nemen is geweest in verband met de hiervoor beschreven dodehoek van de spiegels. De verplicht aanwezige spiegels van de autobus waren op de juiste wijze ingesteld waarbij de bestuurder in normale rijhouding de vereiste gezichtsvelden, zoals bepaald in artikel 5.3.45a van het Voertuigenreglement, kon overzien. De snelheid van de autobus moet ten tijde van het ongeval zeer gering zijn geweest gelet op snelheidsregistratie en tachograafschijf.
2.10. In het op de onderhavige situatie van toepassing zijnde protocol "Schoolzwemmen en veiligheid" is onder meer het volgende bepaald:
(…)
5. BESCHRIJVING VAN DE VERANTWOORDELIJKHEDEN
Vervoer naar zwembad: school
Dit onderdeel wordt in opdracht van de school door een professionele organisatie uitgevoerd. De groepsleerkrachten houden de veiligheid van het vervoer in de gaten. Hierbij moet je denken aan:
* Ordelijk instappen.
(…)
* Toezicht in hal.
(…)
2.11. In de op de onderhavige situatie van toepassing zijnde "Afspraken schoolzwemmen in DE WELLE" is onder meer het volgende bepaald:
(…) Belangrijk is dat het schoolbestuur zal moeten zorgen voor voldoende toezicht vanuit de school zelf, door de groepsleerkracht. Als werknemer van het schoolbestuur dient de groepsleerkracht alles te doen wat in zijn/haar vermogen ligt om ongelukken te voorkomen met de aan hem toevertrouwde leerlingen. Dit houdt onder meer in dat hij/zij voldoende toezicht moet houden tijdens de busrit en voor, tijdens en na het zwemmen. Het moet echter wel in de macht liggen van de groepsleerkracht om gevaarlijke situaties te kunnen beoordelen en te voorkomen alvorens hem/haar een fout kan worden aangerekend. (…)
2.12. De bus behoorde toe aan de besloten vennootschap JAVO B.V.. Ten tijde van het ongeval was JAVO B.V. tegen het risico van wettelijke aansprakelijkheid verzekerd bij Fortis (destijds: de naamloze vennootschap N.V. Verzekeringsmaatschappij Woudsend AO 1816). De ouders van [slachtoffer] hebben JAVO B.V./Fortis op 19 mei 2003 namens [slachtoffer] aansprakelijk gesteld voor de schade die door het ongeval is ontstaan. Omdat de verhouding tussen [slachtoffer] en JAVO B.V./Fortis wordt bepaald door artikel 185 WVW en [slachtoffer] destijds 10 jaar oud was en hem geen opzet of aan opzet grenzende roekeloosheid kan worden verweten, heeft Fortis op grond van de zogenaamde 100%-regel uit hoofde van vorenbedoelde WAM-verzekeringsovereenkomst aan [slachtoffer] een bedrag van € 30.717,38 uitgekeerd.
3.1. Fortis vordert dat de rechtbank bij vonnis:
1. zal verklaren voor recht dat de school op grond van de artikelen 6:10, 6:102 en 6:101 is gehouden om de schade die tengevolge van het ongeval van 17 maart 2003 is ontstaan en voor vergoeding in aanmerking komt, volledig te dragen, althans een zodanig gedeelte daarvan als door de rechtbank in goede justitie te bepalen, met veroordeling van de school in de kosten van het geding, zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad;
2. zal verklaren voor recht dat de school bij een gedeeltelijke aansprakelijkheid is gehouden een evenredig deel te dragen van demogelijk alsdan nog door Fortis te maken kosten met betrekking tot de inschakeling van een interne of externe expert voor de schaderegeling.
3.2. De school voert verweer. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
4. Het geschil en de beoordeling daarvan
4.1. Fortis heeft aangevoerd dat de school op grond van de artikelen 6:162, 6:170 en/of 6:171 Burgerlijk Wetboek aansprakelijk is voor de door [slachtoffer] als gevolg van het ongeval geleden schade. De school, respectievelijk (één van de) door haar aangewezen toezichthouders -te weten de groepsleerkracht, de stagiaire en twee ouders- heeft haar bijzondere zorgplicht jegens [slachtoffer] als leerling van de school geschonden. De school heeft onvoldoende toezicht gehouden in de hal van het zwembadcomplex op het moment dat de kinderen gedoucht en aangekleed waren en stonden te wachten op de bus. De school heeft niet alles gedaan wat in haar vermogen lag om ongelukken met de aan hen toevertrouwde jonge kinderen te voorkomen. [slachtoffer] kon immers voortijdig naar buiten gaan zonder dat hij is tegengehouden. Volgens Fortis had dit voorkomen kunnen worden indien één van de toezichthouders voor de deur was gaan staan. Er was echter slechts één toezichthouder in de hal aanwezig (te weten de stagiaire), welke toezichthouder niet voor de deur stond. Bovendien zijn de toezichthouders niet in staat gebleken er op toe te zien dat alle leerlingen zo snel mogelijk na de “uitbraak” weer van de openbare weg afkwamen.
De schending van de zorgplicht is de school volgens Fortis toe te rekenen: het gevaar was kenbaar en vermijdbaar.
4.2. De school betwist dat zij haar bijzondere zorgplicht jegens [slachtoffer] heeft geschonden. Hooguit is er volgens de school sprake van een ongelukkige samenloop van omstandigheden. De school heeft voldoende voorzorgsmaatregelen, afspraken, beleid c.q. protocol opgesteld en nageleefd en erop toegezien dat voorgaande maatregelen c.q. afspraken werden nageleefd. Het was volgens de school ook niet waarschijnlijk c.q. voorzienbaar dat een ongeval zoals het onderhavige zich zou voordoen; de bus stond normaal gesproken altijd al stil op het moment dat de kinderen het zwembadcomplex verlieten. Van een stilstaande bus is geen gevaar te verwachten. Ook had geen enkele maatregel van de school het ongeval kunnen voorkomen. Het enkele feit dat het ongeval heeft plaatsgevonden maakt het gedrag van de school nog niet onrechtmatig. Niet op alle mogelijke gevaren kan worden geanticipeerd en niet alle mogelijke gevaren kunnen worden voorkomen. De op de school rustende bijzondere zorgplicht houdt niet in dat op elk kind direct toezicht wordt gehouden, aldus de school. Volgens de school heeft zij c.q. de groepsleerkracht, de stagiaire, en/of de twee ouders, op een gebruikelijke en verantwoorde wijze toezicht gehouden. De kinderen weten dat zij pas naar buiten mogen gaan wanneer daartoe een sein is gegeven. Mogelijk heeft [slachtoffer] het signaal “ga maar in de rij staan” verkeerd opgevat en is hij naar buiten gehold. De stagiaire was in de buurt van de buitendeur aanwezig, terwijl de groepsleerkracht (en twee ouders) op slechts enkele meters afstand stonden. Desondanks kon niet verhinderd worden dat (onder meer) [slachtoffer] naar buiten holde. Meteen nadat de groepsleerkracht had waargenomen dat er kinderen buiten waren, is ze naar buiten gerend om ze naar binnen te brengen.
4.3. Aansprakelijkheid school
4.3.1. De rechtbank stelt voorop dat op een school een bijzondere zorgplicht rust ten aanzien van de gezondheid en de veiligheid van de leerlingen die aan haar zorg zijn toevertrouwd en onder haar toezicht staan. Het enkele feit dat het ongeval heeft plaatsgevonden impliceert echter nog niet dat de school haar bijzondere zorgplicht heeft geschonden. Deze bijzondere zorgplicht impliceert bovendien niet -zoals de school terecht heeft aangevoerd- dat steeds op elk kind direct toezicht wordt gehouden zodanig, dat elke onregelmatigheid direct wordt opgemerkt en direct kan worden ingegrepen.
4.3.2. In het onderhavige geval heeft het kunnen gebeuren dat een groep jonge leerlingen -waaronder de 10-jarige [slachtoffer]- naar buiten is gehold zonder dat dit door één van de door de school ingeschakelde toezichthouders is opgemerkt. Uit de getuigenverklaring van leerkracht [getuige 2] volgt immers dat zij op een gegeven moment kinderen buiten zag lopen. Hieruit kan worden afgeleid dat zij niet heeft waargenomen dat de kinderen door de buitendeur naar buiten waren gehold. Toen zij buitenkwam, had het ongeval reeds plaatsgevonden. Gesteld noch gebleken is dat één van de overige toezichthouders heeft waargenomen dat de kinderen het zwembadcomplex verlieten en/of dat zij op een eerder moment dan [getuige 2] naar buiten zijn gegaan om de kinderen weer naar binnen te brengen. Uit de diverse getuigenverklaringen leidt de rechtbank af dat de groep leerlingen die het zwembadcomplex is uitgerend uit ongeveer 10 tot 15 leerlingen bestond. Gesproken wordt immers over “een hele horde kinderen”, “het waren opeens allemaal kinderen”, “ongeveer 15”, “minstens 10 kinderen” en “alle kinderen”. Alleen buschauffeur [buschauffeur] spreekt over een groepje van 4 à 5 kinderen. Vast staat echter dat [buschauffeur] in ieder geval [slachtoffer] niet heeft opgemerkt, zodat de groep kinderen groter zal zijn geweest dan [buschauffeur] heeft aangegeven. De omstandigheid dat een dergelijke grote groep jonge kinderen ongemerkt naar buiten heeft kunnen rennen, te weten naar het parkeerterrein van het zwembadcomplex waarbij af en aan rijdende auto’s en bussen zijn te verwachten, maakt dat de school niet aan haar bijzondere zorgplicht heeft voldaan. Fortis heeft terecht gesteld dat het ongeval voorzienbaar was gelet op de af en aan rijdende auto’s/bussen. Bovendien was het ongeval vermijdbaar. Ter voorkoming van het ongeval was het niet nodig dat op elk kind direct toezicht werd gehouden. Voldoende was dat één van de toezichthouders zodanig voor de buitendeur die naar het potentiële gevaar leidde, was gaan staan, dat het niet mogelijk zou zijn geweest dat een dergelijke grote groep jonge kinderen naar buiten zou zijn gehold, althans dat dit direct zou zijn opgemerkt, waarna direct ingegrepen had kunnen worden. De rechtbank acht de school dan ook (mede)aansprakelijk voor het door [slachtoffer] overkomen ongeval.
4.4.1. Wat betreft de onderlinge draagplicht tussen Fortis -als verzekeraar van de eigenaar van de onderhavige bus- en de school, stelt Fortis zich op het standpunt dat de school geheel, dan wel voor het grootste gedeelte draagplichtig is.
4.4.2. De school heeft hiertegen aangevoerd, dat de fout van de buschauffeur zoveel ernstiger is dan die van de school, dat het causale verband tussen de schending van de zorgplicht door de school en het ongeval ontbreekt. De school betwist dan ook dat zij gehouden is alle, dan wel een deel van de schade te dragen.
4.4.3. Door de schending door de school van haar bijzondere zorgplicht, is het mogelijk geworden dat een groep jonge kinderen -waaronder [slachtoffer]- het parkeerterrein van het zwembadcomplex oprende. Het risico dat zich een verkeersongeval zou voordoen is hierdoor in aanmerkelijke mate verhoogd, welk risico zich ook daadwerkelijk heeft verwezenlijkt. Het toezicht door de school diende er juist toe -zoals Fortis terecht heeft opgemerkt- om te voorkomen dat ongevallen zoals de onderhavige zich zouden voordoen.
4.4.4. Anderzijds is de rechtbank met de school van oordeel dat ook aan de buschauffeur een verwijt kan worden gemaakt. Weliswaar kan het zo zijn dat [slachtoffer] voor de buschauffeur vanuit de chauffeurszitplaats niet zichtbaar was omdat [slachtoffer] zich in de zogenaamde dode hoek bevond, maar de buschauffeur weet, althans behoort te weten dat er sprake is van een dergelijke dode hoek. De buschauffeur had volgens zijn eigen verklaring kinderen hardlopend het zwembad zien uitkomen, zonder dat er schoolleiding in de buurt was. De buschauffeur had onder die omstandigheden rekening dienen te houden met de mogelijkheid dat er eveneens een kind, dan wel meerdere kinderen niet direct zichtbaar voor hem zouden zijn vanwege de dode hoek. Hij had zich daarvan op eenvoudige wijze kunnen vergewissen, bijvoorbeeld door voorover te buigen vanaf zijn zitplaats, dan wel door op te staan en eventueel naar buiten te gaan.
4.4.5. Naar het oordeel van de rechtbank kan niet gezegd worden dat het verwijt dat aan de school kan worden gemaakt groter dan wel kleiner is dan dat aan de buschauffeur kan worden gemaakt. Gelet hierop is de rechtbank van oordeel dat zowel Fortis als de school voor de helft van de schade van [slachtoffer] draagplichtig is. De door Fortis gevorderde verklaring voor recht zal dan ook in die zin worden toegewezen. Omdat de school geen verweer heeft gevoerd tegen de door Fortis gevorderde verklaring voor recht dat de school tevens een evenredig deel dient te dragen van de nog door Fortis te maken kosten met betrekking tot de inschakeling van een interne of externe expert voor de schaderegeling, zal ook dat gedeelte van de vordering worden toegewezen en wel in die zin dat de school ten aanzien van die nog te maken kosten eveneens voor 50% draagplichtig is.
4.5. In de omstandigheid dat het gevorderde deels zal worden toegewezen, vindt de rechtbank aanleiding de school in de proceskosten te veroordelen. Fortis was immers genoodzaakt de vordering in te stellen, nu de school kennelijk niet in der minne bereid was om aansprakelijkheid en draagplichtigheid te erkennen.
5.1. verklaart voor recht dat de school gehouden is om de helft van de schade die [slachtoffer] tengevolge van het ongeval van 17 maart 2003 heeft geleden en die voor vergoeding in aanmerking komt, te dragen;
5.2. verklaart voor recht dat de school de helft van de mogelijk nog door Fortis te maken kosten met betrekking tot de inschakeling van een interne of externe expert voor de schaderegeling, dient te dragen;
5.3. veroordeelt de school in de kosten van het geding, aan de zijde van Fortis begroot op € 315,32 aan verschotten en € 904,00 aan salaris procureur;
5.4. verklaart de veroordeling sub 3 uitvoerbaar bij voorraad;
5.5. wijst af het anders of meer gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. J. de Vroome en in het openbaar uitgesproken op 29 november 2006.?