ECLI:NL:RBLEE:2006:AZ2983

Rechtbank Leeuwarden

Datum uitspraak
24 november 2006
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
78542 / KG ZA 06-303
Instantie
Rechtbank Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Geschil tussen buren over geluidsoverlast door wasmachine en droger

In deze zaak, die zich afspeelt tussen buren in Workum, hebben eisers een kort geding aangespannen tegen gedaagden vanwege vermeende geluidsoverlast door het gebruik van een wasmachine en droger tijdens de nachtelijke uren. Eisers vorderen dat gedaagden wordt verboden om tussen 22.00 uur en 08.00 uur deze apparaten te gebruiken, op straffe van een dwangsom. De advocaat van eisers, mr. H.A. de Boer, heeft gedaagden eerder gesommeerd om te stoppen met het nachtelijk gebruik van de wasmachine en droger, omdat dit de nachtrust van eisers zou verstoren. Gedaagden, vertegenwoordigd door mr. G.J.P.M. Grijmans, ontkennen echter dat zij regelmatig 's nachts gebruik maken van deze apparaten en stellen dat het slechts enkele keren is voorgekomen, onder bijzondere omstandigheden.

De voorzieningenrechter heeft de zaak op 10 november 2006 behandeld en op 24 november 2006 uitspraak gedaan. De rechter overweegt dat de vordering van eisers onvoldoende onderbouwd is. Er is geen overtuigend bewijs geleverd dat gedaagden onaanvaardbare overlast veroorzaken. De Woningbouwvereniging heeft verklaard dat andere buren geen hinder ondervinden van gedaagden, wat de claims van eisers verder ondermijnt. De rechter concludeert dat het wonen naast elkaar een zekere mate van overlast met zich meebrengt die buren moeten dulden, en dat eisers niet hebben aangetoond dat de overlast onrechtmatig is.

Uiteindelijk wijst de voorzieningenrechter de vorderingen van eisers af en veroordeelt hen in de proceskosten, die aan de zijde van gedaagden zijn begroot op EUR 1.064,00. Dit vonnis is openbaar uitgesproken door mr. I.M. Dölle, met griffier mr. B. Poiesz aanwezig.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK LEEUWARDEN
Sector civiel recht
zaaknummer / rolnummer: 78542 / KG ZA 06-303
Vonnis in kort geding van 24 november 2006
in de zaak van
1. [eiseres],
wonende te Workum,
2. [eiser],
wonende te Workum,
eisers,
procureur mr. H.A. de Boer,
tegen
1. [gedaagde sub 1],
wonende te Workum,
2. [gedaagde sub 2],
wonende te Workum,
gedaagden,
procureur mr. G.J.P.M. Grijmans.
Partijen zullen hierna [eisers] en [gedaagden] genoemd worden.
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding;
- de mondelinge behandeling op 10 november 2006;
- de pleitnota van [gedaagden].
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De feiten
2.1. [eisers] en [gedaagden] zijn buren. Hun woningen grenzen direct aan elkaar.
2.2. [gedaagden] zijn in het bezit van een wasmachine en een droger, die in een aangebouwde berging in de tuin van [gedaagden] staan. [eisers] hebben [gedaagden] meermalen te kennen gegeven hinder te ondervinden van het geluid van de wasmachine en de droger.
2.3. Woningbouwvereniging Zuidwest Friesland (hierna: de Woningbouwvereniging) heeft [gedaagden] bij brieven van 6 januari 2006 en 1 februari 2006 op de hoogte gesteld van de klachten van [eisers] en [gedaagden] verzocht om tussen 22.00 uur 's avonds en 08.00 uur 's ochtends geen gebruik te maken van de wasmachine en droger.
2.4. De advocaat van [eisers], mr. H.A. de Boer, heeft [gedaagden] bij brief van 2 juni 2006 gesommeerd niet meer 's nachts te wassen en/of drogen. De inhoud van deze brief luidt onder meer:
"Er is sprake van een lange reeks van overlast, welke u cliënten bezorgd heeft.
Thans laat u 's nachts de wasmachine en de droger draaien, zo lang dat de nachtrust van cliënte daardoor ontoelaatbaar wordt verstoord.
Hiermede handelt u onrechtmatig jegens cliënten.
Ik sommeer u derhalve mij binnen 3 dagen na heden te berichten dat u zult ophouden met het 's nachts draaien van was c.q. dat u de apparaten elders zodanig neerzet dat cliënten geen last meer hebben, bij gebreke waarvan ik een Kort Geding zal beginnen."
2.5. Bij brief van 9 november 2006 heeft de Woningbouwvereniging aan de advocaat van [gedaagden], mr. G.J.P.M. Grijmans, aangegeven dat de klachten met betrekking tot geluidsoverlast door [gedaagden] enkel afkomstig zijn van [eisers] en dat andere omwonenden geen hinder ondervinden.
"De klachten hebben betrekking op vermeend nachtelijk gebruik van de wasmachine en/of wasdroger door de familie [gedaagden]. Deze klachten waren uitsluitend afkomstig van de familie [eisers], of beter gezegd, van mevrouw [eiseres], [adres]. Om te beoordelen of hier sprake is van "buurtoverlast" hebben wij de andere buren van de familie [gedaagden] eveneens geconsulteerd. Deze betreffende buurman, [buurman], [adres] gaf ons kennen nooit overlast ondervonden te hebben van [gedaagden] (overdag niet maar ook zeker 's nachts niet)."
2.6. In een schriftelijke verklaring heeft zowel de buurman van [gedaagden] als ook de buurman van [eisers] te kennen gegeven geen overlast te ondervinden van [gedaagden].
3. De vordering
3.1. [eisers] vorderen, na vermindering en vermeerdering van eis, primair om [gedaagden], uitvoerbaar bij voorraad, te verbieden om in de periode tussen 22.00 uur en 8.00 uur hun wasgoed te wassen en/of te drogen, op verbeurte van een aan eisers te betalen dwangsom groot € 500,- voor iedere keer dat dit verbod door hen overtreden wordt, gedurende een periode van drie jaar vanaf de dag van uitspraak en subsidiair om [gedaagden] te verplichten in overleg te treden met [eisers] en de heer [medewerker] van Woningbouwvereniging Zuidwest Friesland om te onderzoeken hoe groot de geluidshinder is die ontstaat door de wasmachine van [gedaagden], met veroordeling van [gedaagden] in de proceskosten.
3.2. [gedaagden] voeren verweer. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
4. Het geschil en de beoordeling daarvan
4.1. [eisers] vorderen primair dat het [gedaagden] verboden wordt om tussen 22.00 uur en 08.00 uur gebruik te maken van de wasmachine en de droger. [eisers] hebben aan hun vordering ten grondslag gelegd dat [gedaagden] jegens hen onrechtmatig handelen, door 's nachts te wassen en te drogen. [gedaagden] hebben ter zitting uitdrukkelijk ontkend dat zij 's nachts de wasmachine laten draaien en gesteld dat het slechts één of twee keer is voorgekomen dat er 's nachts gewassen is.
4.2. Vooropgesteld dient te worden dat voor de toewijsbaarheid van een vordering als de onderhavige in voldoende mate aannemelijk moet zijn geworden dat er sprake is van onaanvaardbare, aan [gedaagden] toerekenbare overlast jegens [eisers]. Of er sprake is van onaanvaardbare overlast, hangt af van de individuele omstandigheden van het geval en kan sterk per geval en per persoon verschillen. Daarbij dient te worden opgemerkt dat het wonen in naast elkaar gelegen woningen een zekere mate van, in het algemeen maatschappelijk verkeer aanvaardbare, overlast oplevert, die buren van elkaar hebben te dulden. Of bepaalde overlast onrechtmatig en onaanvaardbaar is en wat buren van elkaar te dulden hebben, hangt mede af van de mate en de frequentie van de geluidsoverlast.
4.3. De voorzieningenrechter overweegt dat tegenover de niet onderbouwde stelling van [eisers], dat met name [eiseres] 's nachts hinder ervaart van het geluid van de wasmachine en de droger, de gemotiveerde ontkenning van [gedaagden] staat
's nachts gebruik te maken van genoemde apparatuur. [gedaagden] hebben in dat verband aangegeven dat zij in het begin van dit jaar één of twee keer 's nachts hebben gewassen, nadat één van de kinderen ziek was geworden, als gevolg waarvan het beddengoed gewassen moest worden. [gedaagden] hebben voorts gewezen op het feit dat zij gebruik maken van moderne was- en droogapparatuur, waarbij de hoeveelheid geluid nagenoeg te verwaarlozen is. Ten slotte hebben [gedaagden] gewezen op het feit dat overige omwonenden hebben verklaard geen geluidsoverlast van [gedaagden] te ondervinden en dat kennelijk ook de Woningbouwvereniging van mening is dat geen sprake is van onrechtmatige overlast, nu de Woningbouwvereniging geen stappen jegens [gedaagden] heeft ondernomen. Gelet op deze feiten en omstandigheden had het naar het oordeel van de voorzieningenrechter op de weg gelegen van [eisers] om gemotiveerd en onderbouwd aan te geven hoe vaak zij het geluid horen, hoe lang het duurt, als ook hoe hard dit geluid is. [eisers] hebben dit echter nagelaten. Zij hebben slechts de brieven van de Woningbouwvereniging van 6 januari 2006 en van 1 februari 2006 in het geding gebracht, als ook de door hun advocaat geschreven aanmaning van 2 juni 2006. Op grond van deze brieven kan echter niet geoordeeld worden dat [gedaagden] onaanvaardbare overlast veroorzaken.
4.4. Nu [eisers] onvoldoende aannemelijk hebben gemaakt dat door [gedaagden] 's nachts door het gebruik van de wasmachine en de droger geluid wordt veroorzaakt dat als onrechtmatige overlast kan worden beschouwd, dient de vordering te worden afgewezen.
4.5. Subsidiair hebben [eisers], na mondelinge vermeerdering van eis ter zitting, verzocht [gedaagden] te verplichten om in samenwerking met de Woningbouwvereniging de geluidsoverlast te onderzoeken. Volgens [eisers] kan het weigeren van overleg over de ontstane situatie door [gedaagden] als onrechtmatig worden beschouwd en is er een dusdanig spoedeisend belang bij opheffing van de huidige situatie, dat [gedaagden] tot overleg verplicht moeten worden. [gedaagden] hebben ten verwere aangevoerd dat zij al meerdere keren getracht hebben met [eisers] in overleg te treden, maar dat overleg niet mogelijk bleek door de houding van [eisers]. [gedaagden] hebben de voorzieningenrechter verzocht vonnis te wijzen.
4.6. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter kan het weigeren om in overleg te treden met de andere partij -na door diezelfde partij te zijn gedagvaard- niet als onrechtmatig worden beschouwd. De vordering dient derhalve als zijnde ongegrond te worden afgewezen.
4.7. [eisers] zullen als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van [gedaagden] worden begroot op:
- vast recht EUR 248,00
- overige kosten 0,00
- salaris procureur 816,00
Totaal EUR 1.064,00
5. De beslissing
De voorzieningenrechter
5.1. wijst de vorderingen af;
5.2. veroordeelt [eisers] in de proceskosten, aan de zijde van [gedaagden] tot op heden begroot op EUR 1.064,00;
5.3. verklaart dit vonnis wat betreft de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. I.M. Dölle en in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier mr. B. Poiesz op 24 november 2006.?