RECHTBANK LEEUWARDEN
Sector bestuursrecht
Procedurenummers: AWB 05/2345, 05/2346, 05/2379 en 05/2415
uitspraak van 14 november 2006 van de enkelvoudige kamer op grond van artikel 8:70 van de Algemene wet bestuursrecht
[eiseres], wonende te [woonplaats], eiseres, mr. M.H. Dedding, werkzaam bij ACP politie vakorganisatie,
[eiser 1], wonende te [woonplaats], eiser, gemachtigde: mr. M.H. Dedding, werkzaam bij ACP politie vakorganisatie,
[eiser 2], wonende te [woonplaats], eiser, gemachtigde: mr. G.M. Boerma, werkzaam bij ABVAKABO en
[eiser 3], wonende te [woonplaats], gemachtigde: mr. J.L. van der Meer, werkzaam bij CNV Publieke Zaak.
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Dongeradeel,
verweerder,
gemachtigden: P.A. Pietersma en J.W. van der Meer, werkzaam bij verweerder.
Procesverloop
Bij brieven van 14 november 2005 heeft verweerder eisers mededeling gedaan van zijn besluiten op bezwaar op grond van de Collectieve arbeidsvoorwaardenregeling en Uitwerkingsovereenkomst (CAR/UWO) betreffende de tijdelijke aanstelling van eisers.
Tegen deze besluiten hebben eisers beroep ingesteld.
De zaken zijn gevoegd behandeld ter zitting van de rechtbank, enkelvoudige kamer, gehouden op 16 oktober 2006. Eisers zijn verschenen, waarbij [eiser 2] is bijgestaan door mr. Boerma en [eiseres], [eiser 1] en [eiser 3] door mr. Van der Meer. Verweerder is bij bovengenoemde gemachtigden verschenen.
Motivering
Verweerder is samen met de colleges van burgemeester en wethouders van de gemeenten Achtkarspelen, Dantumadeel, Kollumerland c.a. en Tytsjerksteradiel een gemeenschappelijke regeling aangegaan voor de uitvoering van het Project Toezichthouders Noordoost Fryslân. Dit project heeft tot doel de veiligheid en leefbaarheid in de gemeenten te verbeteren door middel van de aanwezigheid van toezichthouders en het bieden van mogelijkheid tot scholing en opdoen van werkervaring aan werklozen.
In het kader van dit project is in 2004 een advertentie geplaatst waarin 11 toezichthouders worden gevraagd. Eisers hebben naar aanleiding van deze advertentie gesolliciteerd en zijn allen aangenomen voor de duur van één jaar met ingang van 1 juli 2004.
Bij besluiten van 25 mei 2005 heeft verweerder de aanstellingen van eisers verlengd voor de duur van het project, tot 1 juli 2007. Tegen deze besluiten hebben eiser bezwaar gemaakt en na behandeling door de bezwarencommissie personele aangelegenheden op 20 oktober 2005, heeft verweerder bij het thans bestreden besluit de bezwaarschriften in afwijking van het advies van deze commissie ongegrond verklaard. Verweerder heeft het advies eisers alsnog in vaste dienst aan te stellen niet overgenomen onder de overweging dat eisers in redelijkheid konden weten dat zij als voormalig WIW-er niet in aanmerking kwamen voor een vaste aanstelling. Verweerder verwijst daartoe mede naar het in art. 5 van de gemeenschappelijke regeling gemaakte onderscheid tussen de toezichthouders afkomstig uit de voormalige ID-regeling en de toezichthouders afkomstig uit de voormalig WIW-regeling.
Eisers bestrijden dit standpunt en stellen in nagenoeg gelijkluidende beroepschriften dat zij gelet op de advertentie, het aanstellingsbesluit en de gevoerde gesprekken er op mochten vertrouwen te worden aangesteld in vaste dienst. Zij betwisten dat ze redelijkerwijs hadden kunnen weten dat ze in tegenstelling tot de toezichthouders afkomstig uit de voormalig ID-regeling niet in aanmerking kwamen voor een vaste aanstelling bij goed functioneren.
In dit geding dient de vraag te worden beantwoord of het bestreden besluit in rechte stand kan houden. Hieromtrent wordt het volgende overwogen.
Art. 2:4 lid 1 CAR/UWO bepaalt dat een aanstelling vast of tijdelijk geschiedt. Art. 2:4:1 lid 1 CAR/UWO bepaalt dat de ambtenaar voor zijn indiensttreding kosteloos het bericht van de zijn aanstelling ontvangt. Dit bericht vermeldt ondermeer de aanstellingsgrond, indien de ambtenaar is aangesteld :
i in een tijdelijke aanstelling voor onbepaalde tijd;
ii voor de vervulling van een betrekking bij wijze van proef;
iii voor een project met een eenmalige en uniek karakter;
iv hoofdzakelijk ten behoeve van een wetenschappelijke of praktische opleiding of vorming;
v als vakantiekracht;
vi voor het verrichten van werkzaamheden in het kader van een door de overheid getroffen regeling, die het karakter draagt door een tijdelijk tewerkstelling de opneming in het arbeidsproces te bevorderen van personen , die behoren toe één of meer bepaalde groepen van werklozen;
vii als werkzoekende in tijdelijke dienst.
In art. 2 van de gemeenschappelijke regeling is aangegeven dat het project vooreerst loopt tot 1 juli 2007, waarna op basis van een evaluatie zal worden besloten over de continuering.
In art. 5 van de gemeenschappelijke regeling is bepaald dat de toezichthouders in dienst zijn van de gemeente Dongeradeel en dat de rechtspositieregelingen van die gemeente op hen van toepassing zijn. In dit artikel is voorts bepaald dat de toezichthouders afkomstig uit de voormalige ID-regeling worden aangesteld in vaste dienst voor onbepaalde tijd en de toezichthouders afkomstig uit de voormalige WIW-regeling in tijdelijke dienst voor bepaalde tijd voor maximaal de duur van het project.
Niet in geschil is dat in alle akten van benoeming van eisers is vermeld dat zij met ingang van 1 juli 2004 zijn benoemd in tijdelijke dienst, bij wijze van proef, tot 1 juli 2005. Voorts blijkt dat in de begeleidende brieven van 6 juli 2006 door verweerder is meegedeeld dat gedurende de periode van de tijdelijke aanstelling er geregeld evaluatiegesprekken gaan plaatsvinden en afhankelijk van het functioneren na de proefperiode de tijdelijke aanstelling wordt omgezet in een vaste aanstelling.
Volgens vaste jurisprudentie vloeit uit de omstandigheid dat een ambtenaar in tijdelijke dienst voor bepaalde tijd is aangesteld voort dat het bestuursorgaan niet gehouden is die aanstelling na afloop van de gestelde termijn te verlengen of om te zetten in een vaste aanstelling, tenzij er een verplichting bestaat tot voorzetting van het dienst verband, dan wel het niet verlengen in strijd zou komen met enige regel van ongeschreven recht.
Naar het oordeel van de rechtbank dient het beroep van eisers op het vertrouwensbeginsel te slagen, nu uit de aanstelling en de daarbij behorende begeleidende brief kan worden afgeleid dat daarin een ondubbelzinnige en ongeclausuleerde toezegging is neergelegd dat bij goed functioneren de aanstelling zal worden omgezet in een vaste aanstelling.
Verweerder heeft niet aannemelijk gemaakt dat het voor eisers van meet af aan duidelijk was of had kunnen zijn dat deze toezegging slechts zag op de maximale duur van het project. Daarbij overweegt de rechtbank dat een aanstelling voor de duur van een project per definitie een tijdelijke aanstelling is en geen vaste aanstelling kan zijn. De rechtbank ziet niet in dat eisers de door verweerder gehanteerde bewoording "vaste aanstelling" in de begeleidende brief van 4 juli 2004 hadden moeten begrijpen als "tijdelijke aanstelling voor de duur van het project". Ook het feit dat eisers wisten dat het een tijdelijk project betrof, maakt dit niet anders, aangezien ook de toezichthouders afkomstig uit de ID-regeling, die wel vast zijn aangesteld, werkzaam zijn in hetzelfde project. Zij zullen na afloop van dit project elders te werk worden gesteld.
Voorts kan het gegeven dat in de gemeenschappelijke regeling is bepaald dat toezichthouders afkomstig uit de voormalig WIW-regeling in tijdelijke dienst voor bepaalde tijd voor maximaal de duur van het project worden aangesteld niet afdoen aan het gerechtvaardigd vertrouwen. Naar het oordeel van de rechtbank bevat deze bepaling enkel de opdracht aan verweerder de geschikte kandidaten op deze wijze aan te stellen. Nu verweerder eisers niet overeenkomstig deze bepaling heeft aangesteld, heeft verweerder blijkbaar niet aan deze opdracht voldaan. Dit kan niet aan eisers tegengeworpen worden. Ook de tekst van de vacatureadvertentie acht de rechtbank niet doorslaggevend, aangezien daarmee slechts de sollicitatieprocedure is aangevangen. Een uiteindelijk aanstellingsbesluit kan immers afwijken van de bij de aanvang van de sollicitatieprocedure omschreven voorwaarden.
Nu het functioneren van eisers niet in geding is, is de rechtbank van oordeel dat de beroepen gegrond zijn en de bestreden besluiten voor vernietiging in aanmerking komt wegens strijd met art. 7:12 Algemene wet bestuursrecht (Awb).
Gelet op het vorenstaande en op het bepaalde in art. 8:74 lid 1 Awb dient gemeente Dongeradeel het door eisers gestorte griffierecht van totaal € 552,= te vergoeden.
Op grond van art. 8:75 Awb veroordeelt de rechtbank verweerder in de proceskosten. Overeenkomstig het bepaalde in het Besluit proceskosten bestuursrecht worden de beroepen van [eiseres] en [eiser 1] als samenhangende zaken beschouwd. De proceskosten inzake deze beroepen bedragen totaal € 644,= ter zake van door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand (beroepschriften 1 punt; verschijnen ter zitting 1 punt; gewicht van de zaak: gemiddeld; waarde per punt € 322,=). De proceskosten inzake het beroep van [eiser 2] bedragen totaal € 644,= ter zake van door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand (beroepschrift 1 punt; verschijnen ter zitting 1 punt; gewicht van de zaak: gemiddeld; waarde per punt € 322,=) en de proceskosten van [eiser 3 ] bedragen totaal ook € 644,= ter zake van door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand (beroepschrift 1 punt; verschijnen ter zitting 1 punt; gewicht van de zaak: gemiddeld; waarde per punt € 322,=) .
De rechtbank wijst de gemeente Dongeradeel aan als de rechtspersoon die deze kosten van totaal € 1932,= moet vergoeden.
- verklaart de beroepen gegrond en vernietigt de bestreden besluiten;
- bepaalt dat de gemeente Dongeradeel het betaalde griffierecht van totaal € 552,= aan eisers vergoedt;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eisers ten bedrage van totaal € 1932,=, aan eisers te vergoeden door gemeente Dongeradeel.
Aldus gegeven door mr. J. van Bruggen, rechter, en in het openbaar uitgesproken op 14 november 2006, in tegenwoordigheid van mr. M.A. Jansen als griffier.
w.g. M.A. Jansen
w.g. J. van Bruggen
Tegen deze uitspraak staat voor partijen het rechtsmiddel hoger beroep open. Gelijke bevoegdheid komt toe aan andere belanghebbenden, zulks behoudens het bepaalde in art. 6:13 juncto 6:24 Awb.
Indien u daarvan gebruik wenst te maken dient u binnen zes weken na de dag van verzending van de uitspraak een brief (beroepschrift) alsmede een afschrift van deze uitspraak te zenden aan:
de Centrale Raad van Beroep
Postbus 16002
3500 DA Utrecht
In het beroepschrift vermeldt u waarom u de uitspraak niet juist vindt.