Rechtbank Leeuwarden
Sector strafrecht
Uitspraak: 21 november 2006
Parketnummer: 17/880203-06
Vordering na voorwaardelijke veroordeling parketnummer 17/053134-04.
VONNIS van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats],
wonende te [adres].
De rechtbank heeft gelet op het ter terechtzitting gehouden onderzoek van 7 november 2006.
De verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. B. Klunder, advocaat te Leeuwarden.
Aan dit vonnis is een door de griffier gewaarmerkte fotokopie van de dagvaarding gehecht, waaruit de inhoud van de telastelegging geacht moet worden hier te zijn overgenomen.
In de telastelegging voorkomende schrijffouten of kennelijke misslagen worden verbeterd gelezen. De verdachte is hierdoor niet in zijn belangen geschaad.
De rechtbank is van oordeel dat het zwaar lichamelijk letsel onvoldoende is komen vast te staan. Weliswaar bevindt zich in het dossier een foto van het slachtoffer waarop is te zien dat hij diverse hechtingen heeft gekregen, maar uit de medische verklaring valt op te maken dat er sprake is van meerdere snijwonden in het gezicht met slechts gering bloedverlies. De ernst van het letsel, de aard van het medisch ingrijpen en uitzicht op (volledig) herstel (zie LJN AF1941) zijn de rechtbank onduidelijk gebleven. De verdachte moet daarom van het primair telastegelegde worden vrijgesproken.
De rechtbank acht het subsidiair telastegelegde bewezen, met dien verstande dat:
hij op 7 juli 2006 te Leeuwarden, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon, genaamd [slachtoffer], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet die [slachtoffer] met een glas in het gezicht heeft geslagen, althans met een glas in de hand een zwaaiende beweging heeft gemaakt waarbij verdachte het gezicht van die [slachtoffer] heeft geraakt, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
De verdachte zal van het meer of anders telastegelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Het bewezene levert op het misdrijf:
subsidiair Poging tot zware mishandeling.
De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.
De rechtbank neemt bij de bepaling van de hierna te vermelden strafsoort en strafmaat in aanmerking:
- de aard en de ernst van het gepleegde feit;
- de omstandigheden waaronder dit is begaan;
- de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken en deze naar voren komt uit het uittreksel uit het algemeen documentatieregister, het psychiatrisch briefrapport en het voorlichtingsrapport;
- de vordering van de officier van justitie tot veroordeling van verdachte terzake het primair telastegelegde tot een gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden waarvan 3 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren met als bijzondere voorwaarde reclasseringstoezicht alsmede toewijzing van de vordering tenuitvoerlegging.
De rechtbank heeft bewezen verklaard dat verdachte heeft gepoogd zijn slachtoffer zwaar lichamelijk letsel toe te brengen. Het strafbare handelen vond, zonder dat daartoe enige aanleiding was, plaats in de nachtelijke uren in een uitgaansgelegenheid, hetgeen betekent dat het uitgaand publiek, zoals veel vaker in het Leeuwarder uitgaanscircuit, kennis heeft moeten nemen van geweld.
Verdachte heeft door zijn handelen de lichamelijke integriteit van het slachtoffer aangetast en zich volkomen ontoelaatbaar gedragen.
Voor het toebrengen van lichamelijk letsel met behulp van een wapen -het glas dat verdachte heeft gebruikt- hanteert de rechtbank landelijke oriëntatiepunten op grond waarvan een gevangenisstraf voor de duur van negen maanden het uitgangspunt moet zijn. De rechtbank houdt bij de strafoplegging rekening met het gegeven dat er geen sprake is van een voltooid misdrijf, maar van een poging.
Als strafverzwarende omstandigheid weegt de rechtbank mee dat verdachte in de afgelopen vijf jaar meerdere keren is veroordeeld wegens geweldsdelicten.
Als strafverminderende omstandigheden weegt de rechtbank mee: de jeugdige leeftijd van verdachte en de negatieve en uitdagende houding van het slachtoffer tijdens de bewuste nacht.
De rechtbank heeft kennis genomen van het rapport van de reclassering en maakt de conclusie van het rapport, inhoudende dat verdachte ondersteuning behoeft op verschillende gebieden en dat die ondersteuning zou moeten plaatsvinden in een verplicht kader, tot de hare.
De rechtbank legt aan verdachte een deels voorwaardelijke gevangenisstraf op om verdachte op het goede spoor te houden en hem te weerhouden van het begaan van nieuwe strafbare feiten. De rechtbank zal daarbij, zoals reeds overwogen, de bijzondere voorwaarde van verplicht reclasseringscontact opleggen.
VORDERING NA VOORWAARDELIJKE VEROORDELING
Bij onherroepelijk geworden vonnis van 2 juni 2005, gewezen door de politierechter te Leeuwarden, is de verdachte veroordeeld tot -voor zover hier van belang- een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van één maand met een proeftijd van twee jaren. De proeftijd is ingegaan op 17 juni 2005. Bij vordering d.d. 9 oktober 2006 heeft de officier van justitie de tenuitvoerlegging gevorderd van de bij voormeld vonnis voorwaardelijk opgelegde straf.
Het hiervoor subsidiair bewezenverklaarde feit is door verdachte begaan voor het einde van de bij voormeld vonnis gestelde proeftijd. De rechtbank zal op grond daarvan de tenuitvoerlegging gelasten van de aan verdachte bij voornoemd vonnis van 2 juni 2005 voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf.
TOEPASSING VAN WETSARTIKELEN
De rechtbank heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14g, 45 en 302 van het Wetboek van Strafrecht.
DE UITSPRAAK VAN DE RECHTBANK LUIDT
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte primair is telastegelegd en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart het subsidiair telastegelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar in voege als voormeld en verdachte deswege strafbaar.
Veroordeelt verdachte te dier zake tot:
Een gevangenisstraf voor de duur van TWAALF MAANDEN.
Bepaalt, dat van deze gevangenisstraf een gedeelte, groot VIER MAANDEN niet zal worden tenuitvoergelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond, dat de veroordeelde zich voor het einde van een proeftijd, welke hierbij wordt vastgesteld op twee jaren, aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt of gedurende die proeftijd de hierna te vermelden bijzondere voorwaarde niet heeft nageleefd.
Stelt als bijzondere voorwaarde, dat de veroordeelde:
- zich bij het ingaan van de proeftijd meldt bij de Reclassering Nederland;
- ervoor zorgt dat hij gedurende de proeftijd bereikbaar is voor deze reclasseringsinstelling;
- zich gedurende de proeftijd gedraagt naar de voorschriften en aanwijzingen hem te geven door of namens genoemde reclasseringsinstelling.
Draagt genoemde reclasseringsinstelling op de veroordeelde bij de naleving van de voorwaarden hulp en steun te verlenen.
Beveelt, dat de tijd door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en/of voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is telastegelegd dan het bewezenverklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis.
Beslissing op de vordering na voorwaardelijke veroordeling onder parketnummer
17/053134-04:
Gelast de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf, voorzover voorwaardelijk opgelegd bij vonnis van de politierechter te Leeuwarden d.d. 2 juni 2005, te weten: een gevangenisstraf voor de duur van één maand.
Dit vonnis is gewezen door mr. B.J. de Jong, voorzitter, mr. M.J. Dijkstra en mr. H.R. Bax, rechters, bijgestaan door D.P. Postma-Westerhof, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 21 november 2006.
Mr. Bax is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.