RECHTBANK LEEUWARDEN
Sector kanton
zaak-/rolnummer: 196365 \ VZ VERZ 06-316
beschikking van de kantonrechter d.d. 19 oktober 2006
de vereniging met volledige rechtsbevoegdheid Fries Samenwerkingsverband Uitkeringsgerechtenden,
hierna te noemen: FSU,
gevestigd te Leeuwarden,
verzoekster,
gemachtigde: mr. P.R. van den Elst,
[verweerster],
hierna te noemen: [verweerster],
wonende te [woonplaats],
verweerster,
gemachtigde: mr. N.E. van Uitert.
1.1. FSU heeft bij verzoekschrift, ingekomen ter griffie op 23 mei 2006, verzocht de tussen haar en [verweerster] bestaande arbeidsovereenkomst te ontbinden op grond van gewichtige redenen in de zin van artikel 7: 685 BW. Vervolgens is de zaak enige keren aangehouden.
1.2. Het verweerschrift van [verweerster] is binnengekomen op 29 september 2006.
1.3. De behandeling ter terechtzitting heeft plaatsgevonden op 5 oktober 2006.
2.1. Als gesteld en erkend, dan wel als niet of onvoldoende weersproken, alsmede op grond van de in zoverre onbetwiste inhoud der overgelegde producties staat het volgende vast.
2.2. [verweerster] is sedert 1 januari 2006 in dienst bij FSU, laatstelijk in de functie van administratief medewerker 2, tegen een bruto salaris van € 1.984,65 per maand.
2.3. Naast [verweerster] werken er nog twee mensen in loondienst bij FSU, te weten de heer [a] (hierna te noemen [a]) en mevrouw [b] (hierna te noemen [b]). Het overig personeel bestaat uit circa 100 vrijwilligers.
2.4. FSU heeft op 6 en 7 april 2006 een tweedaagse conferentie georganiseerd. Tijdens deze conferentie is gebleken dat er tussen bepaalde bij FSU werkzame mensen conflicten bestonden. Voor het bestuur van FSU is dit reden geweest om een extern, onafhankelijk bureau in de arm te nemen, ten einde helder te krijgen wat er precies aan de hand was en wat er moest gebeuren om de situatie een andere wending te geven. Om inzicht te krijgen in de problematiek zouden de drie vaste medewerkers van FSU, waaronder [verweerster], vertrouwelijke gesprekken aangaan met het bureau.
2.5. Op 17 april 2006 heeft [verweerster] zich ziek gemeld. In de periode van 17 april tot eind april 2006 heeft FSU [verweerster] tot twee maal toe gevraagd haar medewerking te verlenen aan voornoemde gesprekken. Wegens haar ziekte heeft [verweerster] aan deze verzoeken geen gehoor gegeven.
De standpunten van partijen
3. FSU verzoekt om ontbinding van de arbeidsovereenkomst. FSU heeft daartoe gesteld dat [verweerster] tot twee maal toe niet is ingegaan op een uitnodiging om een gesprek te voeren over de ontstane conflictsituatie. Hierdoor is een onwerkbare situatie ontstaan.
4. [verweerster] betwist de noodzaak tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst en bestrijdt ten stelligste dat er sprake is van een onwerkbare situatie. Zij stelt dat zij zich op 17 april 2006 wegens privé omstandigheden ziek heeft gemeld. Hierdoor was zij niet in staat om gehoor te geven aan de verzoeken van FSU om gesprekken te voeren. Voorts heeft [verweerster] gesteld dat zij niets heeft te maken met het conflict, dat zich tussen [b] en [a] afspeelt.
De beoordeling van het geschil
5. De kantonrechter heeft zich ervan vergewist dat het verzoek geen verband houdt met het bestaan van een opzegverbod.
6. FSU heeft verzocht de arbeidsovereenkomst met [verweerster] te ontbinden en heeft de stelling dat het noodzakelijke vertrouwen in [verweerster] geschonden is, gebaseerd op het feit er een onwerkbare situatie is ontstaan doordat [verweerster] tot twee maal toe niet is ingegaan op een uitnodiging om een gesprek te voeren.
Dat FSU direct actie wilde ondernemen nadat zij met de conflictsituatie werd geconfronteerd, acht de kantonrechter alleszins begrijpelijk. Echter, het enkele feit dat een werknemer wegens ziekte in eerste instantie zich niet in staat voelt deel te nemen aan door de werkgever gewenste gesprekken, rechtvaardigt op zichzelf niet de conclusie dat de relatie tussen partijen dusdanig verstoord is geraakt dat continuering van de arbeidsovereenkomst redelijkerwijs niet meer mogelijk moet worden geacht. Dit geldt te meer nu de kantonrechter het begrijpelijk acht dat [verweerster] in eerste instantie geen gehoor heeft gegeven aan een oproep tot een gesprek. Immers, zij voelde zich hiertoe niet in staat door een ziekte die in de privé-sfeer gezocht moet worden. Zeker waar niet is komen vast te staan dat [verweerster] debet is geweest aan het ontstaan van de onderhavige conflictsituatie. Het niet ingaan op de gespreksuitnodiging van FSU kan dan ook niet als slecht werknemersschap worden aangemerkt.
Ten overvloede overweegt de kantonrechter dat FSU wel heel snel de conclusie heeft getrokken dat er een onwerkbare situatie was ontstaan, immers reeds na tien werkdagen (maandag 17 april tot en met vrijdag 28 april 2006). Dat het accent van de ziekmelding van [verweerster] hierdoor in de loop der tijd iets bijgesteld is, acht de kantonrechter begrijpelijk en kan [verweerster] niet worden verweten.
Nu FSU voor het overige geen andere feiten heeft aangevoerd die zouden kunnen leiden tot de conclusie dat de arbeidsrelatie dusdanig verstoord is dat continuering van de samenwerking niet meer mogelijk is, zal de kantonrechter het verzoek afwijzen.
7. De kantonrechter acht termen aanwezig om de proceskosten tussen partijen te compenseren.
Beslissing
De kantonrechter:
wijst het verzoek van FSU af;
compenseert de proceskosten zodanig dat iedere partij de eigen kosten draagt.
Aldus gegeven te Leeuwarden en in het openbaar uitgesproken op 19 oktober 2006 door mr. T.K. Hoogslag, kantonrechter, in tegenwoordigheid van de griffier.